Nieuws uit de parochie

Opstaan
zo 30 juli '23

Zondag 17 april 2022, Pasen (jaar C)

Een van de meest fascinerende ontdekkingen van onze tijd is er een -hoe kan het ook anders- van wetenschappelijke aard. Het gaat om de vaststelling dat hoe meer onze kennis van de werkelijkheid toeneemt, hoe meer het besef groeit dat de diepste werkelijkheid ontoegankelijk is voor ons verstand.
Omdat, als wij aan de kern van de werkelijkheid raken, alles “vloeibaar” lijkt.
Er lijken geen regels te bestaan, je kan er geen wetmatigheden uit opmaken.
Je kan er, zeggen Niels Bohr en Max Planck, alleen maar over spreken in poëtische taal, in beelden en metaforen. De wetenschap, zeggen zij, is in onze dagen aangekomen waar de religie begon. Het is een erg confronterend besef, want het betekent meteen het einde van het euforisch optimisme van de Verlichting.
Mocht het bij gelovige mensen echter vooral het besef versterken dat religieuze taal van in het begin en per definitie werkt met beelden, verhalen en metaforen.
Pasen bijvoorbeeld is geen Hollywoodiaans klank- en lichtspel.
Pasen is doordrongen worden van het immense besef dat de Man, die in verschrikkelijke pijnen geroepen had en gestorven was op het kruis, leeft, meer dan ooit. En dat in die Man, in die Jezus, God ons nu meer nabij is dan ooit tevoren.

RELATIE
Toen ik jong was, heb ik eens een eucharistieviering meegemaakt in het orthodoxe klooster van Chevetogne. Je weet dat in zo’n kerken het koor vaak door een muur van iconen afgescheiden is van de gelovigen. Alleen via een vrij kleine opening kan je het altaar nog zien en volgen wat zich daar afspeelt.
Maar bij de consecratie wordt zelfs die opening afgesloten.
Na afloop zei ik wat geërgerd tegen een monnik: “U maakt er toch wel een echte poppenkast van”. Maar de man glimlachte en zei: “Daarmee willen we zeggen: wat bij de consecratie gebeurt, het komen van Christus in ons midden, dat moet gebeuren in uw hart. Op het altaar valt niets te zien.”
Ik heb dat nooit meer vergeten.
En daar heb ik ook begrepen dat geloof geen verzameling is van meningen en regels, en dat het ook alleen maar kan doorgegeven worden door mensen die het beleven als een relatie met Jezus en met God. En dat is totaal wat anders dan het aannemen en doorgeven van Bijbelteksten waar men min of meer kan achter staan.

SECULARISATIE
Dat laatste heeft trouwens geen effect meer. Wij leven immers niet langer meer in wat men vroeger noemde: “De christenheid”. Onze maatschappij, onze cultuur en onze manier van leven zijn niet langer helemaal doordrongen van het geloof. Samenlevingen evolueren.
En bij ons in het Westen hebben Renaissance, Reformatie, Verlichting en Democratisering ons gebracht waar we nu zijn aangekomen: in onze hedendaagse seculiere maatschappij.
D.w.z. in een maatschappij waar samenleving en cultuur niet helemaal gedomineerd worden door 1 bepaalde politieke overtuiging, religie of ideologie.
Overigens ook niet toevallig, dat die evolutie naar een seculiere maatschappij zich uitgerekend in het christelijk deel van de wereld heeft afgespeeld.
Het evangelie leent er zich toe. Vele christenen hebben er heel bewust naartoe gewerkt en niemand van ons wil vandaag nog terug naar een soort Poetin-maatschappij, waar niemand zelf mag denken wat hij of zij wil.

NIEUW?
Ik zeg dat niet om te verdoezelen dat christenen het niet altijd gemakkelijk gehad hebben met die evolutie. Maar om te benadrukken dat wij die seculiere maatschappij van harte moeten omarmen om er ook ongeremd de vruchten van te kunnen plukken.
Ten eerste moeten wij er ons definitief een gedacht van maken dat die secularisatie onomkeerbaar is.
Als je alleen al ziet hoe de westerse wereld overspoeld wordt door miljoenen mensen met een ander geloof, dan besef je dat, in plaats van te jammeren, we de kansen moeten grijpen om op een heel nieuwe manier ons geloof te beleven én te verkondigen in de seculiere maatschappij. Precies zoals de eerste christenen dat deden in de voor hen vreemde Romeinse samenleving.
Maar dat kan alleen maar als wij het geloof terug zien als een persoonlijke relatie met God en het niet verder laten verschrompelen tot een moraal alleen.

“YES WE CAN”
Maar bovenal mogen wij ons niet laten verlammen door voortdurend te vergelijken met “vroeger”.
Door te jammeren over “vroeger zat het hele dorp in de kerk en werd elk kindje gedoopt”. Dat soort gedachten werkt onvoorstelbaar remmend, en is nergens voor nodig. Alles is totaal anders dan vroeger, en dus ook de kerkelijke situatie. Maar dat schept ook nieuwe kansen. Net zoals het dogmatisch geloof heeft ook het dogmatisch atheïsme duidelijk z’n beste tijd gehad.
Laten wij als christenen onze relatie met God terug verdiepen. Laten we Hem terug op het spoor komen in ons eigen leven en opnieuw enthousiast worden.
Wij kunnen terug mensen winnen voor het visioen van vrede, liefde en verbondenheid waar Jezus over sprak.
Wij kunnen als christenen opnieuw meer betekenen voor God en voor de mensen.
Een zalig Pasen.

(Ver)oordelen
zo 30 juli '23

Zondag 3 april 2022, 5de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het evangelie van vandaag brengt ons een hartverscheurend relaas.
Een vrouw is op heterdaad betrapt bij overspel en omdat overspel bij wet verboden is, wordt ze prompt voor de honden gegooid.
De honden, dat zijn hier een hoopje vuilbekkende mannen, opgetogen over de kans die ze hier krijgen om zich als rechtschapen en wetsgetrouw voor te doen.
Zijn ze dat ook? Natuurlijk niet. Mensen die rechtschapen leven hebben geen behoefte om op straat verontwaardigd staan te schreeuwen als anderen een misstap begaan.
Maar dit is een buitenkans, want ze hebben de wet mee.
Gesteund door die wet ontdekken al die mannen ineens hoe sterk ze zelf in hun schoenen staan tegenover die vrouw die ontrouw geweest is en buiten de lijntjes heeft gekleurd.
Zijzelf hebben dat natuurlijk nooit gedaan, althans voor zover bekend, en dús zijn ze deugdzaam.

EERLIJK
Jezus echter kent de mens door en door. Hij kent de aanvechtingen en bekoringen waar een mens moet mee leven.
Anders zou Hij niet geïncarneerd zijn, zou Hij niet menselijk zijn.
Niet van vlees en bloed.
En daarom kan Hij zeggen dat een man die begerig naar een vrouw kijkt in zijn hart al overspel met haar gepleegd heeft. Jezus weet hoe de mens in mekaar zit en daarom veroordeelt Hij ook nooit.
Jezus weet dat die mannen die daar staan te roepen en te schelden, de mannen-met-een-goed-geweten, ook overspeldromen beleven.
Hij weet dat wij allen in onze verbeelding partners liefkozen, die niet de onze zijn.
En Jezus doet dan een beroep op een eerlijk kijken naar jezelf.
Hij oordeelt niet of veroordeelt niet. Maar zijn beroep op het eerlijk kijken naar jezelf doet het “goed geweten” van die mannen ineenstorten.

MISBRUIK
Want elke vorm van openbare afkeuring en bestraffing, elke lynchpartij zeg maar, gaat ook altijd gepaard met hypocrisie en jaloezie.
Ook hier zal dat niet anders geweest zijn.
Een zootje ongeregeld wil hier een vrouw met stenen doodgooien, een vrouw die ze waarschijnlijk nauwelijks kennen. Jaloers op de man die haar “gehad” heeft? Of is het vooral angst omdat hun eigen vrouw ook wel eens voor zo’n kerel zou kunnen vallen? Gelukkig is er de wet, die hun wel zeer van pas komt.
En daarom is dit stukje evangelie ook een aanklacht tegen het misbruik dat mensen maken van wetten en regels. Wetten zijn er om het leven van mensen mogelijk te maken, te beschermen en te bevorderen.
Maar wetten kunnen ook misbruikt worden om het leven van anderen te beknotten, te verzuren, onmogelijk te maken.
Het kan je een bijzonder soort genoegen geven als je, gedekt door de wet, jezelf kan opwerpen als rechter en anderen gaat berispen, vernederen zelfs. “Meneer, je hebt zonet een papiertje laten vallen, raap het eens op a.u.b.”. Herken je dat? Als je goed kijkt en luistert, merk je heel wat anders dan bezorgdheid voor de natuur. Dat kan ver gaan.
Soms worden we door de overheid zelfs uitgenodigd om anderen te bespioneren en over te dragen. Dat is geen gezonde evolutie.
Dit evangelie gaat over de onmenselijke hardvochtigheid waaraan mensen zich kunnen overgeven als ze de wet, de traditie, de machthebbers achter zich weten.

DOODSBANG
Laten we terugkeren naar het bewuste tafereel.
Je ziet het zo voor je. De grootsprakerige mannen die zich voor één keer deftige geschokte burgers wanen. Scheldend, honend, vol misprijzen voor de vrouw.
De vrouw in al haar ellende, doodsbang, ze gaat dood gestenigd worden en er is niemand, geen familielid, geen vriend, niemand om haar te verdedigen.
Waar is haar minnaar eigenlijk? Dat haar man er niet is, is laf, maar je kan het nog begrijpen. Maar waar is haar minnaar? Hij zou daar kunnen komen zeggen dat hij van haar houdt. Maar ook hij laat haar stikken.
De vrouw staat daar ontzettend, verschrikkelijk alleen, doodsbang, radeloos.
En dan is er Jezus, die de moraalridders confronteert met wat er leeft in hun eigen hart. En ze druipen af.
Wij hebben gewoon niet te oordelen over anderen. We hebben dat recht niet en we zijn er ook niet voor bevoegd. We kúnnen zelfs niet eens oordelen.
Jaren geleden heeft een oude priester mij op zijn sterfbed op het hart gedrukt: je weet nooit alles. Het was zoiets als zijn testament voor mij als priester en als mens: “Oordeel nooit, je weet nooit alles”.

Vergevende liefde
zo 30 juli '23

Zondag 27 maart 2022, 4de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Vandaag lezen we de parabel van de verloren zoon of, zoals die tegenwoordig vaker genoemd wordt: de parabel van de barmhartige, de liefdevolle, vergevende Vader. Van alle vertellingen van Jezus is dit ongetwijfeld de meest kenmerkende parabel. Hoewel die van de Barmhartige Samaritaan wellicht de meest bekende is.
Wellicht heeft dat te maken met de hedendaagse verschuiving, ook bij gelovigen, van godsverbondenheid naar naastenliefde.
Als je bijvoorbeeld aan mensen vraagt wat nu het meest typisch christelijke is, dan zullen ze praktisch unaniem antwoorden: de liefde. De liefde van God en de liefde tussen de mensen. En dat is niet zo. Want de liefde van God en de liefde tot de naaste komen ook in veel andere godsdiensten, minstens gedeeltelijk, aan bod. Ik kan mij moeilijk inbeelden dat mensen uit andere godsdiensten en culturen ernstig kunnen bezig zijn met de godsvraag en niet die liefde van God op het spoor zouden komen.

CENTRAAL
Maar in geen enkele andere cultuur of godsdienst staat de vergevende liefde van God zo centraal als in het christendom. Mét daarbij de absolute plicht voor de gelovigen om ook zelf altijd te vergeven. Tot 70 keer 7 maal toe.
Dat is nergens anders zo dominant aanwezig.
Zelfs in onze rechtstaat, waar we terecht fier op zijn, loopt men niet zo hoog op met vergeving. Onze rechtspraak, die helemaal teruggaat op de Verlichting en de Code Napoleon, gaat over wetten die een rechtvaardige orde moeten in stand houden. En de overtreders ervan worden gestraft. Punt. Van vergeving is hier geen sprake.
Ik meen zelfs dat ook de meeste godsdiensten rechtvaardigheid en bestraffen van fouten (boetedoening) hoger inschatten dan vergeving.
Ik denk dat geen enkel systeem, burgerlijk of religieus, het begrip vergeving zo hoog in het vaandel voert als het christendom.

BELANG
En dat is nochtans, ook maatschappelijk, van groot belang. Je kan immers als volk, als groep, als familie, als gezin, als koppel niet verder als er, na een rechtvaardige en eerlijke regeling, niet ook vergeving en verzoening is.
Zelfs een staat kan na onrecht of ontrouw op grote schaal uiteindelijk niet verder zonder een soort van “algemene pardon”.
Tot nu toe hebben we het al de hele tijd over de christelijke plicht om anderen die in de fout gingen te vergeven. We hebben het dan over echte fouten, misdaden zelfs. En ook over echt vergeven.
En met echt vergeven, bedoelen we ook echt vergeven.
Niet zoals bij een voetbalmatch waarbij de scheidsrechter zegt: “Komaan jongens, geef elkaar een hand en dan verder spelen”.
Dat is geen vergeven, dat is gewoon een praktische regeling.

ERVARING
In het geloof gaat het om echt en van harte vergeven.
Welnu, dat kan je alleen maar als je zelf ooit het onvoorstelbaar weldadig gevoel hebt gehad dat iemand die je totaal verkeerd en slecht behandeld hebt, je helemaal vergeven heeft. En nu zelfs nog meer van je houdt dan vroeger.
Om zelf echt te kunnen vergeven moet je van binnenuit weten wat het betekent om vergeven te zijn en een nieuwe kans te krijgen.
Als je een gevoelloze opvoeding hebt gehad waarin je nooit iets werd vergeven, zal je later ook niets kunnen vergeven.
Zoals iemand die als kind nooit liefde gekend heeft, later de grootste moeite zal hebben om iemand echt te beminnen.
Als gelovige weet je echter: God vergeeft me als ik erom vraag. Altijd. Ook als niemand anders nog contact met me wil.
Het grote probleem hierbij is natuurlijk dat de meesten onder ons zich – terecht – afvragen: waar moet ik dan wel vergiffenis voor krijgen? Vergiffenis krijgen klinkt zo dramatisch. Wij denken dan, ik doe natuurlijk al wel eens foute dingen, maar meestal kan ik die later zelf rechtzetten. En echt groot onheil richt ik toch niet aan.
Ik zou daar toch niet té gerust in zijn.

BEVRIJDEND
De aloude gewoonte om aan het eind van de dag je geweten te onderzoeken kan daarbij helpen. Zeker als we daarbij Gods hulp vragen: Hij die, zoals we eerder al zagen, beter weet wat er leeft in ons hart dan wij dat zelf kunnen weten.
Het is goed om te zien dat het hier niet gaat om ons schuldgevoelens aan te praten. Het gaat hier integendeel juist om een bevrijdingsproces.
Wij moeten ons bewust zijn van de kwalijke krachten die, naast al het goede, óók in ons binnenste leven. Als we dat besef wegduwen, gaat ons innerlijk leven verzieken. We moeten dat durven onder ogen zien.
Maar echt gezond wordt het pas als wij ook helder beseffen dat de diepste Grond van het bestaan ons altijd vergeeft als wij daarom vragen.
Dat God een bodem van ontferming is. Een liefdevolle Vader is, die altijd uitkijkt naar onze thuiskomst. Om ons in zijn armen te sluiten en ons te zeggen: “Welkom thuis mijn kind”. Het is zelfs de meest bevrijdende gedachte die ik ken.

God is niet ons knechtje
zo 30 juli '23

Zondag 20 maart 2022, 3de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het thema en de lezingen van deze week sluiten naadloos aan bij datgene wat we vorige week besproken hebben over geloof en vertrouwen.
Over geloof = vertrouwen.
De eerste lezing heeft het over Mozes en over hoe deze geroepen wordt om zijn volk te bevrijden uit de slavernij in Egypte.
God wil mensen bevrijden, hen tot leven brengen en Hij wil daarvoor andere mensen nodig hebben. Maar om die vraag, die roeping aan te kunnen, is het nodig dat ze God vertrouwen. Dat ze vertrouwen dat God hen daarin zal bijstaan.
God neemt, zoals we vorige week al zagen, de moeilijkheden niet weg. Hij “vergemakkelijkt” onze taak niet. Maar Hij zal ons helpen.
En hier horen we ook voor het eerst zijn naam: “Ik zal er zijn”.
Merk dat het hier om een echt verbond gaat tussen 2 partijen.
God belooft hulp.
En vertrouwen op die belofte is de “tegenprestatie” van de mens.

Angstaanjagend stil
Ondertussen moeten we wel leren leven met de gedachte dat God niet altijd ingrijpt op het moment en op de manier die ons het beste schikt.
Soms komen wij in situaties, zodat we denken: “Als Hij mij echt wil helpen, als Hij werkelijk wil tussenkomen, dan moet het nu gebeuren. Ik ben aan het verzuipen, ik zink, ik ben helemaal omsingeld.
Maar er gebeurt niets. Het blijft angstaanjagend stil.
Soms is het zwijgen van God ondraaglijk. Het kan ons wanhopig maken.
Soms voelen we ons heel dicht bij de verscheurende hartkreet van Jezus op het kruis: “God mijn God, waarom heb je mij verlaten?” Maar God blijft soeverein. Hij alleen beslist over het hoe en het wanneer.

Niet wij.
Ondertussen weten wij wel dat op het sterven van Jezus zijn Verrijzenis volgde.
Maar goddank moeten wij niet wachten op onze dood om te ervaren dat God zijn naam eer aan doet.
Meestal maken wij, als wij er aandacht voor hebben, meermaals in ons leven mee dat zijn “Ik-zal-er-zijn” geen loze belofte is.
God gooit deuren voor ons open, haalt muren omver en schept altijd weer nieuwe toekomst voor wie er in vertrouwen om vraagt.
Dat geldt trouwens ook voor onverwachte inzichten die bevrijdend voor je zijn.
De beste krijg je altijd tijdens het gebed.

Kleverige substantie
En dan is er de wat verwaarloosde evangelietekst uit Lucas 13 over opstandige Galileeërs wier lijken op een voor joden afschuwelijke manier werden onteerd. En over 18 mensen die omkwamen toen een toren instortte en hen bedolf.
Een wat verwaarloosde tekst omdat vele mensen die bijna alle parabels kennen en zo goed als alles weten over het leven van Jezus, deze uitspraken van Jezus vaak niet kennen. Terwijl ze nochtans uiterst belangrijk zijn. Het zijn uitspraken die op een niet mis te verstane manier afrekenen met de gedachte dat ziekte, een ongeluk hebben, onderdrukt worden, of arm zijn, een straf is van God. Het is een verschrikkelijke misvatting, die zich al sinds onheuglijke tijden als een kleverige substantie vast ent op het godsdienstig denken van de mensheid.
Jezus breekt daar radicaal mee: ongelukken, ziekten of alles wat wij “het noodlot” noemen heeft niets te maken met zonde. Het is geen “straf van God”.
Die dingen horen nu eenmaal bij het leven. En de een heeft daar duidelijk meer geluk in dan de ander. Ieders leven is anders. Ieder van ons heeft andere capaciteiten en gebreken, ieder van ons leeft in andere omstandigheden.
Van belang is wat wij doen, hoe wij reageren op onze individuele omstandigheden, wat wij doen met wat ons overkomt.

Vruchtbaar
Bijzonder weinig mensen zijn door-en-door slecht.
Maar wij zijn wel allemaal zondaars. D.w.z. wij wijken voortdurend af van onze roeping om met God verbonden te leven en dus als liefdevolle mensen in het leven te staan. Om op die manier deel te nemen aan het leven van God zelf.
God straft ons daar niet voor door ons ziekten en ongevallen te sturen.
Maar Hij roept ons wel voortdurend op tot bekering. Om de heilloze weg van het egoïsme te verlaten en vruchtbaar te worden voor zijn Rijk.
Vandaar dan die parabel van de onvruchtbare vijgenboom. Ooit wordt de balans opgemaakt van ons leven. En dat beslissende moment kan totaal onverwacht komen en veel vroeger dan we hadden gedacht.
En dat is dan wel onrustwekkend. Ook al straft God ons tijdens ons leven niet met ziekten en ongelukken, Hij nodigt ons wel uit, bij alles wat ons overkomt, om een keuze te maken voor Hem en voor zijn Koninkrijk van de Liefde.
Er komt een moment dat wij vóór Hem zullen staan, en als dan blijkt dat wij tijdens ons leven tenminste geprobeerd hebben om die keuze te maken (wat Jezus bedoelt met bekeren), dan zal God onze keuze bevestigen voor altijd.

Zijn Naam = Ik zal er zijn
zo 30 juli '23

Zondag 13 maart 2022, 2de zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Het centrale thema van de viering vandaag is “vertrouwen”.
Allebei de lezingen gaan erover dat christelijk geloven wezenlijk vertrouwen is op God.
God, wiens Naam is: Ik-zal-er-zijn. Dáárop vertrouwen.
Geloven dat God het verbond dat Hij heeft met de mensen, en met iedere mens afzonderlijk, dat Hij dat verbond naleeft.
Ook al is de schijn soms tegen. Ook al is er van de kant van de mens vaak twijfel, angst en ongeloof. Blijven geloven is de boodschap.

Abraham
Blijven vertrouwen, zoals Abraham deed, ook al was dat voor buitenstaanders (en waarschijnlijk ook voor zijn eigen aanvoelen) vaak roekeloos en zonder grond.
Abraham, die de vader van alle gelovigen wordt genoemd, was halsoverkop en zonder voorbehoud ingegaan op de roepstem van God. Van “een” God, een nieuwe God waar nog niemand ooit van gehoord had. Een God die totaal niet gekend was in Chaldea, waar Abraham vandaan kwam.
En die God roept hem op om alles achter te laten: zijn land, zijn werk, zijn familie, zijn cultuur en zijn bezigheden, om te trekken naar een onbekende bestemming, een vreemd land. Onder de belofte dat God dat land zal geven aan zijn nakomelingen die, zo belooft Hij, talrijk zullen zijn als de sterren aan de hemel.
Abraham heeft op dat ogenblik al de leeftijd van 75 bereikt en zijn vrouw Sarah is onvruchtbaar. Bovendien had hij, zoals dat bij elke godservaring het geval is, geen enkel bewijs dat hij het zich niet allemaal had ingebeeld. Maar hij vertrouwde erop en ging op weg.

Godsvertrouwen
En dát, dat geloof, dat vertrouwen op God, werd hem, zo staat er wat verder, als gerechtigheid aangerekend.
M.a.w. bij God staat vertrouwen op Hem even hoog aangeschreven als het “doen van gerechtigheid”, het hoogste wat de mens kan doen in Gods ogen.
Kleine opmerking hierbij: het Bijbelse woord gerechtigheid verwijst naar meer dan rechtvaardigheid alleen. Het is rechtvaardigheid + het opkomen voor mensen die moeten geholpen worden.
Abraham slaagt dus in Gods ogen, doordat hij blindelings vertrouwt op diens belofte. Niet dat hij van dan af een leuk leventje heeft en dat alles hem voor de wind gaat. Integendeel. Hij zal nog enorme tegenslagen en tegenkantingen moeten overwinnen en nog heel duistere periodes meemaken.

Bevestigen
Maar telkens als de nood het hoogst is, doet God zijn naam gestand: je zal zien dat Ik er ben. Je hebt mij niet vergeefs vertrouwd.
En dan komt de evangelielezing over de verheerlijking op de Taborberg.
En ook hier gaat het over vertrouwen op God.
Het Taborgebeuren is er om de apostelen te sterken.
Het vindt plaats net voordat Jezus afreist naar Jeruzalem, waar hij zal vernederd, gegeseld en gekruisigd worden.
Het hele Taborgebeuren heeft tot doel de apostelen ervan te overtuigen dat ze zich niet in Jezus hebben vergist. Dat, wat er op korte termijn ook met Hem mag gebeuren, Hij wel degelijk de beloofde Verlosser is, de Zoon van God.
Het moet hen bevestigen in hun geloof.
Welke afschuwelijke dingen Jezus in Jeruzalem ook te wachten staan, God zal Hem niet laten vallen.
En dat hééft God ook niet gedaan. Pasen, de Verrijzenis is daarvan het bewijs.
God heeft Jezus het kwaad en de pijn niet bespaard, maar Hem wel door de dood heen gehaald.

Hij is er
Misschien houden wij vooral met die laatste gedachte te weinig rekening.
God neemt het kwaad niet weg uit de wereld. Maar Hij heeft wel het laatste woord. Altijd. Ook als we doodgaan.
En dát weten, daarop kunnen vertrouwen geeft je een enorme boost.
Het helpt je over moeilijkheden heen. Het brengt rust en sereniteit in je bestaan. En hoe erg het ook stormt, je gaat tegenkantingen en tegenslag met groter gemak relativeren.
En zelfs als de duistere demonen van wanhoop en opgeven je bekoren, kan je zomaar ineens de kracht krijgen om toch door te zetten.
Is dat geen inbeelden? Want wij weten dat inbeelding en suggestie ook hele sterke krachten zijn. Maar dit is anders.
God heet niet alleen, “Ik zal er zijn”. Voor wie aandachtig kijkt, is Hij er ook werkelijk. God neemt het kwaad niet weg uit ons leven, toch niet automatisch. Het leven, met zijn goed en zijn kwaad, overkomt ons. Wij worden bij onze geboorte nu eenmaal brutaal geworpen in een wereld waarin goed en kwaad naast elkaar bestaan.
Maar als je bewust kiest voor het goede zal je merken dat er dingen gebeuren in de wereld om je heen, of in je eigen ziel, waarvan je heel zeker weet: dit is geen toeval meer. Hij is er werkelijk.
En dat weten maakt je diep gelukkig.

Waarom vasten?
zo 30 juli '23

Zondag 6 maart 2022, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Onmiddellijk, van bij het begin, is het duidelijk wie de hoofdpersonen zijn in dit verhaal. Het gaat over Jezus, de Geest van God en de duivel.
Of beter: over Jezus en over de 2 immense krachten die in zijn binnenste strijden voor de overmacht. En het is eveneens duidelijk dat tussen deze twee geen compromis mogelijk is. Ze sluiten elkaar uit.
Het is niet onbelangrijk om dat in volle duidelijkheid te zien.
Ingaan op wat de Geest van ons wil, maakt van ons open, zorgdragende, liefdevolle mensen. Ingaan op de duisternis in ons, die er ook is (in ieder van ons), bereikt het tegenovergestelde: het maakt ons gesloten, helemaal op onszelf gerichte hebzuchtige en machtswellustige wezens, wars van elk gevoel van medemenselijkheid.
Het is goed, te zien dat die 2 krachten werkelijk tegengesteld zijn.
Natuurlijk is in de praktijk waarschijnlijk geen enkele mens alleen maar goed en ook geen enkele mens alleen maar duivels. En onze spontane neiging is er een van zoeken naar een compromis. “Iets mag het hebben”.

TEGENPOLEN
Maar de 2 genoemde krachten zelf, de Geest van God en het duistere in ons, streven naar geen enkel compromis, zijn mekaars volmaakte tegenpolen.
En het is goed te weten op voorhand dat “een beetje van dit en een beetje van dat”, uiteindelijk dus wel moet mislukken.
Jezus weet dat en daarom is zijn houding categoriek; over die dingen valt er met Hem niet te praten, niet te onderhandelen: het is het één of het ander.
Hem parafraserend zou je kunnen zeggen: je kan niet tegelijk God dienen en de duivel.
Je kan wel zoals sommige figuren in de romans van Dostojevski uiterst losbandig leven en dan bij momenten even oprecht berouw tonen en hartstochtelijk boete doen. Hoe extravagant zo’n leven dan ook is, toch kan ik mij daar nog iets bij voorstellen. Maar heel bewust en geraffineerd je leven zo inrichten dat je van “beide walletjes” kan eten, dat kan gewoon niet.
Je gaat God nooit kunnen verzoenen met het kwaad. Maar je kan je bestaan natuurlijk wel inrichten met de fantasie dat je tegelijk van allebei kan genieten.
Soms hoor je wel eens: ik doe al genoeg voor de mensen, ik mag toch ook mezelf wat verwennen. Als dat gaat om het genieten van een stukje taart terwijl je jezelf vanwege de dokter moet matigen, kan dat natuurlijk geen kwaad.
Maar het is een gevaarlijke redenering als het gaat om ernstiger zaken.

BEKORING
Laten we nu eens kijken naar bekoringen, die Jezus moest overwinnen.
En waar trouwens ieder van ons mee te maken krijgt.
“De duivel” is een metafoor voor het duistere verlangen dat in ons opwelt telkens als wij in ons leven willen kiezen voor het goede, het juiste, voor de rechtvaardigheid en de liefde, kiezen voor God. Die keuze voor God lijkt vaak moeilijk waar te maken terwijl het duistere alternatief altijd bijzonder aanlokkelijk is, tintelend en fris. Jezus is daar zeer kordaat in en Hij verlangt van ons precies hetzelfde.
Wat nu die bekoringen betreft: laten we ons beperken tot de eerste, stenen in brood veranderen. De andere 2 die appel doen op onze eerzucht en onze hang naar macht zijn heel duidelijk herkenbaar en hoeven weinig uitleg.
De eerste echter heeft te maken met onze neiging tot materialisme.

VASTEN
De mening dat geluk ligt in eten en drinken, in feesten en seks.
Jezus vast, heeft honger en weerstaat de bekoring. Hoe meer je daarover nadenkt, hoe meer je beseft dat hier iets heel essentieels gezegd wordt.
Namelijk dat vasten, je van een bepaald genot onthouden, voor een christen altijd gebeurt om een groter goed te verkrijgen. M.a.w. als christen ben je geen masochist. Jezelf van alles ontzeggen heeft (tenzij om medische redenen) geen enkele waarde op zich. Het is duidelijk dat Jezus de woestijn introk om in dieper contact met God te komen.
En het is nu eenmaal een gekend gegeven (iets wat iedere religie weet) dat veel lawaai en een volle maag niet bevorderlijk zijn voor meditatie en gebed. Wanneer Jezus de bekoring weerstaat, dan is dat niet om een nummertje in zelfkastijding op te voeren maar om een veel hoger doel te bereiken: het verzadigd zijn van voedsel uit te stellen om des te beter te kunnen genieten van Gods aanwezigheid.
Van ons wordt precies hetzelfde verwacht met onze 40-daagse vasten.
D.w.z. dat wij tijdelijk en beperkt afzien van bepaalde genietingen, niet als een doel op zich, en ook niet als een prestatie, zoals wij dat als kinderen deden.
Maar om de kans te vergroten op een veel kostbaarder genieten: het diepe aanvoelen van een God, die intens veel van je houdt.

Verrijzenisgeloof
ma 14 februari '22

Zondag 13 februari 2022, 6de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag lezen we uit de zogenaamde “vlakterede” van Lucas, die sterke gelijkenis vertoont met de “Bergrede” bij Mattheus, waaruit je kan opmaken dat beide evangelisten uit dezelfde oerbron geput hebben.
We zouden nu, bij het bespreken van dit evangelie, de ondertussen klassiek geworden toer kunnen opgaan. We zouden dus ferm kunnen stellen dat mensen die arm, hongerig en verdrietig zijn en uitgesloten worden, helemaal niet zalig zijn. Maar dat hun lamentabele toestand juist een appel voor ons is om hen te helpen zalig te worden.
En bij de wee-roepen zouden wij zalvend kunnen zeggen dat ze niet voor ons bedoeld zijn, maar voor de superrijken, die dan—per definitie—hardvochtig zijn. Maar toch niet voor ons, die dus rustig mogen genieten van onze welverdiende welstand. Voor een stuk is dat natuurlijk ook zo.

Onbespreekbaar?
Maar we hebben dat al zo vaak gehoord. Ik hou persoonlijk ook niet zo van Savonarola, en andere boete- en armoedepredikers. Maar is er echt niets anders op te maken uit deze tekst? Laten we eens op zoek gaan naar wat niet voor de hand ligt, iets waar we het moeilijk mee hebben, en waar dus ook zelden over gesproken wordt als we het over dit evangelie hebben.
En dat moeilijke, bijna onbespreekbaar geworden zinnetje is: “Gelukkig zijn zij, want groot is hun loon in de hemel.”
Dat “loon in de hemel”, heeft ons vooral in de vorige eeuw en vooral de wat linksere jongens onder ons, behoorlijk dwars gezeten.
Het loon in de hemel werd gezien als een zoethoudertje, dat mensen die in armoede en miserie zaten content moest houden.

Zoethouder
“Godsdienst is opium van het volk”, zei Marx en alleen de revolutie van de onderdrukte massa kon bevrijding brengen. Velen hebben hem geloofd en zelfs binnen de Kerk begonnen we aan zelfcensuur te doen en het spreken over de hemel tot een minimum te beperken.
Totdat we, geleerd door de praktijk, beseften dat gewelddadige revoluties meestal alleen maar nog ergere onderdrukkers aan de macht brengen.
Zoals dat ontdekt is door Simone Weil, een joodse filosofe die later christen en zelf een heilige geworden is, maar aanvankelijk een vurige communiste was die in Spanje nog tegen Franco ging vechten. Later zag ze in dat niet godsdienst, maar de revolutie de opium van het volk is. Een bedwelmende drug waardoor ontelbare kleine mensen hun leven offeren om daarna nieuwe tirannen, erger dan de vorige, aan de macht te zien komen.

Centraal
Wordt het niet stilaan tijd dat wij ook in de Kerk terug meer gaan spreken over verrijzenis en over het leven na de dood?
Wij zijn al tientallen jaren bezig met het verengen van het geloof tot een vorm van moraal.
Maar in het centrum van ons geloof staat niet een ethisch systeem, maar de verrijzenis van Christus.
Als christenen na de dood van Jezus begonnen te spreken over de “Blijde Boodschap”, dan bedoelden ze daarmee dat ze getuige waren van de Verrijzenis.
En die “Blijde Boodschap”, of dat “Goede Nieuws”, zoals we nu zeggen, was dat dóór die verrijzenis van Christus al het andere zin kreeg.
Dostojewski zei: “Als je niet gelooft dat er een God bestaat en eeuwig leven na de dood, dan zou het eigenlijk dom zijn als je niet compleet je eigen goesting deed”.
Ik zal hem dat niet nazeggen, omdat die uitspraak tot heel verkeerde conclusies kan leiden. Ze houdt geen rekening met het feit dat nogal wat mensen die zich gelovig noemen, heel egocentrisch en weinig menslievend leven.
Terwijl er ook nogal wat niet-gelovigen zijn die een ethisch hoogstaand en zichzelf wegschenkend leven leiden.

Zingeving
Maar ik kan Dostojewski wel volgen als hij bedoelt dat het voor iemand die gelooft in God en in het eeuwig leven, logischer en ook gemakkelijker is om zijn ego in bedwang te houden en een “gegeven” mens te zijn. Of te worden.
Omdat dan het groeien in menselijkheid het vanzelfsprekende doel van het leven wordt. En er meteen ook de zin en betekenis aan geeft.
Het is dus belangrijk dat wij daar terug meer over spreken.
Het valt op dat heel veel mensen die niet geloven, uitdrukkelijk zeggen dat ze achter de christelijke waarden staan. En, door de eeuwenlange wereldheerschappij van het Westen zijn vele christelijke waarden ook bekend en aanvaard in landen waar het christelijk geloof voor de rest weinig betekent.
De moraal is dus niet echt een probleem.
In een tijd echter waarin ontelbaar vele mensen, bijna wanhopig, op zoek zijn naar de zin van het leven, mogen wij onze voornaamste zingevingstroef niet langer wegmoffelen: het geloof dat ons leven zijn volle zin en betekenis krijgt in het licht van de eeuwigheid.

Mensen als doorgeefluik
ma 14 februari '22

Zondag 6 februari 2022, 5de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag lezen we het roepingsverhaal van enkele apostelen, speciaal dan de roeping van Petrus. En dat verhaal eindigt met de wat eigenaardig klinkende woorden van Jezus: “Voortaan zult ge mensen vangen”.
Een betere vertaling lijkt dan: “Voortaan zult ge vissers van mensen zijn”. Maar ook die uitdrukking behoudt een zekere bijklank van “vangen”, van “in de val lokken”.
Immers een visser gebruikt lokaas om de vissen te lokken. En als hij succes heeft, is de vis in ieder geval de klos.
Een ander ongemak bij het lezen van deze tekst komt voort uit het feit dat water met de tijd een andere betekenis gekregen heeft voor ons. Voor de Bijbelse mens, die nochtans leefde in de nabijheid van de Middellandse Zee (voor ons het paradijs), was de zee iets afschrikwekkends en stond ze symbool voor duisternis en dood.
“Mensen vissen”, de opdracht voor iedere christen, wil dus zeggen: mensen redden, ze hoeden voor alles wat donker is. Mensen die de duisternis ingezogen zijn, omhoog halen en op het droge trekken. Hen terug tot leven brengen.

Voortschrijdend inzicht
Dat is wat Jezus deed en dat is dus ook wat ons te doen staat.
Toen Jezus Petrus uitdrukkelijk riep, mogen wij aannemen dat ze voor elkaar geen onbekenden meer waren. Petrus was, zoals later meermaals blijkt, een nuchtere visser. En die geeft zijn boot zomaar niet af aan de eerste de beste voorbijganger die een spreekgestoelte nodig heeft.
Hij kende Jezus, Hij wist dat Jezus’ liefdevol optreden alles te maken had met de goedheid van God zelf. Dat er een heel sterke binding was tussen Hem en God. Dat God in Hem zichtbaar werd.
En nu, bij die wonderbaarlijke visvangst, wordt dit voor Petrus duidelijker dan ooit tevoren. En hij valt op zijn knieën.
“Ga weg van mij, want ik ben een zondig mens”. Het is goed hierbij te zien dat Petrus niet door de knieën gaat vanwege schuldgevoelens. Maar hij is helemaal overdonderd door het besef van Gods goedheid, zichtbaar in Jezus.
Het besef dat God ook liefdevol op zoek gaat naar de minder heiligen onder ons. Niet alleen om ze vergeving te schenken, maar zelfs om hen in dienst te nemen.

Liefde doorgeven
Dit is een prima evangelieverhaal voor roepingszondag, maar eigenlijk is het geweldig nieuws voor elke dag. God die op een bijzonder moment, meestal onverwacht mensen, heel gewone mensen, helemaal overmant met gevoelens van warme genegenheid en geborgenheid. En hen in dienst wil nemen opdat ze “een beetje God voor andere mensen zouden zijn”.
Dat is de kern van elke christelijke roeping. Ervaren dat God je wil nodig hebben om zijn liefde door te geven aan andere mensen.
Het is natuurlijk belangrijk dat je daarbij allereerst overtuigd geraakt, door eigen ervaring, of door het getuigenis van anderen, dat God je onvoorwaardelijk liefheeft. Om dan, vanuit dat besef, het verlangen te voelen om dat met anderen te delen.
Het is goed daarbij te weten dat we ons geloof doorgeven. D.w.z. niet zozeer een ideologie of een reeks dogma’s, te nemen of te laten, maar op de eerste plaats een manier van leven: vanuit het ons geborgen weten in God, zelf liefdevol in het leven staan.

Kern
Maar natuurlijk gaat het niet alléén om een praxis.
Niet iedereen die vriendelijk en behulpzaam in het leven staat, is een christen.
En daarom is het goed dat Paulus ons vandaag nog eens herinnert aan de kern van ons geloof: de verrijzenis van Christus.
Christus, gestorven en begraven, Christus, verrezen en verschenen aan tallozen die toen nog in leven waren.
En de eeuwen daarna, door miljoenen mensen ervaren als de Levende Heer.
Nu wij leven in een tijd dat het christelijke aanvoelen over goed en kwaad in grote lijnen niet zo heel veel meer verschilt van wat de rest van de wereld daarover denkt, ook andersgelovigen en atheïsten, moeten wij oppassen dat wij onszelf niet laten opslorpen door de hedendaagse seculiere levenssfeer.
Als ook wij alleen nog praten over goed zijn voor elkaar en opkomen voor de “kleinen”, dan is onze eigenheid geruisloos verdampt.

Tegengif
Want het bestaan van God en het uitzicht op verrijzenis en eeuwig leven is voor christenen niet een optioneel toetje, een soort kers op de taart van het morele leven.
Neen. Het geloof in verrijzenis en eeuwig leven staat centraal in ons geloof. En het is, zeker in onze tijd, een schitterend tegengif tegen de alsmaar verder oprukkende gevoelens van onmacht, ontmoediging en zinloosheid.
Het geloof in het volle leven na de dood geeft immers ook leven aan het leven vóór de dood.

Wat bij tegenkanting?
ma 31 januari '22

Zondag 30 januari 2022, 4de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag zijn we getuige van Jezus’ verwerping in zijn eigen vaderstad Nazareth. Echt verwonderen doet ons dat niet. Wij kennen dat verschijnsel.
“Geen sant in eigen land”, geldt ook voor Jezus.
Jezus was op korte tijd heel bekend geworden en waar Hij kwam hingen de mensen aan zijn lippen.
Aanvankelijk zal dat de Nazareners wel met een zekere trots vervuld hebben.
Een jongen van bij ons, weet je wel. Ik heb zijn vader nog gekend.
Zijn moeder is zelfs nog een beetje familie. . .
Maar het duurt niet lang want, juist omdat Hij “iemand van bij ons” is, begint de jaloezie te steken. Vertolkt in vernederende gedachten als: wat heeft hij dat ik niet heb? En: ik ben toch niet minder dan hij?

Irritatie
Zoals altijd echter wil dit evangelie ons niet alleen iets vertellen over Jezus, maar ook, en misschien zelfs vooral, over ons, over wat God van ons verwacht en wat de wereld van ons verwacht. En, vooral, wat ons in die wereld te wachten staat als wij Jezus willen volgen, als wij leven, Hem achterna.
Christenen die oprecht proberen te leven naar hun geloof, zijn niet meteen de populairste jongens in de buurt.
Ook niet als dat een voorbeeldig leven is. Zeker niet als dat een voorbeeldig leven is. Mensen houden niet zo van voorbeeldig levende anderen.
Die irriteren alleen maar.
Ook als ze hun mond houden en niemand willen overpreken. Dan nog wordt hun andere manier van in het leven staan ervaren als een verdoken aanklacht.
Zo’n mensen die eerlijk proberen hun geloof serieus te nemen en ook oprecht proberen ernaar te leven, wekken aanvankelijk alleen maar milde spotlust op bij de meer wereldwijze medemensen.
Na een tijdje echter werken ze hen alleen nog op de zenuwen. En nog wat later merk je zelfs groeiende vijandigheid.
Maar wat had je anders verwacht van een maatschappij waarin gelovigen die gewoon op zondag naar de mis gaan, door sommigen fanatici genoemd worden?

Geen schapen
Maar goed, wij moeten ons daar ook niet te druk over maken. De wereld steekt nu eenmaal zo in mekaar. En Jezus heeft er ons niet alleen voor gewaarschuwd, Hij heeft het zelf ook moeten ondergaan. Het hele gamma.
Van milde spot tot pure vijandigheid. Wie zijn wij dan om daar helemaal van gespaard te blijven?
Mogen wij ons daar tegen verzetten? Natuurlijk. Wij moeten ons daar tegen verzetten. Maar dan wel met geëigende middelen. Met de rede, niet met vijandigheid en geweld.
Met een overredingskracht, die wij halen uit ons geloof en met behulp van kennis van zaken en van het verstand dat God ons gegeven heeft.
Er bestaat een wijdverspreid misverstand dat zegt dat christenen mak als schapen moeten staan voor hun vervolgers. Een paar niet helemaal goed begrepen uitspraken van Jezus zouden dat verantwoorden.
Niets is echter minder waar. Wij moeten met hart en ziel en met fierheid opkomen voor ons geloof. Ik moet in dat verband altijd denken aan de grote protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Toen zijn nazibeulen hem naar de executieplaats brachten, keek hij hen recht in de ogen en hij zei: “Jullie kunnen gewoon niet winnen”. En daarmee doelde hij niet op de oprukkende Amerikaanse legers. Hij bedoelde: uiteindelijk kan uw mensonterende ideologie het nooit halen van het christelijk geloof.
Ook niet in Duitsland.

Soorten liefdes
Als Jezus zegt: “Als iemand je in je gezicht slaat, biedt hem dan ook de andere wang aan”, dan wil Hij daarmee geen slappe of laffe houding promoten. Wel dat je, omwille van een meningsverschil, een ruzie of zelfs een handgemeen, nooit iemand voor altijd mag afschrijven. Dat je altijd opnieuw moet zoeken naar mogelijkheden tot verzoening.
Als iemand mij pijn doet en regelmatig tegen de schenen stampt, dan kan ik mij niet inbeelden dat Jezus van mij vraagt dat ik zo iemand zou waarderen of zou beminnen in de gewone betekenis van het woord. Maar wel dat ik geen wraak zou nemen en dat ik niet al het mogelijke zou doen om die mens te beletten ooit nog gelukkig te zijn.

Doetjes
Het christendom is helemaal doordrongen van de wet van de liefde.
Ons geloof is geen ideologie die met alle mogelijke middelen gepropageerd en verdedigd moet worden.
Boven alles uit is er de verplichting om lief te hebben.
Wij moeten natuurlijk wel evangeliseren, wij moeten opkomen voor ons geloof, verantwoording afleggen als dat geloof weersproken of aangevallen wordt.
Maar dat mag nooit ten koste gaan van de dwingende eis om lief te hebben.
Het is dus inderdaad een serieus misverstand van te denken dat je als christen een doetje moet zijn.
Want als je, bij alles wat je overkomt, liefde en vrede en verzoening uiteindelijk laat primeren, dan moet je juist een heel sterke persoonlijkheid hebben.
Wij zijn geen watjes. Maar we zijn ook geen bullies.

Het lichaam van Christus
do 27 januari '22

Zondag 23 januari 2022, 3de zondag door het jaar (jaar C)

Het evangelie van vandaag brengt ons het relaas van het optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth aan het begin van zijn openbaar leven.
Het was een indrukwekkend optreden, een robuuste programmaverklaring.
Nu was er daar in de synagoge van Nazareth zeker geen gebrek aan kritische en zelfs negatief ingestelde toehoorders. We lezen immers dat Jezus toen al bekend was, men sprak over Hem in heel de streek en Hij werd algemeen geprezen.
En nu komt Hij dus aan in zijn eigen dorp, waar ze Hem nog gekend hebben als een gewone jongen. Het is een bekend verschijnsel dat mensen die naam gemaakt hebben en algemeen gewaardeerd worden het meest te duchten hebben van vroegere dorpsgenoten, “vrienden”.

Kritisch
In Nazareth zal dat niet anders geweest zijn. En daarom staat er dat, toen Hij uit de boekrol had voorgelezen, “Alle ogen gespannen op Hem gericht waren”.
Wachtend op Jezus’ verklaring van de tekst om dan de nodige kritische, misschien zelfs ironische vragen en opmerkingen op Hem af te vuren.
Maar Jezus blaast hen gewoon van hun sokken door totaal onverwacht uit de hoek te komen.
In plaats van de woorden, de profetie van Jesaja uit te leggen, aan bijbeluitleg te doen zou je kunnen zeggen, voegt Jezus er gewoon aan toe, tot verbijstering van zijn toehoorders: “Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan”. En Hij bedoelt: in mij, in mijn persoon, in mijn optreden gaat het in vervulling.


Als Jezus het boek dichtrolt en teruggeeft aan de dienaar in het gebedshuis, is dat al een symbolische daad op zich. Hij zegt hier: “De tijd van alleen maar de voorspellingen van de profeten beluisteren en te dromen over een tijd dat aan de armen de Blijde Boodschap zal verkondigd worden, dat gevangenen zullen verlost worden, de blinden zullen zien en de verdrukten worden bevrijd, die tijd van uitzien is voorbij. Wat Jesaja voorspelt en waar de mensen van dromen, gebeurt hier en nu. In mijn persoon. De tijd van het Koninkrijk Gods vangt nu aan. Niet ooit, niet later, neen nu. Ik bén het Koninkrijk.
In mij, en meteen ook in allen die mij volgen, realiseert zich het Koninkrijk, niet ooit, maar nu. Gedaan met vrome beschouwingen en grote verwachtingen naar wat God gaat doen. God is hier en nu aanwezig in Jezus zelf en in christenen die het Koninkrijk in hun manier van leven gestalte geven.

Hoofd en lichaam
Vanaf de dood en de verrijzenis van Christus zijn zijn volgelingen, is de Kerk zijn lichaam op aarde. En moet zij dus ook niets anders doen dan zijn verlossingswerk onder de mensen verderzetten. Is het haar taak om de Blijde Boodschap te verkondigen, om blinden de ogen te openen, om armen te helpen en om gevangenen en verdrukten te verlossen.
M.a.w. de Kerk heeft geen andere reden van bestaan dan, onder leiding van de levende Heer, het verlossingswerk van Jezus verder te zetten. Om, met al de kracht die in haar is, die in ons is, ervoor te zorgen dat mensen meer tot leven komen.
De tijd om alleen maar uit te zien naar de komst van het Koninkrijk ooit, is voorbij. Het gebeurt nú, benadrukt Jezus, het gebeurt daar waar wij zijn woorden in praktijk brengen. Maar belangrijk is daarbij dat we het doen onder zijn leiding.
Denk aan wat we vorige week zegden over de “synodale weg”. Als wij ons inzetten voor het Koninkrijk, een rijk waar mensen die hulp nodig hebben, recht geholpen worden en waar ook andere mensen tot hun recht komen, dan is het uiterst belangrijk dat wij in onze werking trachten te weten te komen wat Gods bedoeling is. Anders zou wel eens kunnen blijken dat wij eigenlijk aan ons eigen koninkrijk aan het timmeren zijn.

Individuen
In dit verband is het goed ook even terug te keren naar de eerste lezing, waarin Paulus het uitgebreid heeft over dat “Lichaam van Christus” dat wij als Kerk moeten zijn. Dat lichaam van Christus is, zoals een gewoon lichaam, een organisch geheel.
D.w.z. dat alle delen ervan samen werken, dat het ene deel niet zonder het andere kan. Dat als één deel wegvalt, het hele lichaam daaronder lijdt. Maar ook dat alle delen anders zijn.
Het lichaam van Christus is dus niet een soort collectiviteit van allemaal dezelfde, identieke wezens, klonen en kopieën van elkaar.
Neen, het zijn allemaal individuele mensen. Nogal wat kunstkenners beweren zelfs dat pas met het christendom het individu verscheen in de kunst.
Maar die christelijke individuen zijn wars van elk individualisme. Ze zijn heerlijk ongelijk, ieder met z’n eigen gaven en talenten, maar ze zijn helemaal ingesteld op elkaar. Zij werken resoluut samen met slechts 1 doel: het vestigen van Gods koninkrijk op aarde: een koninkrijk van recht en zorg en barmhartigheid voor elke mens.
Of dit in de praktijk ook altijd het geval is valt te betwijfelen.
Maar wij moeten er constant aan werken.
Uiteraard en op de eerste plaats: werken aan onszelf.
Zodat elk van ons een gunstige bijdrage kan leveren tot de werking van het geheel: het lichaam van Christus op aarde.

Pagina's