Nieuws uit de parochie

Als God zich “moeit”
ma 01 november '21

Zondag 24 oktober 2021, Dertigste zondag door het jaar (jaar B)

Ik herinner mij nog dat in de tijd toen de plannen om priester te worden bij mij vaste vorm kregen, ik sterk aangegrepen werd door het lezen van een gedicht van een ouder wordende priesterdichter. Het was diep ontroerende maar ook intrieste poëzie. Het ging over “hoe wreed is het naar Uw altaar te gaan en nimmer te voelen een liefde hart aan hart. . .”
Ik heb dat lang meegedragen. En ik heb het pas helemaal van mij af kunnen zetten toen ik er diep van overtuigd geraakte dat bepaalde vormen van berusting heel erg onchristelijk zijn. Hoewel dat “helemaal van mij af kunnen zetten” natuurlijk ook relatief is. Je kan zoiets niet effekes meegeven met de vuilniskar. Maar het inzicht is er dan tenminste al dat God bij je is en altijd toekomst voor je openbreekt.
Geen enkel probleem is zo uitzichtloos of ergens wijst een teder licht een uitweg.
Ook als je die uitweg niet onmiddellijk als een uitweg, als een oplossing ervaart.
Je ziet het vaak pas achteraf.
Daarom vind ik dat Bijbelse beeld zo treffend, van God die je alleen maar op de rug kan zien. Pas als Hij voorbij is, besef je: hier was Hij, hier heeft Hij mij in het voorbijgaan aangeraakt.

Nood
Nu is het zo, dat wanneer je uitziet naar een tussenkomst, een reddend gebaar van God, je tenminste heel goed beseft dat je met een probleem zit, dat je hulp nodig hebt.
De blinde Bartimeus, die smeekt om Jezus’ tussenkomst, is zich heel goed bewust van het feit dat hij blind is. Waardoor hij contactarm en eenzaam is. Waardoor, niet alleen de zichtbare wereld, maar voor een stuk ook het leven zelf aan hem voorbijgaat.
Hij beseft dat heel sterk en daarom is zijn schreeuw om hulp ook hartverscheurend.
In een wereld echter als de onze waarin, in tegenstelling tot 2000 jaar geleden, alles minder zwart en wit en klaar omlijnd en afgebakend is, zullen mensen misschien vaker blind en doof zijn zonder het zelf te beseffen. Blind voor wat ze niet willen zien. Doof voor wat ze niet willen horen.
En dan is het natuurlijk bijzonder moeilijk om geholpen te worden: je beseft immers niet dat er een probleem is. Toch niet bij jou.

Soort blindheid
Neem nu bijvoorbeeld onze blindheid voor God, ons blindzijn voor wat Hij in ons leven kan betekenen, hoe Hij bij onze zelfrealisatie kan en wil helpen.
Het klinkt een beetje raar dat die blindheid kan bestaan onder mensen die geloven in God en zelfs op zondag naar de Mis gaan. Maar het is zo.
En de reden is makkelijk te begrijpen. Wij willen liever geen slapende honden wakker maken. Een wel heel oneerbiedige maar ook zeer treffende uitdrukking voor wat hier speelt. God “mag” bestaan en wij willen Hem best vereren en vooral ook bij de hand hebben als er iets misloopt.
Maar voor de rest houden wij alles liever rustig. Want wij weten dat als God zich gaat moeien bij de uitbouw van ons leven, dat wij dan uit onze gezapigheid worden weggehaald. Als wij echt willen dat God zich met ons leven bezighoudt, dat Hij dan onze rust gaat verstoren, dat wij oude gewoonten zullen moeten opgeven en op vele vlakken ook nieuwe wegen zullen moeten bewandelen.
En vooral ook dat wij dan eerlijker moeten kijken naar onszelf, misschien wel moeten afrekenen met de meest pijnlijke vorm van dat soort blindheid: het blind zijn voor onze eigen gebreken.

Verkeerd bezig
Maar dat pijnlijke is maar tijdelijk.
Op termijn gaat onze levenskwaliteit er aanzienlijk op vooruit als we God toelaten om onze ogen op scherp te stellen voor onze eigen hansworsterijen.
Soms, als we God serieus laten bezig zijn, kan het gebeuren dat wij beginnen te beseffen dat wij ons hele leven al totaal verkeerd bezig zijn. En dan heb ik het niet over gewone fouten of zelfs beschamende feiten. Maar over fundamentele levenshoudingen, over een fundamentele “draai” die wij al in onze jeugd aangenomen hebben. Als ik God echt met mij laat bezig zijn, Hem oprecht vraag mij bij te lichten, dan kan het gebeuren dat ik tot mijn verbijstering bijvoorbeeld ineens besef dat ik een bijzonder jaloerse natuur heb. Iets wat ik nooit of nooit in mijzelf gezien heb.
Of dat ik altijd maar compassie heb met mezelf omdat “iedereen zo tegen mij is”.
Nooit in der eeuwigheid heb je dat in jezelf gezien en nu ineens staat het voor je als gebeiteld in de rots. Maar je kan er tegen. Want je beseft dat Hij, die je blindheid wegnam, oneindig veel van je houdt, je wil helpen en ook effectief met je bezig is.
En in ieder geval ga je ineens veel beter slapen.
Het stresskonijn dat je altijd was, voelt zich zo veilig als een kind op moeders schoot.

Leidinggeven
do 21 oktober '21

Zondag 17 oktober 2021, Negenentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Enkele weken geleden hadden wij het over de oerzonde: het streven naar macht, het willen overheersen, beknotten en onderdrukken van anderen.
Het streven naar macht om de macht, naar macht als doel op zich.
Het genieten van de situatie waarbij jij het voor het zeggen hebt en de anderen zelfs moeten bang zijn om je te ontstemmen. Niemand ervaart zo’n toestand als normaal.
In dat geval spreken we van machtshonger en machtsmisbruik.
En dat machtsmisbruik vind je niet alleen in de politiek, in een dictatoriaal staatsbestel, maar je vindt het eigenlijk overal waar mensen leven en werken.
Je vindt het in gezinnen, in scholen en fabrieken. STREVEN naar macht komt voor tussen ouders, leraars, priesters, maar evengoed tussen kinderen en collega’s.
Ik wil beslist geen spoken zien maar overal waar mensen met elkaar omgaan merk je (vaak heel subtiele) vormen van machtsstrijd.

Gezag
Onmiddellijk nadat ik hierover gepreekt had, liet iemand mij weten dat ik toch wel een onderscheid moest maken tussen macht en gezag.
Volkomen terecht natuurlijk. Het streven naar en het hebben van macht kan zo maar de verkeerde kant opgaan en uitmonden in een echte nachtmerrie. Terwijl gezag onontbeerlijk is om wanorde en anarchie tegen te gaan. Gezag is gewoon nodig om een maatschappij tot in haar kleinste geledingen in stand te houden en te laten draaien. Als iedereen zo maar een beetje zijn goesting doet en er geen regels zijn en geen instanties die gezag uitoefenen, stort de samenleving in.
En hier zie je heel goed dat niet alleen gezag, maar zelfs ook het uitoefenen van macht niet altijd verkeerd is. Want zelfs het meest democratisch gezag heeft een politieapparaat nodig en rechtbanken om de regels afdwingbaar te maken en te voorkomen dat de wet van de jungle, de wil van de sterkste het overneemt.
Ik kan me Jezus dan ook niet voorstellen als iemand die tegen gezag was.
Zo’ hippieachtig typetje uit de film “Easy Rider”, dat voorgeeft maatschappijkritisch te zijn maar er in feite alleen maar een beetje nietsnutterig bijloopt.

Dienen
Jezus was zelf iemand die een formidabel natuurlijk gezag uitstraalde, wat verklaart waarom de golven op zijn bevel gingen liggen en de mensen bij duizenden aan zijn lippen hingen.
Jezus is niet tegen gezag en ook niet tegen macht of politiek.
Uit zijn woorden kan je zelfs opmaken dat Hij politiek bedrijven ziet als een hoge roeping.
Maar dan alleen als de betrokkene het ziet als een gelegenheid om mensen te dienen. De politiek als een kans om een wereld, een samenleving uit te bouwen waarin zoveel mogelijk mensen helemaal zichzelf kunnen zijn, hun eigen leven kunnen uitbouwen.
Macht is totaal verwerpelijk als ze gepaard gaat met de wil om anderen te tiranniseren en alleen maar je eigen aanzien en rijkdom te vergroten.
Macht kan echter ook een weldaad zijn als ze gepaard gaat met de oprechte wil om de andere mensen te dienen.
Ik denk dat er ook zo’n politici zijn. Ik ben daar zelfs zeker van.
Politiek, macht en gezag zijn niet bedenkelijk op zich.
Maar de “verleiding tot zonde” is in dat domein wel bijzonder groot.
Het zijn ferme knapen en stevige dames die in dat milieu, dat zo verbonden is met macht en invloed, toch staande blijven en vasthouden aan hun oorspronkelijke bedoeling niet voor zichzelf te zorgen, maar iets moois te doen voor de mensen.

Alert blijven
Wat Jezus zegt is dat je in elke verantwoordelijke functie jezelf voortdurend moet voorhouden dat je het doet om te dienen.
Dat echt leidinggeven fundamenteel dienen is.
Voor Jezus is verantwoordelijkheid opnemen en leidinggeven fundamenteel verbonden met mensen echt graag zien, met dienen, met liefhebben.
Maar omdat liefde en liefhebben in het kerkelijk discours zo vaak wordt gebruikt, kan het na een tijd wat obligaat en zelfs een beetje melig beginnen klinken.
Laat ik het daarom eens anders proberen te zeggen.
Het mooiste geschenk dat men iemand anders kan geven is hem helpen zichzelf te zijn, hem kansen en middelen te geven om tot zelfrealisatie te komen.
Mensen in verantwoordelijke functies zijn daar met stip de aangewezen personen voor.
Ze kunnen verschillen in aanpak, in de manier waarop ze dat doel willen bereiken. Maar als ze christen zijn moeten ze in ieder geval een klare kijk hebben op waarom ze het doen: om de mensen te dienen.
En zelfs als dat doel vaststaat, zullen ze nog voortdurend op hun hoede moeten zijn om tóch niet alleen maar zichzelf te promoten. Want de weg is lang en smal, en de zijwegen heel aanlokkelijk.

Vrijgemaakt om goed te zijn
do 21 oktober '21

Zondag 10 oktober 2021, Achtentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Een jongeman vraagt aan Jezus: “Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Jezus geeft hem een antwoord dat neerkomt op wat alle grote religieuze figuren en filosofen aanraden: “Behandel andere mensen zoals je zou willen dat zij jou behandelen.” “Dat doe ik”, antwoordt de man. En dan kijkt Jezus hem liefdevol aan: “Als je volmaakt wil zijn, verkoop dan al wat je bezit, geef het aan de armen en kom dan terug om mij te volgen”.
En dat was te veel gevraagd. Sober leven als je weinig hebt is niet moeilijk, maar al je geld weggeven als je heel veel bezit, dat is wat anders.
We moeten dat niet bagatelliseren, datgene wat je met veel moeite hebt vergaard, wegschenken is. . . tegennatuurlijk.

Stadia
Onze eerste, meest spontane en meest natuurlijke reflex is er niet één van geven en delen, maar van grijpen en alles naar ons toehalen.
Pas later beginnen wij het belang in te zien van geven en delen.
Eerst, omdat we vanuit ons verstand beseffen dat dit ook nuttig kan zijn. Je maakt er vrienden mee. En doordat je de anderen ook iets gunt, maak je van concurrenten, medewerkers.
Later ga je leren geven, niet omdat je er zelf voordeel van hebt, maar omdat je een moreel mens wordt. Je vindt dat meedelen, helpen, anderen ondersteunen gewoon bij je mens-zijn hoort. Dat je anderen moet behandelen zoals je zou willen dat ze jou behandelen.
Een volgend stadium zou dan kunnen zijn: het christelijk ideaal van de zelfgave. Jezelf wegschenken aan de anderen en aan de Andere met een hoofdletter. Ik denk, eerlijk gezegd, een moeilijk bereikbaar en nog moeilijker vol te houden ideaal voor gewone stervelingen als u en ik.
Maar het tweede genoemd ideaal, dat van de ethisch levende mens die de ander geeft wat hij zelf ook graag heeft, is denk ik een meer haalbare kaart, minder hoog gegrepen, gewoner.

Extreem
Hoewel je ook daarin heel extreem kan zijn. In verband met bezit en eigendom bijvoorbeeld.
Jezus zei tegen de rijke jongeman: “Als je volmaakt wil zijn, geef heel je bezit aan de armen.” Hij bedoelde: als een vrije daad van een bezitter die zijn bezit vrijwillig afstaat aan de armen.
Jezus heeft nooit het privébezit op zich in vraag gesteld.
De kerkvaders (de eerste monniken) deden dat wel. Een van hun beroemde slagzinnen was: “Als je een arme iets geeft van je bezit, moet je altijd beseffen dat je niet geeft van het uwe, maar van het zijne.”
De kerkvaders waren blijkbaar gelijkheidsfreaks en communisten van het zuiverste gehalte. En dat kon nog in hun kloosters in de woestijn. Maar als je zoiets aan de hele maatschappij wil opleggen, eindig je gegarandeerd bij guillotine en goelagarchipel.
Mensen willen dat niet. En Jezus wil dat ook niet.
Als Hij ons iets vraagt, dan wil Hij altijd dat ons antwoord volledig overeenstemt met onze vrije wil, dat het een eigen beslissing is. Het doel van Jezus is altijd mensen bevrijden. Met slaven kan en wil hij niets doen. Tenzij hen bevrijden.

Vrijwillig
Wat Jezus de rijke jongeman aanbood, was hem bevrijden van zijn zucht naar rijkdom en bezit. Hem bevrijden van een hartstocht die, zoals Sint-Paulus het zegt, al zoveel mensenlevens heeft verzuurd.
Maar de jongen zag niet de bevrijding, alleen het offer dat hij moest brengen.
Franciscus van Assisi, ook een rijke jongeman, zag dat wel. En hij en ontelbare van zijn volgelingen werden diep gelukkig in het omarmen van wat ze noemden “Vrouwe Armoede”.
Maar je kan dat inderdaad niet opleggen, het moet vrijwillig gebeuren.
Tenminste wat betreft de keuzes die wij maken over de inrichting van ons eigen individuele leven.
Maar dat op orde brengen van ons individuele leven ontslaat ons niet van de ethische verplichting om mee te werken aan een meer rechtvaardige wereld waarin alle mensen de mogelijkheid hebben om een keuze te maken. En de honderden miljoenen mensen die dagelijks moeten vechten tegen ondervoeding en gebrek aan geneeskundige verzorging, kunnen die keuze niet maken.

Opdracht
Wij kunnen ons wat dat betreft ook niet langer de luxe van de onwetendheid permitteren. Wij wéten het gewoon. Wij weten dat ondanks de gigantische, technologische vooruitgang van de laatste eeuwen, de kloof tussen arm en rijk alleen maar groter is geworden.
Christenen, die vooral in de rijke landen wonen, kunnen het zich permitteren om te kiezen voor versobering in hun eigen leven. Wat heel passend is trouwens.
Maar zolang aan de rand van onze wereldsteden kinderen over vuilnishopen kruipen op zoek naar wat onbedorven voedsel moet die schande ons het slapen beletten.
Moeten wij alles doen wat in onze macht ligt om bij te dragen tot een menswaardig bestaan voor elke mens.
En ook al lijkt wat wij kunnen doen, een druppel op een hete plaat, het is een druppel.
Een druppel die dan toch minstens toont dat we mensen zijn.

Over het huwelijk
wo 06 oktober '21

Zondag 3 oktober 2021, Zevenentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Nogal wat deskundigen gaan ervan uit dat de Kerk eertijds van het huwelijk een sacrament en een maatschappelijke instelling heeft gemaakt, op vraag van de burgerlijke overheid.
Dat zou best wel eens kunnen.
In de herfsttijd van het Romeinse Rijk, in de nadagen van het keizerrijk, bleef er van het sterk gehecht zijn aan burgerplicht en moreel gedrag uit de tijd van de republiek niet veel meer over.
Rome was een reusachtige metropool geworden en mét het graan en het geld dat daar vanuit de hele wereld naartoe stroomde, kwamen ook allerlei exotische opvattingen en decadente gebruiken zich nestelen in de samenleving.
Ik kan me best voorstellen dat nogal wat Romeinen die met heimwee terugdachten aan de tijden van Cato en de hoge ethische normen die hij voorstond, verwachtingsvol keken naar het opkomend christendom. Want die predikten opnieuw soberheid, zelfdiscipline en burgerplicht. Het zou dus best kunnen dat, in een poging om het moreel verval terug te drijven, de staat aan de Kerk gevraagd heeft om van het huwelijk een sacraal, een soort geheiligd instituut te maken.

Principieel
Maar de Kerk zou dat in ieder geval gedaan hebben, ook zonder een vraag van staatswege.
Gewoon omdat de inspiratie daartoe van Jezus zelf komt.
En de houding van Jezus in deze is voor één keer strenger dan de joodse wet.
Normaal is Hij de eerste om liefde, begrip, barmhartigheid en vergeving te plaatsen tegenover de hardheid van de wet. En vooral om zich over de mensen die t.a.v. die wet tekortschoten te ontfermen, hen te vergeven en hen terug op te nemen in de kring.
Maar ten aanzien van het huwelijk is Jezus ineens veel minder toegeeflijk. Wij moeten echter niet te vlug conclusies trekken. Uit andere scènes en gesprekken met vrouwen blijkt Jezus hetzelfde begrip en dezelfde vergevingsgezindheid aan de dag te leggen als voor mensen die op een andere manier buiten de lijntjes van de wet kleuren.
Hij staat tenslotte voor liefde en ontferming.

Discriminatie
Zijn kwaadheid in het stukje evangelie dat vandaag gelezen werd, betreft weer eens de schijnheiligheid, zowel van de wet als van de farizeeërs die zich ervan bedienen. Want die wet die zegt dat je je vrouw mag wegsturen, lijkt open en breed en zelfs libertijns. Maar ze is dat alleen voor mannen: het gaat hier om pure discriminatie. De man mag zijn vrouw behandelen als afgedankte koopwaar, die je buiten mag zetten als je haar beu bent. Dat de vrouw dat ook zou mogen doen met haar man, daar is natuurlijk geen sprake van.
Voor Jezus moet iedere mens gelijkwaardig behandeld worden: jood of heiden, rijk of arm, man of vrouw, iedere mens is een kind van God en bezit daardoor het onvervreemdbare recht om gelijkwaardig behandeld te worden. Iedere mens heeft de mogelijkheid om wat God wil in deze wereld zichtbaar te maken.
Daarom ook is elke vorm van discriminatie een vorm van heiligschennis.

Heilig
Wat het huwelijk zelf betreft, is Jezus formeel.
Voor iemand die zoals Hij, helemaal vol van liefde is en bereid om zichzelf totaal te geven, kan het huwelijk waarin twee mensen zich helemaal aan elkaar wegschenken alleen maar een heilige verbintenis zijn.
Maar niets in dit leven is vanzelfsprekend. En daarom zal ook aan die huwelijksrelatie moeten gewerkt worden. En zal er zelfs moeten gevochten worden tegen de leegte en de lange duur. En tegen aanvechtingen van buitenaf.
Maar bedenk als man dan altijd dat je vrouw jou gekozen heeft toen ze jong en mooi was en ze vele andere mannen krijgen kon. Maar ze koos voor jou omdat ze hartstochtelijk van je hield.
En de vrouw moet precies hetzelfde bedenken. Toen haar man jong en krachtig was, heeft hij gekozen alleen voor mij. Tussen 1000 anderen.
En nu, na zoveel jaren, hebben we samen zoveel beleefd, vreugde en verdriet, beide ons nog meer verbindend. Je kan dat niet zomaar wegblazen.
Er bestaat waarschijnlijk geen groter geluk voor oudere mensen dan te weten: ik heb me niet vergist in hem, ik heb me niet vergist in haar.
En er bestaat geen meer vertederend beeld voor buitenstaanders dan het beeld van twee oude mensen die, wanneer het vuur van de hartstocht bedaard is, nu anders maar minstens even echt als vroeger van elkaar houden, elkaar nabij willen zijn. Soms mopperend en plagend, meestal verborgen onder jarenlang geweven gewoontehandelingen, maar onmiskenbaar nog altijd met liefde, nog altijd er willen zijn voor elkaar.

Respect
Maar wat dan voor mensen van wie de relatie toch onherstelbaar stukgaat ondanks alle pogingen om te helen en te vergeven, ondanks alle goede wil?
Ik kan moeilijk aannemen dat Jezus instemt met het hedendaags gehuppel van de ene relatie naar de andere. Maar ik kan me even moeilijk inbeelden dat Jezus iemand zou veroordelen tot levenslang ongelukkig zijn nadat de relatie stukging.
Jezus breekt altijd toekomst open voor mensen die vastgelopen zijn.
Wetten en regels zijn nodig, maar, zegt Jezus, de sabbat is gemaakt voor de mens, niet de mens voor de sabbat. En tussen het respect voor de sabbat en het respect voor de concrete mens moet met heel veel wijsheid de juiste weg gevonden worden.

Bondgenoot of tegenstander
wo 06 oktober '21

Zondag 29 september 2021, Zesentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Mensen die graag discussiëren over de inhoud en de betekenis van Bijbelteksten hebben aan de evangelielezing van vandaag een vette kluif.
Er staat in deze tekst van Marcus immers iets dat volledig tegenstrijdig lijkt aan wat Mattheus in hoofdstuk 12 schrijft. Bij Marcus zegt Jezus: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”. En bij Mattheus klinkt het: “Wie niet met mij is, is tegen mij”. Wat toch op zijn minst opmerkelijk mag genoemd worden.
Ik herinner mij nog dat jaren geleden de bekende Franse historicus Henri Guillemin hier heel heftig over deed: één van beide uitspraken was volgens hem vervalst.

Grondhouding
Als geschiedkundige had Guillemin echter moeten weten dat mensen en zeker historische figuren regelmatig tegenstrijdig lijkende uitspraken doen.
En dat je dan altijd naar de context moet kijken.
De kern van Jezus’ boodschap is de menslievendheid van God, die ook in mensen gestalte moet krijgen en die de drijfveer van ons handelen moet worden.
De menselijkheid, de liefde is de toetssteen. Als je daarin meegaat ben je een bondgenoot van Jezus. Ga je daar tegenin, ben je zijn tegenstander.
M.a.w. als je verkondigt dat het Gods wil is dat “vijanden van het geloof” onderdrukt worden, dan ligt de molensteen al voor je klaar.
Maar wanneer premier De Croo, naar ik vermoed een niet-gelovige, i.v.m. corona de mensen de boodschap meegeeft “zorg niet alleen voor jezelf, maar zorg ook goed voor elkaar”, dan is God in die boodschap aanwezig. Dan verkondigt hij Jezus. Of premier De Croo dat nu graag hoort of niet.
Jezus’ houding is grenzeloos open: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”.
Wie geen afbreuk doet aan de kern van zijn boodschap, is waard om gehoord te worden. Dat is duidelijk zijn grondhouding.

Criterium
Denk aan het gesprek met de Syro-Fenicische vrouw aan de bron.
Jezus gaat in zijn open-zijn zelfs zo ver dat Hij zich als Rabbi als het ware laat corrigeren door een vrouw: bovendien een heidense vrouw, wat helemaal ongehoord was in die tijd. En Hij doet dat ongetwijfeld om ons een voorbeeld te geven van hoe wij moeten openstaan voor samenwerking en zelfs voor het overnemen van inzichten van mensen die, hoewel ze niet behoren tot onze groep, tot onze Kerk zeg maar, toch onze inzet voor de wereld en voor de mensen delen. Terwijl anderzijds, mensen die wel beweren volgeling van Jezus te zijn, maar in de praktijk iets heel anders betrachten dan liefdevolle inzet voor medemensen, op een radicale afwijzing van Jezus mogen rekenen: “Wie niet met mij is, is tegen mij”.
Liefdevol omgaan met mensen is voor Jezus hét criterium om bij Hem te horen.

Rommel
Al de rest is voor Hem. . . praat. Misschien zinnige praat, verheven praat, stichtende praat,. . . maar toch vooral praat. Hoe je omgaat met je medemens, daar gaat het om bij Jezus.
Om nu toch nog even terug te komen op die vermeende “vervalsing” waar Guillemin het over had. We kunnen wat dat betreft op onze beide oren slapen.
Er is natuurlijk over Jezus, zoals over elke historische figuur, ook ontzettend veel onzin geschreven: allerlei geschriften die zich zelfs “evangelie” noemden, het een al onnozeler dan het ander, en die probeerden tegemoet te komen aan de menselijke nieuwsgierigheid op allerlei vlakken.
Zo is er zelfs een “evangelie” dat het uitgebreid heeft over het huwelijksleven van Jezus en Maria-Magdalena. . .
De Kerk heeft echter van in het begin heel streng toegekeken op de authenticiteit van de teksten en alle rommel er meteen uitgegooid. Wat in onze tijd een bepaalde pers dan weer de gelegenheid geeft om te zeggen dat de Kerk alle documenten heeft geweerd die niet in haar kraam pasten. Wat natuurlijk een erg gratuite bewering is.

Bijgewerkt?
Veel sterker is het tegenargument. Meer dan 1500 jaar lang was de Kerk de enige instantie die de Bijbelteksten vertaalde, ze van uitleg voorzag en ze kopieerde in haar abdijen. Die teksten propageren een levenshouding waar de Kerk, toen ze rijk en machtig was, zeker geen voorbeeld van was. Die teksten waren eerder een aanklacht tegen de levenswijze van vele bisschoppen en pausen. De verleiding moet toch groot geweest zijn om ze hier en daar “een draai” te geven. Maar dat is nooit gebeurd.
Telkens als men in onze tijd evangelieteksten vindt die nog ouder zijn dan de tot dan toe oudste teksten, en men vergelijkt die met het evangelie dat vandaag voor ons ligt, dan blijkt dat er in 2000 jaar geen komma of punt werd bijgevoegd of weggelaten.
Hoe men die teksten interpreteert, dat is wat anders. Eenzelfde Bijbeltekst wordt vandaag door ons wellicht anders geïnterpreteerd dan 1000 jaar geleden.
Maar er is nooit mee geknoeid.
Wij kunnen wat dat betreft op onze beide oren slapen.

De oerzonde
wo 06 oktober '21

Zondag 19 september 2021, Vijfentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Het valt op als je tegenwoordig naar een huwelijksfeest gaat dat het altijd de vrienden van het bruidspaar zijn die met allerlei verhalen en anekdotes de stemming erin brengen. Toen ik jong was gebeurde dat altijd door de vrolijke Frans van de familie (iedere familie had er zo wel minstens één): een enigszins gezette oom die, na de nodige glazen Châteauneuf-du-Pape, tegen zijn beker tikte en rechtstond om met luim en joligheid het gezelschap op te vrolijken.
En steevast ging het dan over de appel waarin Eva, Adam had doen bijten.
Aan de uitgewisselde knipoogjes en het instemmend gegrom van de volwassenen kon je dan als kind al opmaken dat het over seks ging. Al was dat woord toen nog niet uitgevonden.

Misverstand
Maar het echt grappige was dat heel de situatie berustte op een gigantisch misverstand. De oerzonde van de mens, waar het verhaal van Adam en Eva naar verwijst, heeft immers niets te maken met seksualiteit.
De oerzonde van de mens is: machtshonger, meer dan een ander willen zijn, streven naar overheersen en direct daaraan verwant: na-ijver en jaloezie, concurrentiestrijd en wraakzucht.
Als de duivel, om een vertrouwde metafoor te gebruiken voor het kwaad, als de duivel een mens in zijn macht wil krijgen, dan is dat het punt waar hij de ‘forcing’ moet voeren omdat de mens daar het meest kwetsbaar is.
Herlees het verhaal over Adam en Eva.
Daarin staat nergens iets over ongekende lichamelijke genietingen die hun te beurt zullen vallen als ze in de appel bijten. Er staat: als je ervan eet zal je aan God gelijk zijn. Zal je Hem evenaren in macht en majesteit.

Macht
Hetzelfde vind je terug in het Nieuwe Testament bij de bekoring van Jezus in de woestijn. De duivel, om de metafoor nog even aan te houden, toont Jezus al de koninkrijken van deze wereld met alle macht en rijkdom die hun eigen zijn. “Dit alles zal ik u geven”, zegt hij tegen Jezus, “als je voor mij neerknielt en mij aanbidt”.
Ongetwijfeld was het voorstel van de duivel terecht. Hij en hij alleen is heerser in het domein van de macht en hij deelt ervan uit aan wie hij wil.
Maar Jezus wijst hem af en van iedere christen wordt verwacht dat hij hetzelfde doet.
Van als de wereld bestaat weten wij dat macht corrumpeert en dat niets ons zozeer verwijdert van God als het streven naar macht.
En toch oefent het hebben van macht en invloed een bijna onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op de mensen. Het is werkelijk onze geestelijke achillespees.

Meedogenloos
Natuurlijk is streven naar macht en aanzien een groot woord.
Ik denk ook niet dat velen onder ons ervan dromen om andere landen te onderwerpen of om een machtig drugsimperium uit te bouwen. Dat soort dingen liggen redelijk ver van ons bed.
Maar anders wordt dat, als wij er een paar woorden naast leggen die er familie van zijn. Woorden als “competitie” en “concurrentie”.
Want die woorden maken wezenlijk deel uit van de wereld van de sport, de economie, de politiek en de zakenwereld. Onze wereld dus.
Die wereld, onze wereld, is zelfs helemaal ondenkbaar zonder begrippen als strijd, competitie, de beste, de eerste, de meest succesvolle willen zijn.
En dat is niet meteen verkeerd op zich. Competitie heeft ontegensprekelijk ook goeie kanten. Ze is zelfs nodig om vooruit te komen in domeinen waar die vooruitgang voor iedereen wenselijk en noodzakelijk is. Denk aan de geneeskunde en de wetenschappen in het algemeen. Maar in vele gevallen leidt competitie en concurrentie ook tot meedogenloze strijd, hardvochtigheid en zelfs pure haat.
En het zou zelfs best kunnen dat onze huidige westerse maatschappij daar niet meer zonder kan, daar te veel op gebaseerd is.

En ik?
Anderzijds moeten wij in de Kerk ook niet altijd weer opnieuw de maatschappij een spiegel voorhouden. Jezus wou niet op de eerste plaats een maatschappij hervormen. Jezus riep in de eerste plaats de individuele mens op om zich te bekeren.
En als ik mijzelf dan een spiegel voorhoud, dan merk ik dat dingen als pretentie, concurrentie en na-ijver mij veel nabijer zijn dan ik graag wil geloven.
Je kan in dat verband het best achter de waarheid komen door eens heel aandachtig na te gaan wat het is dat je echt kwaad maakt.
Ik denk bijvoorbeeld dat ikzelf het er niet zo moeilijk mee heb als iemand mij op fouten wijst.
En zelfs als iemand mij financieel gerold heeft, merk ik dat ik daar niet erg kwaad van word. Echt en blijvend kwaad word ik, zo merk ik nu, als iemand over mij heen rijdt, doet of ik niet besta, of over iets beslist dat wezenlijk tot mijn bevoegdheid behoort.
En dat heeft dus te maken met ijdelheid, concurrentie, pretentie, competitie.
En uiteindelijk met macht en aanzien. En dat is, zegt ons geloof, de oerzonde waar zoveel ellende uit voortkomt. En daar moeten wij echt aan werken.
Want de wereld wordt niet beter als we niet beginnen bij onszelf.

Wie is Christus voor jou?
vr 17 september '21

Zondag 12 september 2021, Vierentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Geloof dat zich niet uit in daden is dood, zegt Jacobus.
En dat is ook altijd de stelling geweest van de katholieken in hun gebekvecht met de protestanten. Protestanten hielden het in principe altijd bij het “sola fide” van Paulus: de mening dat alles draait om het geloof. Dat het geloof op zich belangrijker is dan de “werken”.
Uiteindelijk hebben beide apostelen het natuurlijk over hetzelfde: geloof én inzet. Ze gebruiken alleen een andere invalshoek. Geloven bij je thuis in je eentje, zonder dat je het ook beleeft in je inzet voor mensen is een steriel geloof. Dat is vrij duidelijk denk ik.
Bij het andere, de overtuiging dat de inzet, het engagement het allerbelangrijkste is, ligt dat wat moeilijker. Je kan immers moeilijk zeggen dat inzet waardeloos is zonder geloof.
Want dan neem je zomaar de acties op de schop van zovele mensen, ook ongelovigen, die zich op allerlei manieren inzetten voor een betere wereld. En dat zou dan geen klein beetje arrogant zijn.

Aanvullend
Je kan over die dingen bijgevolg alleen maar getuigend spreken, over hoe je ze zelf ervaart en dan nog op een wijze die op geen enkele manier aanmatigend of veroordelend is.
Zo kan je bijvoorbeeld stellen dat je zelf nogal sociaal ingesteld bent. Dat je geld geeft aan goede werken en dat je ook zelf je handen durft vuilmaken voor mensen in nood. Maar dat er ook momenten zijn dat je je overvraagd voelt, het lastig wordt, of je inzet pijn begint te doen, te veel van je vraagt. Op zo’n momenten heb je al je geloof nodig om door te zetten. Je doet dan verder, heel bewust, vanuit je geloof. Je doet het voor God. En je zegt Hem dat ook: het gaat echt niet goed. Maar ik doe verder. Uit liefde voor uw liefde. Help mij.
Ik denk dat het dat is wat Paulus bedoelt.
En eens dat je doorhebt dat geloof en inzet, strijd en inkeer bij elkaar horen, mekaar aanvullen, begrijp je ook dat ze niet uitwisselbaar zijn.
Dat je het een niet zomaar kan vervangen door het ander.

Één geheel
Ik herinner mij nog goed de tijd, 40-50 jaar geleden, toen het kerkbezoek begon terug te lopen. En dat ook verpleegsters en onderwijsmensen uit katholieke instellingen de Eucharistieviering begonnen te brossen. En als je hun dan voorzichtig vroeg naar het waarom, dan kreeg je steevast het antwoord: ik zet me al genoeg in voor de mensen.
Wat zij toen vertelden is nu bijna gemeengoed geworden.
De mening dat sociale inzet het beleven van de liturgie en zelfs het bidden-tout-court overbodig maken, is, ook voor veel mensen die zich christen noemen, blijkbaar vanzelfsprekend geworden.
En toch. . . Voor een christen vormen Evangelie, liturgie, gebed en inzet één geheel. Het is juist door het beluisteren van en het mediteren over Gods Woord, de liturgie en het gebed dat onze inzet opgeroepen, verdiept en volgehouden wordt. De verschillende componenten bevruchten elkaar.

Vakjes
En dat helpt ons natuurlijk ook om mensen uit één stuk te zijn, niet in “vakjes” te leven.
Wat dat betreft speelt het element “tijd” een grote rol.
Anders dan God, leven wij mensen, in de tijd.
D.w.z. dat wij ook ouder worden, elk jaar, elke dag, elk uur. . .
Tijd is dus iets heel kostbaars voor ons en daarom maken wij ook zorgvuldig werk van ons tijdsgebruik: zoveel tijd voor ons werk, zoveel voor ons gezin, zoveel voor sport en ontspanning enzovoort.
Wij moeten oppassen dat wij niet hetzelfde doen met ons christen zijn: leven in vakjes.
Eén uur per week voor de Mis, 1 uur per week vrijwilligerswerk en een bezoekje aan tante Marie in het rusthuis, regelmatig een overschrijving doen voor een goed doel, één keer per jaar mijn belastingbrief heel foutief invullen en 1 keer per week een wat rare site bezoeken op het internet.
Al die vakjes staan los van elkaar. Hebben vaak ook niets met elkaar te maken, spreken elkaar zelfs tegen.

Christus
Ik denk dat de centrale vraag bij dit alles is: “Hoe zie ik Christus?” Dat is ook de vraag die Jezus zelf, over de hoofden van de apostelen heen, stelt aan ons vandaag: “Wie zegt gij dat Ik ben?” Zoals elke betweter ga ik je al direct en op voorhand het juiste antwoord geven: “Je bent christen als Jezus voor jou de verrezen Christus is”. De levende Heer, waar je heel je leven op afstemt, waar je echt contact mee hebt via het gebed, en die je in alles ten volle vertrouwt.
Je bent dus geen christen als je gelooft in God (want de duivel doet dat ook, zegt Jacobus).
En ook niet als je alleen maar respect en sympathie hebt voor de historische Jezus en Hem een edel mens noemt, want vele ongelovigen doen dat ook.
En ook niet als je Hem een groot profeet noemt, want Mohammed vond dat ook. En die zou het toch echt niet op prijs stellen dat je hem christen zou noemen.
Het simpele feit ligt daar dat je alleen maar christen bent als, en in de mate dat, je een echte relatie hebt met God, zoals Hij zich heeft laten kennen in Jezus.
En als je bijgevolg, elke dag opnieuw, met vallen en opstaan, probeert om zijn Rijk van liefde onder de mensen dichterbij te brengen. En dáár vooral mee bezig bent. En alles vermijdt wat daartegen ingaat.
Alleen dan ben je christen.

Ga open!
vr 17 september '21

Zondag 5 september 2021, Drieëntwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Vorige week hebben wij het uitgebreid gehad over ons “hart”.
En dan niet over ons fysieke hart, maar over ons “innerlijk hart”, ons geestelijk leven, ons “diepere zijn”. Datgene dat, meer dan onze uiterlijke kenmerken, onze persoonlijkheid uitmaakt, ons tekent, ons maakt tot wie we zijn.
En we zagen ook dat dat “hart” verschillende lagen heeft.
Dat ons ego aan de oppervlakte functioneert. En dat ego wordt gedomineerd door de minder fraaie mogelijkheden waar de evolutie ons mee begiftigd heeft: naast en dankzij ons verstand is er ook onze behendigheid om andere soorten (en individuen) te overheersen, weg te duwen en te elimineren.
Het is dan ook niet toevallig dat de term egoïsme afgeleid is van het woord ego.
Omdat dat oppervlakkige “ik” in het centrum van alles wil staan. Alles naar zich toehalend, alle anderen wegduwend, alles onderwerpend en dienstbaar aan zichzelf makend.

Verlangen
Maar dat ego, dat oppervlakkige ik, is niet wie we echt zijn, het is niet wat we diep in ons hart echt willen.
Dat ego is eerder een soort wildgroei, een soort schimmel die over ons eigenlijke wezen gegroeid is. Want diep in ons binnenste stoten wij op een verlangen naar liefde. Naar liefde krijgen, maar ook liefde geven.
En dat diepere verlangen in ons wil dus precies het tegenovergestelde van datgene wat ons oppervlakkige ego ons dicteert. Maar het gaat wel degelijk over het diepste verlangen in ons. Het gaat wel degelijk om wie we werkelijk zijn. Maar dat kan pas echt naar boven komen en naar voor treden naarmate we bevrijd worden van alles wat dat verlangen overwoekerd heeft.
Christenen hebben nooit moeite om in dat diepe verlangen het verlangen van God zelf te herkennen. Om in te zien dat ons eigen diepste verlangen samenvalt met het verlangen van God. Om te zien hoe, in dat verlangen, God zelf in ons aanwezig is. Hoe dit verlangen de aanwezigheid is van de Heilige Geest in ons.

Heilige Geest
Toch even stilstaan bij dat “God-in-ons”.
Als christenen hopen wij ooit na onze dood opgenomen te worden in het leven van God.
Maar wij geloven niet dat wij “een stukje God” zijn.
En ook niet dat wij “een stukje God in ons hebben”.
Maar wel dat de Heilige Geest in ons aanwezig is en in ons werkt.
Dat onze diepste verlangens (naar liefde) samenvallen met het verlangen van God. Paulus heeft het over “de heilige Geest die in ons ademhaalt en ons bewoont”.
En dat is al ontzagwekkend op zich.
Maar de “waanzin der Caesaren”, de mening dat wijzelf (een beetje) God zijn, hoort helemaal bij de brouwsels van het ego en is helemaal iets anders.

Tegenstrijdig
Laat ons die zaken nu eens allemaal naast mekaar leggen en ze aandachtig bekijken.
De conclusie die zich dan opdringt, is dat de verlangens waar ons ego ons mee opzadelt tegenstrijdig zijn met onze diepste verlangens.
Maar als dat zo is, dan kan het ingaan op onze egoïstische verlangens ons nooit duurzaam gelukkig maken, juist omdat ze ingaan tegen ons diepere verlangen.
Dan gaat het ingaan op die oppervlakkige verlangens van het ego ons uiteindelijk zelfs ziek maken.
En als je daarbij dan nog beseft dat heel onze economie, een groot deel van ons hedendaags omgaan met de wereld, de mensen en de dingen, gericht staat op het voldoen aan de verlangens van het ego, dan begrijp je de enorme nood aan psychologen, psychiaters en andere geestelijke zorgverleners.
Ik ben ervan overtuigd dat Jezus de eerste zal zijn om de verdiensten van die zorgverleners te erkennen. Maar zijn eigen methode is anders.

Effeta
Voor Hem ligt de voornaamste oorzaak van ons ongelukkig zijn, niet zozeer in allerlei gebeurtenissen, gemiste kansen of een ongelukkige jeugd.
Maar in het feit dat ons diepste verlangen verstikt of ondergesneeuwd is.
En dát wil Jezus terug vrijmaken.
En dat doet Hij ook. Niet door ons een methode daarvoor aan de hand te doen.
Maar door het geven van een bevel: “Effeta, ga open”.
Dat is natuurlijk weinig wetenschappelijk. Maar het werkt. Maar je moet het wel vragen. En dat kan alleen via het gebed. Maar het werkt.
Het effeta/ga open-bevel van Jezus sloopt snel en grondig de muren die je scheiden van je eigen diepste verlangens. Maar ik kan dat natuurlijk niet “bewijzen”, niet wetenschappelijk onderbouwen. Je moet dat zelf ondervinden.
Maar eerst moet je wel een duidelijke keuze maken.
Wil ik blijven alles verwachten van alle mogelijke “genietingen” of wil ik echt gelukkig zijn?

Diepste verlangens
vr 17 september '21

Zondag 29 augustus 2021, Tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Het joodse geloof is helemaal doordrongen van de gedachte dat God een verbond sluit met zijn volk. God schenkt de mensen zijn 10 geboden en de meer dan 600 richtlijnen die daarvan zijn afgeleid, als een kans om gelukkig en zinvol te leven. Als volk en als individu.
Het grote voordeel van zo’n strikt religieuze regelgeving is dat ze rust en vastheid geeft en eeuwen overspant, niet afhankelijk is van de grillen van elke nieuwe heerser. Het grote gevaar van zo’n systeem is natuurlijk dat diezelfde onveranderlijkheid gemakkelijk aanleiding kan geven tot starheid, wetticisme en vooral ook. . . schijnheiligheid. Niet iedere mens is immers even godsdienstig aangelegd en in een klimaat waarin zo’n religieuze regels de maatschappij overheersen gaan nogal wat mensen dan maar doen alsof, om niet op te vallen en geen narigheid te krijgen.
Ook in een niet-godsdienstige samenleving is dat verschijnsel meer dan gekend.
Denk aan eenvoudige dingen zoals sluikstorten op plaatsen en momenten dat men denkt dat niemand het ziet. Of aan overdreven snelheid op wegen waar nog geen camera’s zijn geplaatst. Je zou het vormen van seculiere schijnheiligheid kunnen noemen.

Geestelijk leven
Het is echter vooral de religieuze mens, die enorme geestelijke schade kan oplopen door zich al te zeer te focussen op regels en wetten. En dan niet zozeer omdat dat aanleiding kan geven tot schijnheilig gedrag. Maar omdat het gevaar zeer groot is dat men uiteindelijk belandt in godsdienstig conformisme.
D.w.z. vanaf het ogenblik dat ik doe wat de wet voorschrijft ben ik in orde, is alles oké.
Niets is meer nefast voor het geestelijk leven van een mens dan dit soort houding van: “Ik doe wat ik moet doen, op mij heeft niemand iets aan te merken. Ook God niet.”
Het is een bedroevende houding die elke groei, elke vorm van geestelijk leven in de kiem smoort. Iemand die zo leeft, die snijdt zichzelf af van de sappen die vanuit een levend geloof als vanzelf opborrelen: moed, incasseringsvermogen, troost, hoop en de kracht om door te zetten, om te vergeven, om anderen te helpen en om ook open te staan voor het geluk en de liefde die anderen je willen geven. Heel dat enorme potentieel aan levenskracht dat echt geloof je geeft, ga je helemaal ontlopen als dat geloof verpietert tot alleen maar het strikte naleven van wetten en regels.

Nefast
Natuurlijk zijn regels en wegwijzers belangrijk en nodig.
Maar je godsdienstig leven helemaal toespitsten op het strikt uitvoeren van regels en wetten, leidt tot verstarring en uiteindelijk heft het zelfs elke vorm van geestelijk leven op. Omdat geestelijk leven tot doel heeft je als mens altijd maar vrijer en vrijer te maken.
De grote vraag die zich nu opdringt is natuurlijk: wat is dat, “vrijheid”?
In de hedendaagse materialistische opvatting die in de media onophoudelijk wordt uitgedragen is dat: vrij en onbelemmerd je ego aan zijn trekken (kunnen) laten komen.

Afdalen
Maar is dat ook zo? Volgens de hedendaagse Amerikaanse schrijver Ryan Holiday is ons ego juist onze belangrijkste vijand.
Maar eigenlijk wisten we dat al, alle grote leermeesters in het geestelijk leven leren dat.
Ons hart—en dat is een symbolische naam voor de geestelijke ruimte waarin verstand, gevoel en geheugen samenkomen—kent verschillende niveaus.
Aan de oppervlakte ligt ons ego. Zolang we daarin blijven steken wordt ons leven beheerst door de neiging om alles naar ons toe te halen, al onze nukkigheden en driften in te volgen. En andere mensen te zien als mogelijke knechtjes of hinderlijke concurrenten.
Wat Jezus van ons vraagt, is dat we dat triestig niveau achter ons laten om steeds meer af te dalen in ons hart. Om daar, in de diepte van ons wezen, daar waar we helemaal onszelf zijn, de wil van God, God zelf op het spoor te komen.
Om daar te ontdekken dat ons diepste verlangen, het verlangen naar zelfgave en naar liefde is. De Franse psychoanalytica Françoise Dolto heeft daar heerlijke bladzijden over geschreven.
Als je diep genoeg afdaalt in je diepste innerlijk, ontdek je daar dat je fundamenteel verlangen precies het tegenovergestelde wil van wat aan de oppervlakte je ego dicteert.
En ingaan op dat diepste verlangen in ons, is wat God van ons vraagt.
Het enige wat ons vrij en gelukkig kan maken.

Verantwoordelijkheid opnemen
vr 17 september '21

Zondag 22 augustus 2021, Eenentwintigste zondag door het jaar (jaar B)

Alleen monniken kunnen zich de luxe permitteren van arm te zijn.
Wat betreft huisvesting, voeding en kleding wordt volledig voor hen gezorgd.
Ze hoeven daarvoor dus geen apart potje aan te leggen en kunnen zich zorgeloos helemaal overgeven aan studie, gebed en goede werken.
Maar dat geldt dus alleen voor monniken, voor al de andere mensen is armoede iets slechts, iets dat bestreden moet worden. En christenen hebben dat ook altijd met verve gedaan. Gaande van het oprichten van de eerste armenhuizen, over de middeleeuwse “Tafels van de H. Geest” tot en met de oprichting van bijstandskassen, ziekenfondsen en vakbonden.
En ondanks de invloed van neoplatonisch gezinden, die lichamelijke geneugten maar verdacht vonden, hebben wij nooit echt moeite gehad met welstand en met het genieten van de goede dingen des levens.
Vele kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders zijn ons daar trouwens ook altijd enthousiast in voorgegaan.

Fundamentalisme
Iets heel anders is de vraag of we daarmee levensvervulling kunnen vinden, of we met die dingen ook op een duurzame manier gelukkig worden?
We zijn daar vorige week uitgebreid op ingegaan en we zijn tot de slotsom gekomen dat dat niet zo is. De alsmaar toenemende mogelijkheden om te consumeren, om dingen naar ons toe te halen, om van allerlei goederen en diensten te genieten, maken ons het leven gemakkelijker maar maken het niet noodzakelijk gelukkiger.
En toch wordt het huidig economisch fundamentalisme door zo goed als niemand nog in vraag gesteld.
En dat maakt dat niet alleen de reclamejongens maar ook de overheid doen alsof ons geluk en onze zielenzaligheid helemaal afhankelijk zijn van geopende caféterrasjes. En van het feit dat we in het nieuwe Rijk der Vrijheid nu ook de mogelijkheid hebben om “onze schade in te halen”. Om bijvoorbeeld 2 keer per week op restaurant te gaan i.p.v. één keer per maand en om ieder jaar een wereldreis en een cruise te maken i.p.v. de vroegere 10 dagen Benidorm.
Je kan er misschien om lachen en dat allemaal zo erg niet vinden. Maar die sluipende en niet-aflatende beïnvloeding heeft kwalijke gevolgen. Voor het eerst zie je bijvoorbeeld hoe gewone burgers, geen terroristen of bandieten maar gewone burgers, met de politie op de vuist gaan omdat het sluitingsuur van hun café vervroegd wordt.
Iets wat blijkbaar ervaren wordt als een aanslag op onze vrijheid en ons geluk.

Offer
En toch blijven christenen volhouden dat je als mens niet gelukkig wordt door jezelf in het centrum van de wereld te plaatsen. Door alles naar je toe te halen, door alles en iedereen ondergeschikt en dienstbaar te maken aan het inwilligen van je persoonlijke wensen, driften en verlangens.
Dat echt en duurzaam geluk afkomstig is van dienstbaar zijn, van iets mogen betekenen voor anderen, van het weten dat tenminste iemand echt van je houdt, iemand die je laat voelen dat je veel voor hem of haar betekent.
Maar iets betekenen voor anderen, houden van, je geven aan anderen, houdt ook in dat je af en toe een offer moet brengen.
De weg naar duurzaam geluk is niet geplaveid met alleen maar plezante momenten en topervaringen. Die weg houdt ook momenten in van moeizame inzet, angst en teleurstelling. Maar een andere weg naar levensvervulling en geluk is er niet.

Pacifisme
En vandaag, ten gevolge van de bijzondere oorlogsherdenking in Lubbeek, zou ik daar nog een gedachte willen bijleggen.
Wij hebben immers niet alleen een gezin, een familie en een vriendenkring, wij maken ook deel uit van een volk, wij zijn ook burgers van een land.
Ook die grotere gehelen verdienen onze waardering en onze inzet en onze liefde.
En wanneer ze in gevaar zijn is het onze plicht om ook hier onze verantwoordelijkheid op te nemen. Natuurlijk blijft vrede onder alle mensen de hoofdbetrachting van iedere christen en van iedere beschaafde mens.
Maar we mogen ook niet toelaten dat extreem pacifisme ons de ogen doet sluiten voor de realiteit.

Verzet
De geschiedenis bewijst dat de wereld van de macht een onweerstaanbare aantrekkingskracht uitoefent op mensen die meestal zeer intelligent zijn maar tezelfdertijd ook zwaar gestoord en in ieder geval ook totaal immoreel.
Wij moeten ons daar geen illusies over maken. Zo’n individuen maken niet alleen van hun eigen land een gevangenis maar ze dromen er ook van zoveel mogelijk mensen onder hun tirannie te brengen.
Wij moeten ons daartegen verzetten.
Je moet niet alleen opkomen voor je eigen gezin, je moet ook je land en je volk verdedigen tegen dat soort criminelen. Ook als je daar offers moet voor brengen.
Zielig is hij die daar oorlogszuchtig patriotisme gaat achter zoeken.
Als je een man of een vrouw bent uit 1 stuk en je hebt ervoor gekozen solidair te zijn met mensen die verdrukt (dreigen te) worden dan moet je niet alleen solidair zijn als het je goed uitkomt maar altijd en in alle omstandigheden.
En dat brengt risico’s met zich mee. . .

Pagina's