Nieuws uit de parochie

Hoezo “arme zondaar”?
zo 30 juli '23

Zondag 23 oktober 2022, dertigste zondag door het jaar (jaar C)

Het verhaal van de farizeeër en de tollenaar die naar de tempel gaan om te bidden is tamelijk goed gekend.
Maar 20 eeuwen christendom hebben gemaakt dat onze sympathie automatisch uitgaat naar de rouwmoedige tollenaar, terwijl de farizeeër ongenadig voor de bijl gaat als hoogmoedig, schijnheilig en vals.
In Jezus’ tijd echter was dit helemaal anders en moet deze parabel, ook bij gewone mensen, heel schokkend zijn overgekomen.
Want tollenaars werden gehaat. Ze inden de belastingen voor de Romeinse bezetters, ze collaboreerden op grote schaal en bovendien bestalen ze de eigen mensen door—voor eigen rekening—de verschuldigde bedragen fors te verhogen.

BEWONDERD
De farizeeërs daarentegen stonden zeer hoog in aanzien bij het volk.
Want hoewel de gewone mensen zich meer en meer lieten inpalmen door de verlokkelijke Romeinse way of life, met wagenrennen, eet- en drinkfeesten, met theater en met andere “heidense” gewoonten, bewonderden ze de farizeeërs, die daar niets mee wilden te maken hebben.
De farizeeërs leefden sober, gaven aalmoezen en leefden helemaal volgens de oude voorschriften en wetten van Mozes. En ze werden er mateloos om bewonderd door de gewone mensen, die er zich hadden bij neergelegd dat dergelijke hoogstandjes niet voor hen waren weggelegd.
Om maar te zeggen dat Jezus met dit verhaal zijn toehoorders mateloos choqueert.

PRETENTIE
Het moge wel duidelijk zijn dat Jezus nooit een bepaalde groep viseert.
Het gaat Hem altijd om zijn toehoorders, zijn volgelingen, bij wie hij neigingen aantreft of voorziet, die zo typisch zijn voor de farizeeërs: pretentie, denken dat ze uitverkoren zijn omdat ze doen wat God van hen vraagt, omdat ze perfect de wetten en voorschriften volgen.
Eigenlijk zijn ze zelf perfect, daarvan zijn ze stilaan overtuigd geraakt.
Eigenlijk moet God dankbaar en fier zijn dat Hij over zo’n volgelingen kan beschikken.
Het is een mentaliteit die geen enkele ruimte laat voor het nood hebben aan God. Zoals het openstaan voor zijn barmhartigheid, het vertrouwen op zijn vaderlijke nabijheid, zijn liefde en zijn genegenheid.
Het is de kille zelfvoldaanheid van de mens die, overtuigd van zijn eigen kracht en perfectie, met pure minachting neerkijkt op al wie niet tot zijn goddelijke hoogten kan doordringen.

VERWACHTING
De farizeeër wordt dus niet afgewezen om zijn potsierlijke verwaandheid maar om zijn onvermogen en zijn onwil om ook maar iets te verwachten van Gods vaderlijke goedheid. Hij heeft niemand nodig, ook God niet.
Het enige wat hij van God verwacht is een soort goddelijke bevestiging van zijn prima levenswandel. Goddelijke goedkeuring, goddelijke bewondering zelfs voor het feit dat hij helemaal leeft zoals het hoort.
De tollenaar is van een heel ander kaliber. Hij is door-en-door corrupt en leeft van het bedriegen en bestelen van zijn medemensen.
Maar hij is zich daar heel goed van bewust. En in zijn betere momenten voelt hij zich heel klein in Gods aanwezigheid en durft hij van schaamte zijn hoofd niet ophouden. Hij maakt zelfs niet eens het voornemen om anders te gaan leven. Maar hij is wel al diep beschaamd over zijn huidige manier van doen. De deur naar nieuw leven staat tenminste op een kier.
Bij de farizeeër is die helemaal dichtgemetseld. Vandaar Jezus’ verwonderlijke sympathie voor de ene en zijn afkeuring van de andere.

ZELFRESPECT
Een kanttekening toch nog bij dat “beschaamd zijn”.
Soms zeggen mensen mij dat ze niet meebidden als in het gebed woorden komen als “ik ben niet waardig” of “arme zondaars”. Ze menen dat dit afbreuk doet aan hun zelfrespect, aan de gezonde positieve kijk op zichzelf. Ik denk dat het hier om een misverstand gaat.
Wij zijn alleen maar “arme zondaars” en “niet waardig”, als wij onszelf in de aanwezigheid stellen van de oneindige liefde van God. In geen enkele andere omstandigheid. Je kan wel ontzag hebben voor de kennis en de kunde van anderen en er hen om bewonderen. Maar gelovige christenen worden op geen enkele wijze opgeroepen om zich onwaardig of pietluttig te voelen ten aanzien van andere mensen.
Integendeel. Het christelijk geloof is pas geslaagd als een mens die, om welke reden ook, altijd gebogen heeft gelopen, uiteindelijk zijn rug kan rechten en iemand wordt te midden van de anderen.
God schept geen behagen in mensen die kruipen voor andere mensen. En ook niet in mensen die kruipen voor Hem.
Hij houdt van mensen die goed leven omdat ze dat zelf willen en die terzelfdertijd vertrouwen op Hem en zich koesteren in zijn liefde.

De puntjes op de i
zo 30 juli '23

Zondag 28 augustus 2022, tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar C)

Gelovige joden zagen en zien zichzelf nog altijd als het uitverkoren volk.
God heeft met Abraham immers een verbond gesloten. Eeuwen later heeft Hij het volk gered uit het slavenhuis van Egypte. En nog later heeft Hij hen tot
tweemaal toe terug thuisgebracht uit ballingschap in vreemde landen.
Als jood zit je dus duidelijk goed: alle Israëlieten die de wet onderhouden zullen deel uitmaken van de komende wereld. En alleen zij.
Daar waren ze van overtuigd.
Sommige teksten van Jesaja lijken dat echter breder te zien. En van Jezus zijn de Schriftgeleerden dus helemaal niet zeker.
Vandaar de vraag aan Hem of het er “velen” zijn die gered zullen worden.
Zoals bij de tempelreiniging veegt Jezus hier ook deze misvatting gewoon van tafel.
Joodzijn is niet het criterium. Maar ook christenzijn niet!
Later moet ik niet afkomen met: Jezus ik ken U, ik ben gedoopt, ik ging naar de mis, heb met U gegeten, heb tot U gebeden.
Dat is mooi. Maar dát is niet het criterium.

KLERIKALISME
De vraag die Jezus ons stelt is: “Heb je betekenis gehad voor andere mensen?
Heb je van hen gehouden? Hen verzorgd, hen tot rust gebracht, hen gelukkig gemaakt?”
Heb je echt van God gehouden en heb je dat getoond in het beminnen van zijn mensen? Dát is het criterium. Niet het behoren tot een land, een volk of een groep.
En terwijl ik dit schrijf moet ik ineens denken aan de gerechtvaardigde verontwaardiging van Paus Franciscus over elke vorm van klerikalisme, dat hij met wortel en tak wil uitroeien. Klerikalisme, dat is het denken dat je beter bent, dat je meer mag, dat je boven de mensenwet staat omdat je behoort tot een “priesterkaste”. Denk aan het gebruikelijk (en redelijk aanvaarde) excuus van priesters die te veel eten: “Ik mag toch iets hebben, ik mis al zoveel”. Maar die mentaliteit speelt ook bij het vergoelijken van ergerlijke feiten en het toedekken van misbruiken.
Ook dat heeft zijn oorsprong in het “klerikalisme”.
Maar om bij God te horen is alleen het respect en de liefde die ik heb voor andere mensen het criterium.

STRAF
Er is nog een tweede en serieuze horde die deze week moet genomen worden.
Het is niet simpel wat Paulus ons hier in de eerste lezing door de keel ramt.
Wij blijven daar een heel ongemakkelijk gevoel aan overhouden.
“De Heer”, zegt Paulus, “tuchtigt hen die Hij liefheeft”. En hij vergelijkt de straffende God met een vader die zijn kind straft met de bedoeling het een degelijke opvoeding te geven, zodat het later stevig staat en gezond en gelukkig door het leven kan gaan. Lijden zou dus een straf kunnen zijn.
Met het grootste respect voor de reus van een apostel die Paulus is, waag ik het toch te vermoeden dat hij zoals het hier geformuleerd staat, hier wat kort door de bocht gaat.
Het lijden is er nu eenmaal, en het bestaan ervan is een van de grootste mysteries. Maar het behoort tot de schepping en als God ook de Schepper is, zal dat lijden toch wel ergens een functie hebben. Maar zeggen dat het een straf van God is, kan in ieder geval niet de hele waarheid zijn, vermits dat lijden ook totaal onschuldige en voorbeeldig levende mensen treft.

LOUTERING
Wat je wel kan zeggen is dat lijden, soms, een sterk omvormende kracht ten goede kan zijn. Maar dat heeft alles te maken met onze bereidheid om het een plaats te geven, het moedig te dragen. Er eerst en vooral met alle mogelijke middelen tegen te vechten. En als blijkt dat we machteloos zijn, het zoveel mogelijk te aanvaarden.
En dat laatste lukt gemakkelijker als bij ons het sterke besef leeft dat God, ook in pijn en verdriet, dicht bij ons is, met ons meeleeft.
Laten we niet vergeten dat in Jezus, God ons lijden van binnenuit heeft gekend en doorgemaakt. En dat Jezus de beker tot op de bodem heeft gedronken.
Het besef dat God ons nooit verlaat, ook niet in de grootste “verlatenheid”, kan mensen helpen om gelouterd uit de beproeving te komen.
Maar dat heeft niets te maken met “opvoedkundige straffen”.
Het heeft alles te maken met ons geloof, met dat diepe besef dat zo prachtig verwoord wordt in psalm 73:
“Bij U, ik ben altijd bij U.
Gij houdt mij vast, Uw hand in mijn hand.
Alles zult Gij ten goede leiden.
Gij voert mij mee in Uw raadsbesluit.
Wat is de hemel voor mij zonder U?
Al wordt mijn lichaam ook afgebroken.
Al sterft mijn hart. Gij zijt mijn rots. ”
Mijn God, de toekomst die op mij wacht.

(vertaling Huub Oosterhuis)

Over ijdelheid en hoogmoed
zo 30 juli '23

Zondag 21 augustus 2022, eenentwintigste zondag door het jaar (jaar C)

De lezingen van vandaag hebben het over de christelijke deugd van de nederigheid. Het is inderdaad een uitgesproken christelijke deugd, maar ze wordt ook in niet-christelijke milieus zeer geapprecieerd.
Door mensen die een verantwoordelijke functie uitoefenen bijvoorbeeld. Die vinden de deugd van de nederigheid uitermate geschikt en aanbevelenswaardig voor diegenen over wie ze hun gezag uitoefenen.
Minder geschikt voor henzelf natuurlijk.
Omdat de deugd van nederigheid speciaal in kerkelijke middens sterk werd aangemoedigd en vooral in kloosters werd beoefend, kan je er zeker van zijn dat ze vele heiligenlevens heeft geïnspireerd en bewerkt.
Maar evenzeer heeft dat benadrukken van de nederigheid, samen met de daaraan verwante “heilige gehoorzaamheid”, het leven van nogal wat nonnetjes en broeders verzuurd. Waar mensen samenleven, gebeuren zo’n dingen nu eenmaal.

HOOGMOED
Maar waarom heeft de Kerk die nederigheid dan altijd (en nu nog) zo belangrijk gevonden? Ik denk dat je dat alleen maar kan begrijpen als je aandachtig kijkt naar het compleet tegenovergestelde van de nederigheid: de hoogmoed.
Hoogmoed is, veel meer nog dan “gewoon atheïsme”, de meest volmaakte anti-Godhouding. De gedachte dat iemand—mens of God—boven hem of haar staat, is voor een hoogmoedig mens onverdraaglijk.
Hoogmoed is wezenlijk concurrentieel. Ik ben het absolute centrum van de kosmos en ieder ander is, vergeleken met mij, zo goed als niets.
Voor een hoogmoedig mens zijn alle andere mensen concurrenten, vijanden eigenlijk.
Andere ondeugden kunnen met sommige deugden samenleven.
Een oversekst iemand kan soms ook nog echte liefde voor een andere mens voelen. En een dronkaard kan soms ook iets doen dat echt mooi en goed is voor anderen.
Maar voor een echt hoogmoedig mens is dat uitgesloten. Iedere andere mens is waardeloos. Een echt hoogmoedig mens heeft alleen maar minachting voor andere mensen.

IJDELHEID
Een fout die heel vaak gemaakt wordt is denken dat hoogmoed een vorm van ijdelheid is. Een erge vorm van ijdelheid. Helemaal fout.
Ik zie mijzelf bijvoorbeeld als iemand die wel ijdel is, maar niet hoogmoedig. En dan bedoel ik daarmee dat ik complimentjes van mensen erg op prijs stel, ook al probeer ik dat meestal te verbergen. Iemand die hoogmoedig is, interesseert zich totaal niet aan complimentjes, aan wat anderen over hem denken.
Een ijdel iemand kan, in zijn ijver om anderen te behagen, zich zelfs schikken naar verwachtingen en verlangens van anderen. En dingen zeggen en doen om bij anderen goed over te komen.
Een hoogmoedig mens hecht geen enkele waarde aan de mening van anderen.
Als het geloof, de Kerk en Jezus zelf zo’n belang hechten aan de nederigheid, dan moet dat in die context gezien worden. Hoogmoed is in wezen atheïstisch en volkomen onverenigbaar met christelijk geloof. Andere vormen van atheïsme, het verwerpen van een god die geboren wordt uit menselijke angsten en fantasieën bijvoorbeeld, zijn wel verenigbaar met het christendom. De eerste christenen werden trouwens massaal terechtgesteld als atheïsten omdat ze de hele Romeinse santenkraam van goden en godinnen verwierpen.
Maar voor diezelfde christenen is echte hoogmoed de meest fundamentele anti-Godhouding die er bestaat. Omdat het wezen ervan het verachten van de mens is.

ZELFHAAT
Tot slot nog dit -Nederigheid- is een christelijke deugd. De huidige Europese gewoonte om door het stof te kruipen en om voortdurend vergiffenis te vragen over ons verleden is dat niet. Wij hebben als blanken, Europeanen en als christenen in het verleden vele en soms zware fouten gemaakt. Dat kan ook moeilijk anders, als je een paar duizenden jaren op elk gebied de spits afbijt.
Maar wij hebben nog oneindig veel meer om fier over te zijn.
Nederigheid is een christelijke deugd. Zelfhaat is een ziekte.
Wij hebben als westerlingen een gigantische bijdrage geleverd aan de beschavingsgeschiedenis, aan de plaats waar de mens nu staat.
En, jazeker, het heeft heel lang geduurd eer wij, naast al onze zelfverzekerdheid, ons ook wat meer verdraagzaam en nog later zelfs respectvol en waarderend gingen opstellen ten aanzien van mensen en culturen die anders waren.
Maar nu moeten we samen verder. Een christen is iemand die zijn fouten erkent, ervan leert, eruit groeit en dan met nieuwe moed verdergaat. Revanchisme is achterlijk, volkomen misplaatst en het doorkruist elk verlangen naar een vredevolle samenleving.
Zielig is hij die verlangt dat een mens zich moet blijven verontschuldigen en moet blijven vergiffenis vragen omdat hij blank is, Europeaan of christen.
Het moet ook niet té gek worden. . .

Modern heidendom
zo 30 juli '23

Zondag 14 augustus 2022, twintigste zondag door het jaar (jaar C)

Zoals dat wel vaker het geval is brengt het evangelie van vandaag ons uitspraken van Jezus die onverwacht en paradoxaal overkomen. Woorden die in strijd lijken met andere uitspraken en die de eenheid in zijn visie schijnen te ondermijnen. Maar dat lijkt alleen maar zo.
Als Jezus zegt dat Hij vuur op aarde komen brengen is, dan lijkt dat in strijd met de kern van zijn Boodschap: vrede op aarde en liefde en verbondenheid tussen de mensen. Maar dat komt omdat wij bij de woorden liefde en vrede onmiddellijk denken aan rozengeur en maneschijn en hippieachtige toestanden.

WIL
Maar de liefde waar Jezus het over heeft is op de eerste plaats een wils-act.
Liefde heeft bij Jezus niet op de eerste plaats te maken met romantiek en met gevoelens. Het gaat om een bewuste keuze die je maakt.
Wanneer ik op Jezus’ vraag beslis om van mensen te houden, om verbondenheid en dienstbaarheid na te streven in plaats van mijzelf in het centrum van de kosmos te plaatsen dan is dat een beslissing die ik neem.
Een keuze die ik maak.
Een beslissing die meer met verstand en met wil en wilskracht te maken heeft dan met romantische gevoelens. Ook al omdat die beslissing ook slaat op mensen die ik zelfs nog nooit in mijn leven ontmoet heb.
En al kan die beslissing wel haar oorsprong en aanleiding vinden in een gebeurtenis, een getuigenis, een plots inzicht, een verliefdheid, iets met sterke emoties gepaard gaat, dan nog zal mijn veranderde houding veel volharding vergen. Veel inspanning en wilskracht om mijn keuze vol te houden.
Met zachte romantiek en liefelijke plaatjes heeft dit eigenlijk weinig te maken.
Dat geldt, meen ik, trouwens ook voor de liefde tussen twee partners.
Aanvankelijk is er de verliefdheid, het gefascineerd zijn, een overweldigd worden door gevoelens. Maar wil die liefde standhouden, zich verdiepen en groeien, dan moet er toch een serieuze plaats ingeruimd worden voor verstand en wil. Voor trouw. En voor vergeving.

EVANGELISEREN
Bovendien vraagt Jezus van ons dat we ons geloof ook met veel enthousiasme zouden doorgeven, er zo veel mogelijk mensen bij betrekken, hen ervan laten genieten, om het wat meer hedendaags te zeggen.
Want dat moet natuurlijk onze bekommernis zijn. Wanneer wij evangeliseren, dan zou dat niet mogen zijn om zoveel mogelijk leden te winnen, om veel gewicht in de schaal te werpen, om te groeien in macht en aanzien.
Maar omdat wij ervan overtuigd zijn dat Jezus levensvervulling brengt, dat wat Hij van ons vraagt ook zin geeft aan ons leven.
Omdat geloven ons gelukkig maakt.
En dat is ook de reden waarom het geloof toch zal overleven, ondanks de overmacht van materialisme en atheïsme in de media, de reclame en het onderwijs en, van daaruit de enorme beïnvloeding van de massa.
Omdat wat het christelijk geloof beweert, gewoon WAAR is. Omdat mensen niet gelukkig worden door alles naar zich toe te trekken en alleen maar voor zichzelf, voor hun carrière, hun aanzien en hun geld te zorgen. Maar omdat je als mens alleen maar gelukkig wordt als er mensen in je leven zijn waar je echt van houdt en die ook om jou geven en je gelukkig willen.
Je wordt pas gelukkig in het gelukkig willen maken van anderen en in het voelen dat je zelf ook bemind wordt.

LEUGEN
En daarom kan, ondanks de schijnbare ondergang van de Kerk, het hedendaagse oppermachtige heidendom het uiteindelijk niet halen. Gewoon omdat het niet waar is.
Het hedendaagse ongeloof kan dan wel met veel lawaai de draak steken, niet met het geloof zelf, maar met haar eigen oubollige kennis van het geloof, maar de kern van wat het propageert is een leugen: mensen worden niet gelukkig met alleen maar “goed te zorgen voor zichzelf”. Integendeel.
En daarom, omdat dit hedendaags ongeloof uiteindelijk alleen maar naar de woestijn leidt, moeten wij terug evangeliseren, het geloof terug uitdragen, ook en vooral onder jongeren.
Niet om hun vrijheid aan banden te leggen (dé grote schrik van onze tijdgenoten), maar om hen, in ons spreken en doen te bewijzen dat Jezus juist bevrijdt van alles wat mensen beperkt en gevangen houdt.

Waakzaam zijn
zo 30 juli '23

Zondag 7 augustus 2022, negentiende zondag door het jaar (jaar C)

Elk van de lezingen van vandaag brengt ons een oproep tot meer waakzaamheid. Of daar met groot enthousiasme op zal gereageerd worden, valt te betwijfelen. In onze samenleving, die bijna helemaal scheefzakt onder de prestatiedrang, de hectiek van het doorhollen en de stress die daar het gevolg van is, doet “waakzaamheid” vooral denken aan het verplichte alert zijn voor telefoonoproepen, berichtjes, e-mails en “social media”. Allemaal hulpmiddelen die bedoeld zijn om het leven lichter en gemakkelijker te maken, maar die het vaak alleen maar drukker en zwaarder maken. Die soms een regelrechte aanslag kunnen zijn op je persoonlijke vrijheid en op je verlangen om te genieten van een meer “eenvoudig” leven. En waar we in ieder geval van af willen zijn tijdens onze vakantie.
Voor niet weinigen onder ons is dát juist vakantie: geen gsm, geen e-mail, geen Facebook, Instagram of YouTube. Maar, op reis of thuis, genieten van de leuke dingen van het leven, helemaal los van de opdringerige kant ervan.
Je kan er natuurlijk wel van uitgaan dat wanneer in de Bijbel sprake is van waakzaamheid, het niet gaat over op je qui-vive zijn voor elektronische berichten.

Blind geloven?
Als ik Paulus goed begrijp, dan prijst hij de grote figuren uit het Oude Testament die hij in zijn Hebreeënbrief oproept, omwille van hun standvastig geloof. En om hun constante waakzaamheid om hun hele handel en wandel tot in de details, in overeenstemming te brengen met hun geloof.
En dit is des te meer bewonderenswaardig, zegt Paulus, omdat het ging om een onvoorwaardelijk geloof. Abraham bijvoorbeeld vertrouwde blindelings op God en zijn belofte. Maar Abraham heeft nooit de inlossing van die belofte meegemaakt. En dat kon ook niet. Want hem was een talrijk nageslacht beloofd, een groot volk zou uit hem voortkomen.
En je kan tijdens je leven wel 1 of 2 generaties afstammelingen meemaken, maar je kan niet controleren waar je nageslacht binnen 1000 jaar zal staan.
Dus, concluderen we (veel te vlug!) dat we niet moeten vragen naar zekerheden of argumenten, dat we ook niet verlangen dat God ons persoonlijk zou helpen om te geloven, ons zou overtuigen.
Neen, zei men in mijn jeugd, je moet geloven. Daar komt het op aan.

Genuanceerd
Maar uit alles blijkt dat Abraham een zeer nuchter en praktisch man was.
Een stamhoofd dat regelmatig ruziënde fracties uit mekaar moest halen en verzoenen. En het regelmatig ook moest opnemen tegen rovers en vijandige volken.
Als Abraham blindelings vertrouwde op Jahweh’s belofte, dan kan dat alleen maar omdat hij vanuit andere ervaringen met God, heel goed wist dat hij God kon vertrouwen. Hetzelfde kan je trouwens ook zeggen van de zogenaamde “ongelovige Thomas”. Als Jezus zegt: “Zalig die niet zien en toch geloven”, dan is dat een terechtwijzing aan het adres van die mensen die mordicus niet willen geloven.
Mensen voor wie het niet MAG waar zijn. Want die zijn er ook.
Maar Thomas geloofde. Hij was Jezus gevolgd, hij had van alles met Hem meegemaakt. Hij geloofde in Jezus. Alleen dat laatste, de Verrijzenis, dat was voor hem, op dat moment, erover.

Kans
En zo komen we bij onszelf. Moeten wij blindelings geloven?
Neen! Wij moeten gemotiveerd geloven. D.w.z. wij moeten God de kans geven om ons te tonen dat Hij geloofwaardig is. Dat Hij er wel degelijk is en van ons houdt en ons wil helpen.
Wij moeten niet terug zoals vroeger God overstelpen met verzoeken om genezing van allerlei kwaaltjes. Hoewel je daar zelf moet in beslissen wat je doet.
Maar ik zal God bijvoorbeeld wel vragen om mij af te helpen van mijn meest ergerlijke karaktertrekken. Ik maak de vraag heel concreet en ik bid daar dan voor.
En dan merk ik soms in mijzelf groeiende gevoelens die ik vroeger niet kende.
Terwijl ik heel zeker weet: dit heeft niets te maken met Freud & Co.
Dit ligt helemaal niet in de aard van het beestje. Dit is God.
En dat sterkt je geloof en je vertrouwen.

God ervaren
Omdat je dan beseft dat God met je bezig is.
En dát is meer overtuigend dan welk intellectueel godsbewijs ook.
God in je eigen leven ervaren, vaak heel discreet en niet opdringerig, maakt veel meer indruk op je dan grote filosofische of theologische argumenten.
Eigenlijk komt alles hierop neer: wij moeten God de kans geven om zich aan ons te tonen.

Meer dan recht alleen
zo 30 juli '23

Zondag 31 juli 2022, achttiende zondag door het jaar (jaar C)

Toen ik als tiener het boek Prediker leerde kennen, vond ik dat het iets heel hippieachtigs had. Alles wordt er sterk in gerelativeerd. Elke opvatting die doorgaans als vaststaand geldt en heilig, wordt hier ijdel genoemd, geleuter, dikke zever. Alles wat traditioneel, toen en nu, als wijsheid wordt verkondigd, slaat volgens Prediker zo goed als nergens op.
De idee bijvoorbeeld dat als je hard werkt je er wel zult komen; dat als je rechtvaardig in het leven staat, je daar de vruchten van plukt: “Wie goed doet, goed ontmoet.” En dat, als je heel je leven lang, verstandig zorgt voor jezelf, dat je dan rijk en gezond en gelukkig oud zult worden, gezegend met vele liefhebbende kinderen.
Allemaal ijdel, zegt Prediker, geloof het maar niet. Want er overkomt je voortdurend van alles dat als een mes door die mooie plaatjes snijdt.
Prediker komt met zijn scepticisme heel dicht in de buurt van het boek Job.
Geloof de mooie praatjes niet, bouw er je leven niet op, want het is allemaal ijdel.
Eén tikje van het lot, en je bent alles kwijt.

RECHTSPRAAK
En toch vind je bij Prediker geen echt nihilisme. Niet álles is absurd, niet elke manier van leven is zinloos.
Alleen, zegt Prediker, begrijpen wij niet altijd wat ons overkomt en waarom.
Maar we mogen er zeker van zijn dat alles kadert in wat God met ons voorheeft. Maar dan moeten wij terug leren aanvaarden dat God per definitie een mysterie is en al onze voorstellingen doorkruist.
Het leven blijft ondertussen dus onzeker en onvoorspelbaar. Vandaar het bij Joden zeer sterk ontwikkeld gevoel voor rechtspraak, de nood om het leven en de maatschappij toch enige vastigheid te geven. En vandaar ook de gewoonte om rabbi’s, mensen die een zekere autoriteit hadden op gebied van geloof, aan te klampen en hen te raadplegen. Hun te vragen om recht te spreken bij twisten en onenigheid.
Volgens de Talmoed gaat rechtspreken zelfs rechtstreeks terug op een uitdrukkelijk gebod dat God aan Noah gaf om een rechtspraak in te stellen om ruzies op te lossen.
De reden is duidelijk en wordt tot op heden als een grondslag van de rechtspraak aanzien: om te voorkomen dat “de sterkste automatisch zou winnen en de zwakkere systematisch beroofd zou worden”, zoals Prediker zegt.
En dus worden rabbi’s voortdurend aangeklampt om te pas en te onpas scheidsrechter te spelen.

ANDERS WORDEN
Jezus weigert daar echter resoluut op in te gaan. Hij wil geen scheidsrechter zijn tussen ruziënde mensen. Hij wil dat ze gewoon ophouden met ruziën en vechten.
Recht is de basis, de noodzakelijke voorwaarde voor vrede.
Maar het is niet genoeg om tot een duurzame vrede, om tot verzoening te komen.
Na een rechterlijke uitspraak bij een conflict zijn de strijdende partijen uit elkaar gehaald en is de beslissing van de rechter bindend en definitief. Maar die uitspraak brengt zelden vrede in het hart van de betrokkenen omdat geen van hen volledig gelijk kreeg.
En daarom wil Jezus de zaken radicaler aanpakken. Hij wil ons stimuleren om andere mensen te worden. Mensen die in plaats van te ruziën en de anderen als concurrenten te zien, zich laten inspireren door Gods geest, die liefde en barmhartigheid is.

ANTI-GOD
Ruzie komt altijd voort uit zelfzucht, de werkelijke oerzonde van de mens.
Die onzalige cluster van hebzucht, zelfzucht en egoïsme, niets verwijdert ons meer van God, niets is zo anti God als de aanbidding van ons eigen ik.
“De wereld”, zegt paus Franciscus, “is in oorlog”.
“Maar het is geen oorlog van godsdiensten, rassen, ideologieën. Het is een oorlog van belangen, van geld en van middelen”.
Alleen het delen met onze broeders is een waarborg voor vrede en is ook de weg die God van ons verlangt. Maar hoe kennen wij die weg, hoe weten wij wat God van ons wil als het ons niet meer verkondigd wordt en we ook niet meer bidden?
Dan weten wij dat gewoon niet. En dan lopen wij gewoon alles achterna wat in de wereld gangbaar is. Dan doen wij wat de dwaas uit het evangelie deed na een overvloedige oogst: hij bouwde grotere schuren om zijn bezit veilig te stellen en er volop van te genieten. Er staat: hij overlegde bij zichzelf. Hij overlegde dus niet met God en zijn geweten en hij had geen oog voor de armen.
Hij “verzamelde alleen maar schatten voor zichzelf”.
Maar diezelfde nacht nog stierf hij. En hij had elke kans verkeken om een ander mens te worden en om te doen wat God van hem verlangde.

Over het smeekgebed
zo 30 juli '23

Zondag 24 juli 2022, zeventiende zondag door het jaar (jaar C)

De eerste lezing brengt ons het verhaal—een van de bekendste uit het Oude Testament—van hoe Abraham met heel veel tactisch talent de vernietiging van Sodom probeert af te wenden.
Ik zeg nu wel: “Met heel veel tactisch talent”, maar eigenlijk kan je Abrahams manier van doen ook doodgewoon marchanderen en afpingelen noemen.
En dan vraag je je af: wat wil dat verhaal ons leren?
Moeten we nu echt geloven dat je met niet aflatend bidden en smeken God van gedacht kan doen veranderen?
Dat, als je maar lang genoeg volhoudt, God niet anders kan dan zijn mening herzien. Maar dat klopt toch niet met onze eigen ervaring?
Want hoe hartverscheurend rauw en echt en hoe bewonderenswaardig volgehouden, is vaak het smeken van mensen voor de redding van een vriend, de genezing van een kind?
Maar de vriend wordt niet gered en het kind gaat toch dood.
Het kan dan toch niet de bedoeling zijn dat we als gevolg hiervan God gaan vervloeken? Of onszelf, omdat wij zogenaamd niet hard genoeg gebeden hebben?
Er moet toch een andere uitleg zijn!

HET ONZEVADER
Misschien moeten we onze verwachtingen naar het effect van ons bidden eens onder de loep nemen.
Misschien verwachten wij, zonder daar veel over na te denken, te veel van ons bidden.
Misschien staan wij te weinig stil bij wat we allemaal verwachten als we bidden. Te weinig bij de vraag of het wel “logisch” is wat wij vragen aan God.
Laten we daarom eens heel aandachtig kijken naar het “Onze Vader”, het gebed dat Jezus zelf ons geleerd heeft.
Laten wij, om onze geest wat te prikkelen, dat gebed eens van achter naar voor bekijken. Beginnen we met de laatste bede.
Wat wij vragen is dat God ons onze fouten zou vergeven. Nadat wij anderen al vergeven hebben wat zij ons hebben aangedaan. Elders zal Jezus verduidelijken dat dit de voorwaarde is om zelf vergiffenis te krijgen.
Het volgende dat wij vragen is: geef ons heden ons dagelijks brood.
Dus niet “nu en morgen”: een voorraadje aanleggen. Neen. Geef ons vandaag wat wij nodig hebben om te leven.

KERN
En in de rest van het gebed, en nu zitten we bij het eerste en voornaamste deel, vragen we niet dat God zijn wil zou aanpassen aan wat wij verlangen, maar precies het tegenovergestelde. Wij vragen dat God ons zó zou veranderen dat wij alleen nog verlangen zijn wil te doen. Dat God zodanig zou ingrijpen in ons leven dat wij andere mensen worden. Mensen wier enig verlangen nog is, de wereld te veranderen in Gods Geest.
En dat wil zeggen: vragen dat God maakt dat ons enig verlangen nog is, te werken aan zijn Koninkrijk van liefde, vrede en rechtvaardigheid.
Geen spoor dus van iets vragen voor jezelf in de gewone betekenis van het woord.
Maar het spreekt vanzelf dat je alleen maar zo kan bidden als je er diep van overtuigd bent dat God oneindig veel van je houdt. Dat Hij zo al het beste met je voor heeft, ook al lijkt dat niet zo. Het gaat hier dus om een bijna onwezenlijk vertrouwen in God. Hij weet wat het beste voor je is. Ook als de ziekte doorzet, Hij zal me nooit laten vallen. Ook niet als ik doodga. Laat mij me dus maar volledig geven aan zijn Koninkrijk. Hij draagt wel zorg voor mij.

EN TOCH. . .
Hoezeer ik er ook van overtuigd ben dat ik mij moet schikken in Gods wil en niet omgekeerd; hoezeer ik ook begrijp dat ik God niet kan manipuleren, toch blijf ik bidden als iemand waar ik van hou, ziek is of in een andere zware nood verkeert.
Ik heb daar twee redenen voor.
Ten eerste kan God zijn doel op oneindig verschillende manieren bereiken. Hij kan ingaan op mijn gebed en toch zijn eigen doel bereiken.
En bovendien: zegt Jezus niet zelf dat we moeten blijven bidden?
Immers, zegt Hij, een Vader zal zijn zoon toch geen steen geven als hij Hem om brood vraagt. . .
Er zit een tegenstrijdigheid in het geheel. Maar ik waag het erop. Ik blijf bidden.
In het volste vertrouwen. . .

Jezus-in-ons
zo 30 juli '23

Zondag 17 juli 2022, zestiende zondag door het jaar (jaar C)

De beide lezingen vandaag hebben gastvrijheid als thema.
In de eerste lezing gaat het over Abraham die op bijzonder hartelijke wijze drie vreemdelingen in zijn tent ontvangt.
Wij weten ondertussen dat het om Jahweh, om God zelf gaat.
Maar Abraham weet dat niet. Voor hem zijn het drie onbekenden, maar hij behandelt hen als naaste familie en luistert naar wat zij hem te zeggen hebben.
Net zoals de Samaritaan in de lezing van vorige week dat deed met de man die door rovers overvallen en voor dood achtergelaten was. Ook zijn houding was volkomen onbaatzuchtig: de man over wie hij zich ontfermde was voor hem een volslagen onbekende. Hij liet zich door hem “aanspreken”, opende zich voor zijn nood. En behandelde hem als zijn broer.
Het gaat hier om de twee vormen van gastvrijheid die essentieel zijn voor de christelijke spiritualiteit, de christelijke manier van leven: gastvrij openstaan voor het woord van Jezus en gastvrij openstaan voor de mens die in nood is en die dáárdoor, volgens Jezus, automatisch mijn naaste wordt.
In het evangelie van vandaag komen beide vormen van gastvrijheid voor, verpersoonlijkt in de zussen Martha en Maria.
Martha legt zich toe op koken en bakken, het drukke huishoudelijke werk, het goed ontvangen van gasten.
Maria zit rustig bij Jezus en luistert naar wat Hij haar te zeggen heeft.
Misschien niet overbodig om er hier op te wijzen dat de latere scheiding tussen actieven en contemplatieven zich wel op dit evangelie beroepen, maar ten onrechte. Die scheiding kwam er om praktische redenen.
Maar het luisteren naar de woorden van Jezus én het openstaan voor de noden van de naaste zijn beide even essentieel in het leven van de christen en komen best ook samen voor. In antwoord op de korzelige opmerkingen van Martha zegt Jezus wel dat Maria “het beste deel” gekozen heeft. Maar Hij kent zijn Pappenheimers en zegt dit zeer waarschijnlijk om blind activisme bij zijn volgelingen te ontraden.
Luisteren naar Jezus blijkt wel essentieel te zijn. En daarom moet Jezus ook blijvend verkondigd worden.
Interessant hierbij is wat Paulus in zijn brief aan de Kolossenzen (Kol 1,24) het grote geheim noemt: Christus in U: Christus spreekt dus ook in ons.
M.a.w.: Christus is universeel. Hij is er voor elke mens. Hij spreekt in ons.
Niet, zoals eertijds in Palestina “tot” ons. Maar Hij spreekt ook “in” ons.
In elke mens.
Ik denk dat er maar weinig mensen zijn die die ervaring nog nooit hebben meegemaakt. De ervaring aangesproken te worden door iets of Iemand die ons volkomen overstijgt.
Maar evengoed is het voor ieder christen en trouwens voor elke mens duidelijk dat, behalve God, ook heel wat andere bronnen de oorzaak zijn van gedachten die in ons opwellen: onze opvoeding, een moeilijk karakter of zelfs gewoon een slechte spijsvertering.
En daarom is het belangrijk dat we echt tijd maken voor God, dat we echt in gesprek gaan met Hem.
Dat we ons in ons gebed er niet vanaf maken met enkele grijsgedraaide formules.
Als wij ons echt door Christus willen laten leiden dan moeten wij voldoende tijd nemen om echt naar Hem te luisteren.
En dat begint met goed te beseffen Wie wij vóór ons hebben.
Als wij dat beseffen, als het tot ons doordringt dat in Jezus, het God zelf is die tot ons spreekt dan is diepe schaamte omwille van ons afratelbidden de enige juiste reactie.
Dat was alleszins wat mij overkwam toen ik eindelijk eens stilstond en nadacht over mijn gewoonte om telkens als ik van Lubbeek naar Glabbeek reed en weer terug, in de wagen de rozenkrans te bidden.
Ik besefte dat ik heel vaak, om niet te zeggen altijd, het hele traject aflegde zonder ook maar één keer echt stil te staan bij Jezus of Maria.
Volkomen waardeloos dus. Godslasterlijk zelfs.
Je moet echt tijd maken voor God. Het stil maken. Luisteren. Liever een kwartier of een half uur dan 5 minuten. En als er niks gebeurt?
Er “gebeurt” altijd iets.
In je hoofd, in je hart. Er verandert altijd iets.
Tijd maken voor God is nooit verloren tijd.

Evangeliseren
zo 30 juli '23

Zondag 10 juli 2022, vijftiende zondag door het jaar (jaar C)

Vorige week viel mijn oog eerder toevallig op een uitspraak van Kurt Leuridan, de CEO van een Japans-Belgisch bedrijf. Over de strijd tegen de klimaatverandering, schrijft hij, dat paus Franciscus al veel meer bereikt heeft dan Greta Thunberg.
Terechte eer voor een unieke wereldleider, wellicht één van de grootste pausen uit de geschiedenis.
Maar het onderstreept nog maar eens dat christenen (en hun leiders) voor de wereld vooral of zelfs uitsluitend interessant zijn als ze uitspraken doen die maatschappelijke, politieke of morele standpunten vertolken.
Geen godsdienstige.
Op zich is dat niet verwonderlijk of erg: dat geldt voor andere godsdiensten ook.
Maar onwillekeurig besef je ineens dat hetzelfde verschijnsel zich ook voordoet BINNEN de kerk. En daar is dat wél verwonderlijk én erg.
Omdat het wijst op een nooit eerder gekende binnenkerkelijke malaise.
Wij geven het geloof niet meer door. Zeker niet hier bij ons in Vlaanderen.
De ouders zien dat al lang niet meer als hun taak (wat helemaal fout is: geloof wordt op de eerste plaats doorgegeven in het gezin).
En de godsdienstlessen en de catechese en, ja, ook de homilieën geven uitsluitend nog morele standpunten door. Hoe je handelend in de wereld staat als christen, dat leren ze. Maar het geloof zelf komt maar heel accidenteel ter sprake.
Een jongere die in deze tijd hier bij ons een katholieke opvoeding heeft genoten, een katholieke opvoeding die naar hedendaagse normen als geslaagd mag worden beschouwd, die weet precies hoe hij zich als christen in de wereld moet gedragen. Die zal partij trekken voor armen en zwakken. Die zal zich keren tegen pesten, discrimineren, tegen racisme en uitsluiting.
Die zal opkomen voor rechtvaardiger verdeling van de rijkdommen.
Maar vraag hem of haar niet wat Jezus voor hem persoonlijk betekent in zijn leven. Of wat de betekenis is van de eucharistie voor hem persoonlijk.
Hoe meer je over die toestand nadenkt, hoe meer je beseft dat het hier niet gaat over een accentverschuiving en ook niet over iets van progressief versus conservatief.
Maar over iets veel fundamenteler. Wij hebben het kind mét het badwater weggegooid. Wij hebben het geloof vervangen door een morele gedragscode.
Vroeger had je natuurlijk ook veel moraal en veel regels in de kerk. Maar toen waren die gedragen door de innerlijke overtuiging van het geloof.
Vroeger zou je als christen niet bedriegen, niet stelen en niet moorden, niet omdat een professor uit Leuven dat van je vroeg, maar omdat je er diep van overtuigd was dat God zelf, de Diepste Kracht in de kosmos, dat heel persoonlijk van jou verwachtte. Dát was geloof.
Maar als alleen de gedragscode overblijft, een aantal regels. . . Als dat niet van je gevraagd wordt door een God die van je houdt. Die je altijd verder lokt naar hoger en beter.
Die je voortdurend uitdaagt om jezelf moreel te overtreffen. En die tezelfdertijd een bodem van ontferming voor je is. Waar haal je dan de kracht om die ethische houding te blijven aanhouden, ook in situaties waarbij je er zwaar door benadeeld wordt?
Je kan natuurlijk zeggen: die moraal gaat toch terug op de persoon van Jezus. De fameuze “christelijke waarden”.
Maar dan zie je Jezus als een soort Goeroe. En dat kan wel hier en daar een enkeling inspireren, maar daar houdt het dan ook op.
Wij moeten ons geloof terug verdiepen.
En wij moeten dat geloof ook terug verkondigen. Wij moeten terug evangeliseren.
Het geloof terug veel meer ter sprake brengen. Te beginnen met onze eigen huiskring, de eigen omgeving, onder vrienden.
Als Jezus zijn leerlingen uitzendt, is dat niet om een moraal te prediken, maar om het fundament van zijn leer te verspreiden: het geloof in een God die van ons houdt als van de appel van zijn oog.
Een geloof dat op zich al rustig maakt en bevrijdt.
En dat ons ook aanzet om vanuit een diepe overtuiging moreel te leven.

De Verlosser van de mens
zo 30 juli '23

Zondag 3 juli 2022, veertiende zondag door het jaar (jaar C)

Jezus was een gekende figuur in het Israël van zijn tijd.
Hoewel het land krioelde van rondtrekkende profeten, vrijheidsstrijders of gewoon herrieschoppers, was Jezus duidelijk van een ander niveau.
Waar Hij kwam verzamelden zich echter grote menigten en daardoor trok Hij ook de aandacht van de machthebbers.
De hogepriesters hielden Hem in het oog, de farizeeërs legden hem voortdurend op de rooster om te zien of hij wel zuiver was in de leer en zelfs Rome begon zich in Hem te interesseren. Rome is daarbij trouwens nog een apart hoofdstuk.

SPQR (SPQR is de afkorting voor het Latijnse ‘Senatus Populus Que Romanus’, letterlijk vertaald ‘de Senaat en het Volk van Rome’).
Israël was, binnen het Romeinse Rijk, ongetwijfeld de meest opstandige provincie. Binnen dat Romeinse Rijk hadden de verschillende volkeren de voordelen leren op prijs stellen die de fameuze Pax Romana, de vrede binnen het Rijk, met zich meebracht. Je zou het zo’n beetje kunnen vergelijken met de huidige Europese gemeenschap. Binnen de rijksgrenzen had men geen last meer van oorlogen en stammentwisten en daardoor bloeide de handel en nam de welstand toe. Óók in Israël. Maar dat kon niet baten. De Joden hielden hardnekkig vast aan hun recht op onafhankelijkheid.
En daardoor waren er ook onophoudelijk opstanden, die dan door Rome bloedig onderdrukt werden. Het gevolg daarvan was dat benoemd worden tot gouverneur in Jeruzalem eerder een straf was dan een promotie.
Pontius Pilatus kon daarvan meespreken toen hij benoemd werd in wat hij smalend noemde: “Het land van geiten en Jehova’s”.

MOZES
Om die joodse hardnekkigheid in het afwijzen van Rome te begrijpen, moeten we teruggaan naar wat in het centrum staat van het joodse geloof. En dat is: de bevrijding uit het slavenhuis van Egypte. De joodse oerervaring van een God die verlost uit alles wat de mens beknelt en gevangenhoudt. Het is een ervaring die later ook het christelijk godsbeeld sterk getekend heeft.
Maar bij de Joden kwam daar nog bij dat zij heel sterk geloofden dat, telkens wanneer ze zich in een gelijkaardige situatie van onderdrukking bevonden, God een Verlosser, een tweede Mozes, een Messias zou sturen om het volk te bevrijden. De Messias waar in Jezus’ tijd krampachtig en overspannen werd naar uitgekeken, had dus een uitgesproken politieke en militaire betekenis.
Het kan dan ook moeilijk anders of velen begonnen, vol verwachting, hun aandacht op Jezus te richten.
Waar Hij kwam verzamelden zich grote menigten. Zou Hij het volk niet kunnen aanzetten tot een gewapende opstand?

ANDERS
Maar Jezus was duidelijk uit een ander hout gesneden. Hij genas zowel de zoon van de Romeinse honderdman als de soldaat van de joodse hogepriester die kwam om hem gevangen te nemen.
En toen men Hem probeerde te strikken met de vraag of je aan Rome (de bezetter!) belasting moest betalen, sloeg de spottende ondertoon van zijn antwoord op elke vorm van macht. Niet alleen die van de Romeinen. . .
Jezus wil kost wat kost vermijden dat men Hem gaat aanzien als de Messias in de oude, politieke betekenis van het woord.
Hij ziet zichzelf wel degelijk als Messias en Verlosser, maar dan in een heel andere betekenis. Jezus wil de mensen ervan overtuigen dat alleen liefde en goedheid de mens kan verlossen. En dat verlost-worden geldt zowel voor degene die liefde geeft als voor degene die de liefde ontvangt.
Liefde is eigenlijk de enige radicaal bevrijdende kracht in onze wereld.
Dat zegt Jezus.
En om die overtuiging kracht bij te zetten, ging Hij zelf vrijwillig de dood in.
Liever dan zichzelf te verloochenen door zijn toevlucht te nemen tot geweld.
De echte verheerlijking van Jezus vindt in het Johannesevangelie niet plaats bij de verrijzenis, maar op het kruis.

REDEMPTOR HOMINIS
Jezus verlost de mensen niet door een of andere aardse machthebber te verjagen maar door elke mens de weg naar bevrijding te tonen, de weg van God: door de liefde centraal te stellen in je leven word je zelf een vrij mens en kan je anderen bevrijden.
En door voor die overtuiging, die ook zijn levensweg was, de dood in te gaan, in het volste vertrouwen op de liefde van de Vader, wordt Hij terecht genoemd de Redemptor Hominis, de Verlosser van de mens.
Tot zover kan, denk ik, nog iedereen mee. Jezus als een diepmenselijke leraar. Vergelijkbaar met een hoogstaande Griekse filosoof of een boeddhistische wijze.
Maar christenen geloven dat Jezus meer was. Zij geloven dat in Hem, God zelf zich aan ons liet kennen. En dat betekent dat, in Jezus, hoe onvoorstelbaar ook, God zelf ons lijden en onze dood heeft doorgemaakt. En daar word je toch wel stil van, omdat het een heel aparte dimensie geeft aan het geheel.

Pagina's