Nieuws uit de parochie

ONAANRAAKBAREN
ma 12 februari '18

Zondag 11 februari 2018, 6de zondag door het kerkelijk jaar B

Melaatsheid is een afschuwelijke ziekte. Niet alleen omdat ze het lichaam op een gruwelijke wijze misvormt. Maar ook omdat ze extreem overdraagbaar is. En het is juist dat bijzonder reële besmettingsgevaar dat gemaakt heeft dat men van in de vroegste tijden lepralijders uit de gemeenschap verdreef. Ze leefden soms in een hut of een spelonk, ver van de bewoonde wereld. Meestal echter op een speciale locatie waar ze gedwongen waren samen te verblijven. Denk aan Pater Damiaan en het eiland Molokai.
En als ze die gedwongen verblijfplaats een enkele keer noodgedwongen verlieten, dan moesten ze luid roepend en met ratels en bellen de andere mensen waarschuwen dat ze eraan kwamen.

Extreem isolement
Melaatsen waren in de meest strikte zin van het woord “onaanraakbaar”.
Omwille van de volksgezondheid waren de andere mensen bij wet verplicht zich uit de voeten te maken als een van hen zich ergens vertoonde. Er mocht geen enkel contact met hen zijn. Wij kunnen ons waarschijnlijk nauwelijks een idee vormen van de extreme eenzaamheid waartoe deze mensen veroordeeld waren. Gewone zieken werden in de regel geholpen, vaak konden ze zelfs rekenen op een liefdevolle verzorging door verwanten. Maar melaatsen waren rond strompelende, levende doden. Elk contact met hen was verboden. Het evangeliestukje van vandaag vertelt ons over een melaatse die op een of andere manier toch tot bij Jezus geraakt is en Hem vanuit een diep geloof smeekt hem te genezen. En Jezus geneest hem van zijn melaatsheid. En dát is uiteraard het meest spectaculaire in het verhaal.
Maar het belangrijkste zijn de woorden: “Door medelijden bewogen stak Hij de hand uit en raakte hem aan (…)”.

Aanraking
De melaatse wordt van veel meer dan alleen maar van zijn etterende zweren verlost. Hij wordt verlost uit zijn isolement, uit zijn gruwelijke eenzaamheid. De on-aanraakbare wordt aangeraakt. Het hoopje ellende dat bij andere mensen alleen maar afkeer, walg en angst opwekt wordt door Jezus behandeld als een mens. Zoals 1000 jaar later de H. Franciscus het zijn Heer zal nadoen, omarmt Jezus de melaatse en geeft hem daardoor zijn menselijke waardigheid terug. Hij neemt hem terug op onder de mensen: de diepst mogelijke genezing voor deze man. En natuurlijk rijst daarbij dan ook, zoals altijd, de vraag: hoe zit dat nu met ons, wij die ons volgelingen van Jezus noemen? Proberen wij ook iets te betekenen voor mensen die uitgestoten zijn en gemeden worden? Wie zijn trouwens “onze” melaatsen? Wie zijn de on-aanraakbaren in onze tijd? En ik spreek met opzet over on-aanraakbaren, want het draait hier inderdaad om lichamelijk contact. Misschien daar toch even op ingaan.

Zoethouders
Onze samenleving organiseert opvallend veel groots opgevatte liefdadigheidsacties, vanuit of minstens gesteund door de overheid en de grote economische actoren. Dat is niet toevallig. Die acties vervullen een belangrijke maatschappelijke rol. Meer nog dan het geld dat ze opbrengen en dat zeker ook goed besteed wordt en een weldaad betekent voor de betrokkenen, moeten dergelijke acties ons geruststellen: “Wij zijn goed bezig.”
Onze samenleving wordt steeds individualistischer. De motor ervan, de economie, draait helemaal rond alsmaar meer consumeren. En dus werkt de reclame voortdurend in op onze hebzucht. Zoals men in de vroegere eeuwen beroep deed op onze religieuze en humanistische gevoelens, zoals de Nazi’s beroep deden op onze haat- en wraakgevoelens, zo doet ons huidig systeem voortdurend beroep op onze hebzucht. In zo’n klimaat kan het niet anders dan dat egoïsme, onverschilligheid en zelfs hardvochtigheid t.a.v. het leed van anderen hand over hand toenemen. En binnen dat brede kader vervullen al die weldadigheidsacties dan een maatschappelijke rol als zoethouder. Ze moeten ons een goed gevoel geven. “Hoezo hardvochtig? Ik heb pas gegeven voor de armen”.

Confronterend
Heel goed. Maar mag je ook met een arme mens gezien worden, mag je ermee bevriend zijn? Want dat is niet goed voor je status. Mag een arme bij mij in de canapé? Haal ik voor hem ook de fles porto uit de kast? We moeten daar niet romantisch over doen. Echt arme mensen ruiken, hun conversatietalent is bijzonder pover en ze stellen je ook altijd teleur: vanuit hun nood blijken ze altijd weer veel meer geïnteresseerd in je geld dan in je persoon. Kan je dat aan? Durf je, zoals Jezus, zo iemand echt omarmen, rechttrekken, echt genezen? Hem of haar laten voelen: je bent een mens en ik zie je graag? Durf ik ook bij echt zware zieken op bezoek? Of is dat te confronterend? Laatst nog zei een zieke vriend mij: eens de mensen doorhebben dat je echt ziek bent en nooit meer kan genezen, blijven ze stilaan weg. Vaak sterven zo’n mensen, ondanks alle voortreffelijke palliatieve zorgen, met het gevoel van in-de-steek-gelaten-zijn.
“Ja maar, ik weet niet wat ik tegen zo iemand moet zeggen”. Wel, zeg dát dan tegen de zieke, hij zal het begrijpen en hij zal het nog meer appreciëren dat je toch gekomen bent.

Warmte
Mensen die arm of ziek zijn hebben, méér dan ons geld, onze nabijheid nodig. Een mens wordt alleen maar rechtgetrokken door het respect, de warmte en de nabijheid van een andere mens. Zielig is hij die denkt dát te kunnen afkopen met een centje voor het Goede Doel.

Demonen
di 30 januari '18

Zondag 28 januari 2018, 4de zondag door het kerkelijk jaar B

“De mensen waren buiten zichzelf van verbazing over zijn leer, want Hij onderrichtte hen niet zoals de Schriftgeleerden, maar als iemand met gezag”. En de reden van dat gezag en van de indruk die Jezus maakte was denk ik niet zozeer zijn talent als redenaar, dan wel het feit dat Hij sprak in zijn eigen naam. Anders dan profeten, priesters en Schriftgeleerden, die altijd spreken namens God, heeft Jezus het over: “Maar ik zeg u” als Hij Gods wil uitlegt. En geconfronteerd met de man die bezeten is, start Hij geen ritueel of adviseert Hij de mensen niet om te bidden. Maar Hij geeft de onreine geest het bevel de man te verlaten. Het is de houding van de Man die later de adembenemende uitspraken zal doen: “Wie mij ziet, ziet de Vader” en “Ik en de Vader, wij zijn één”. Het is een houding, het zijn uitspraken die Hem aan het kruis zullen brengen. Jezus wil dat we kiezen. Ofwel verklaren we hem voor gek, ofwel geloven we inderdaad dat in Hem, een mens, Godzelf spreekt en handelt. Een andere mogelijkheid laat Hij ons niet.

Bevrijd
Het is duidelijk dat Jezus een buitengewone indruk maakte op zijn tijdgenoten. Zowel in zijn spreken als in zijn handelen. Omdat Hij oneindig veel meer was dan de zoveelste verkondiger van een of andere heilsleer. Wie met Hem in contact kwam werd ook echt bevrijd van wat hem beangstigde en klein hield. Jezus verlost mensen van elke vorm van bezetenheid, maakt boeien los, breekt deuren open van kerkers waarin mensen dreigen weg te kwijnen. Soms door de schuld van anderen, vaker nog door wat ze zelf willen en zoeken. Wekken wij die ons christen noemen hetzelfde op bij andere mensen? Voelen mensen zich bevrijd als ze ons horen en bezig zien? Kunnen wij mensen wel bevrijden, voelen wij onszelf bevrijde mensen? Kunnen mensen aan ons zien dat het geloof in Jezus andere mensen van ons maakt? Maakt het geloof ons gelukkig? Stralen wij rust en vreugde uit, niet omdat wij toevallig een aangenaam karakter hebben, maar omdat ons geloof dat met ons doet? Je kan die vragen ook anders en veel concreter stellen. Kan je aan ons spreken en handelen zien dat wij anders zijn dan niet-gelovigen? Kijken wij bijvoorbeeld anders tegen geld en bezit aan? Zie je bij ons een zekere reserve ten aanzien van de algemene jacht op aanzien, macht en bezit? Merk je iets van ons geloof in ons omgaan met andere mensen? Met mensen die arm of ziek zijn, met mensen in de knoei? Hoe staan wij ten aanzien van de aanbidding van het eigen ik, de ongebreidelde jacht op genieten, de steeds hardvochtiger wordende houding t.a.v. mensen “die ons alleen maar veel geld kosten”?

Bedroevend
Het antwoord op deze vragen is bedroevend: wij zijn volledig geassimileerd in onze maatschappij-zonder-God. Op enkele uitzonderingen na, verschillen wij in ons spreken, denken en handelen in niets van onze niet-gelovige medemens. Ons geloof is een “mening” geworden, zoals we een mening hebben over Trump en over Ronaldo. Iets wat weinig of geen impact heeft op ons leven. En dat is meteen ook de grootste, misschien wel de enige echte reden waarom wij het niet meer kunnen doorgeven aan onze kinderen.
Ons geloof kleurt ons leven niet. Wij geven niet de indruk dat ons bestaan ervan doordrongen is en daardoor lijkt het ook weinig belangrijk voor diegenen aan wie wij het zouden moeten doorgeven.

Vergissing
Soms zeggen wij hun zelfs dat we “dat ook allemaal niet zo nauw meer nemen, wij zijn tenslotte ook van deze tijd”. Een beetje geloof is goed, maar je moet daarin niet overdrijven”. Door zo te spreken denken wij misschien een wit voetje te halen bij het jonge volkje maar eigenlijk zeggen we hun dat ons geloof de moeite niet waard is. Waarom komen wij niet méér uit voor ons geloof? Speciaal tegenover jongeren? Alleen als wij hun durven spreken over de meerwaarde die het geloof aan ons leven geeft worden zij er nieuwsgierig naar. Mensen die op een eenvoudige manier kunnen spreken over hoe het geloof hen vrijmaakt, die vinden meer gehoor dan ze zelf vermoeden. Gelovigen die vraagtekens durven zetten bij de alles overheersende mythe dat geld, succes en macht ons levensvervulling en geluk bezorgen, die krijgen gegarandeerd de wind van voren, ook van jongeren. Want ook die jongeren weten diep in hun binnenste dat het gejaag naar geld en genot eigenlijk nog minder dan een mythe is. Het is een vlucht en een leugen. Het is angst voor de dood, verborgen achter een brede Hollywood-smile.

Geloof be-leven
Misschien moeten wij niet zozeer preken of discussiëren over het geloof. Misschien moeten wij gewoon tonen in onze manier van leven dat het geloof ons vrijmaakt van die angst. En dat wij bijgevolg ook minder behoefte hebben om ons te gooien op al die dingen die dienen om onze kwetsbaarheid voor ons uit te duwen en te vergeten. Om onszelf wat wijs te maken … Maar dan moeten wij natuurlijk ook wel elke dag werken aan ons geloof. Het verdiepen en versterken zodat wij het ook helemaal uitstralen.
Zodat mensen ook echt aan ons kunnen zien dat levensvervulling niet ligt in het involgen van onze driften en instincten. Maar in het navolgen van Jezus, de enige die ons echt kan bevrijden van onze diepste, ook onbewuste, angsten. De enige die echt levensvervulling geven kan.

Straft God?
ma 22 januari '18

Zondag 21 januari 2018, 3de zondag door het kerkelijk jaar B

De profeet Jona, waar wij het vandaag over hebben, is een buitenbeentje in het doorgaans nogal plechtstatige profetengilde. Hij is heel menselijk: tragisch en grappig tegelijk. En precies hierin is hij ons erg nabij en heel herkenbaar. Jona heeft de inwoners van Nineve op last van God gewaarschuwd. Ze moeten afstappen van hun onderdrukkende, losbandige en gewelddadige manier van leven – misschien wel eigen aan elke metropool – want als ze dat niet doen zal God hen daarvoor straffen. Jona gaat helemaal op in zijn zending. Maar dan gebeurt er iets heel merkwaardigs: de Ninevieten komen tot inkeer en veranderen hun leven. En God besluit de inwoners niet te straffen voor hun vroegere misdaden.

Nijdig
Zeer tegen de zin van Jona, die zich duidelijk al verkneukeld had op wat er stond te gebeuren: vuur en zwavel uit de hemel. Terwijl hij ernaar staat te kijken, zo van: zie je nu wel, je had beter naar mij geluisterd. Maar er gebeurt dus niets. En Jona is nijdig. Hij loopt alleen nog te mokken. En dan is er dat grappig verhaaltje over de ricinusboom. Ik ga dat grandioze stukje hier niet vertellen. Maar het komt hier op neer dat God Jona een beetje zit te jennen omwille van diens nijdigheid. En hem op een humoristische manier laat inzien dat mensen God niet moeten willen beperken in zijn vrijheid. En al helemaal niet als het gaat over zijn vrijheid om barmhartig en vergevingsgezind te zijn. Het is duidelijk dat het boek Jona, dat nauwelijks drie bladzijden beslaat, niet zozeer voor de gelovigen geschreven is maar voor de predikanten, de Schriftcommentatoren, diegenen die optreden als leraren en profeten. En dan vooral voor hen die graag schermen met een straffende God, met hel en verdoemenis, de dreigpredikanten, de ‘redempterroristen’ zeg maar. Denk niet te vlug dat dit iets van vroeger is.

Ondergangsprofeten
Ook vandaag, zoals zo vaak in de geschiedenis, zijn wij weer aanbeland in een periode waarin het geloof van velen op een heel laag pitje staat en dus zijn er weer mensen die ervan overtuigd zijn dat God de wereld gaat straffen omwille van haar ongeloof. Ondergangsprofeten, die alsmaar ongeduldiger worden en bij wie het ongenoegen zichtbaar toeneemt omdat de straffen een beetje op zich laten wachten. Mensen die eigenlijk zouden willen dat de wereld vergaat – behalve zij dan natuurlijk – en die zwaar teleurgesteld zouden zijn als dat niet zou gebeuren. Ook niet direct een erg nobele houding natuurlijk. Technisch gezien zijn ze nochtans in hetzelfde bedje ziek als de mensen die van God een goedzakkige sinterklaas willen maken. Natuurlijk zijn deze laatsten ons veel sympathieker dan diegenen die willen dat God pek en zwavel, tsunami’s en orkanen op ons afstuurt. Maar allebei willen zij van God de uitvoerder van hun eigen verlangens maken, willen ze eigenlijk zelf God zijn. Allebei zetten ze de verhouding Schepper-Schepsel op z’n kop en hebben ze zoals Jona geen respect voor Gods vrijheid.

Vader
Tot nu toe zal wel iedereen het eens zijn met de gevolgde redenering.
Maar als we het onszelf niet te gemakkelijk willen maken dan moeten we, op dit punt aangekomen, nu ook de vraag van tien miljoen durven stellen: Straft God wel? Als u mij die vraag stelt dan ga ik mij niet verschuilen in wolken van wollig gepraat over Gods goedheid en Gods liefde, maar dan antwoord ik ronduit ja. Immers, als God echt een liefdevolle Vader voor ons is, dan wil dat ook zeggen dat Hij een toekomst voor ons droomt. En dat Hij ons helpen wil om die toekomst waar te maken. Dat Hij ons lokt en inspireert en dat Hij ons waarschuwt en tekenen en tikken geeft als wij dreigen verloren te lopen. Die tikken kunnen ons op het moment zelf pijnlijk en overdreven lijken, maar Hij vergist zich niet. Natuurlijk geloof ik niet dat God natuurrampen op ons afstuurt. Maar iedere gelovige die zijn geestelijk leven een beetje serieus neemt, weet dat hij God groot onrecht aandoet door Hem te zien als een seniele opa, een welwillend oud baasje dat graag ziet dat het jonge volkje zich amuseert. “Als ze maar gelukkig zijn”.

Liefde
Hoe dichter christenen bij God komen, en de heiligen gaan ons daarin voor, hoe sterker ze beseffen dat de liefde van God niets te maken heeft met een soort van welwillende vriendelijkheid die wil dat wij “het goed hebben”. Dat soort vriendelijkheid bindt zich niet aan ons, is eigenlijk fundamenteel onverschillig, is liefde-loos. De liefde van de Vader daarentegen, zegt C. S. Lewis, is het verterend vuur van de Liefde zelf. Ze is volhardend als de liefde van de schilder voor zijn kunstwerk, heerszuchtig als de liefde van een baas voor zijn hond, zorgzaam en eerbiedig-behoedend als de liefde van een vader voor zijn kind, jaloers, onverbiddelijk en veeleisend als liefde tussen man en vrouw. We staan hier wel heel ver af van de goedwillende, altijd contente bompa in de hemel. Een toemaatje nog: veel mensen, zoals Jona, beweren dat ze God eerder ervaren als liefdevol plagend dan als straffend.
En ook hierin lijkt zijn Liefde sterk op de menselijke liefde: ‘On taquine ceux qu’on aime’. Het zijn mensen die je graag ziet die je ook graag “plaagt”.
Iedere mens ervaart Gods nabijheid anders. God past zich blijkbaar aan aan onze individuele persoonlijkheid. Ook daarin toont Hij zijn liefde, niet zozeer voor “de” mens, maar voor ieder van ons afzonderlijk.

“Het” zit ook in ons
ma 15 januari '18

Zondag 14 januari 2018, 2de zondag door het kerkelijk jaar B

In het evangelie van vandaag wordt Jezus door Johannes “het Lam Gods” genoemd. Het Lam dat “de zonden van de wereld wegneemt”. Het is een beeld dat in de Schrift voortdurend terugkomt. En het wordt letterlijk herhaald in iedere Eucharistieviering als de celebrant de Hostie toont bij de communie.
Ik herinner mij dat een priester mij ooit eens toevertrouwde dat hij die woorden het liefst van al door iets anders zou vervangen. Omdat ze zo oubollig klonken. Ik denk dat ik begrijp wat hij bedoelde.
“Lam Gods” dat kan nog net door de beugel: het is een Joodse term met een mooie symboliek. Maar dat woord “zonde” dat is er blijkbaar teveel aan. Helemaal uit de tijd. Je hoort het trouwens alleen nog in de kerk.
En zelfs daar steeds minder. . .

Verdampt
En dat is natuurlijk allemaal waar. Maar het echte probleem is niet een kwestie van taalgebruik: oubollig versus trendy.
Het echte probleem is dat in onze tijd het zondebesef sterk achteruitgegaan is. De vroegere bijna automatische koppeling van zonde aan seksualiteit maakte dat, na de seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig, ook het besef van zonde te doen danig verzwakte: het mocht immers ineens allemaal.
Het begrip zonde werd ijl en verdampte. Er was nog wel kwaad in de wereld maar dat werd meer en meer gesitueerd buiten onszelf: bij dictators, bij economische uitbuiters en bij terroristen.
Het besef verminderde dat het kwaad dat in deze duistere figuren zo prominent aanwijsbaar is, eigenlijk ook smeult in iedere mens.
En toch. . . “Geen enkele ziel, hoe zuiver ook”, zegt Dostojevski, of ergens in een duister hoekje knaagt de worm van het verderf.
En Anthony Burgess, een bekende Engelse schrijver (Engelsen houden nogal van griezel) die zegt: “Het kwaad is er altijd geweest. Het was er voordat wij er waren. Het wachtte op ons”.

Geestelijk leven
Ik denk dat het niet relevant is om hier een boom op te zetten over de vraag of de duivel een metafoor is voor het kwaad of meer dan alleen dat.
Waar het om gaat is dat het kwaad een afschuwelijke realiteit is. En het zit in ieder van ons. Als mogelijkheid. Zoals we kunnen kiezen voor het goede kunnen we ook kiezen voor het kwaad.
En misschien is de grootste moeilijkheid nog dat ze nooit zo wit-zwart, mooi gescheiden, naast elkaar voorkomen.
Er zijn duizenden mengvormen zodat je soms niet eens beseft hoe verkeerd je wel bezig bent.
Er is echter nog een veel belangrijker oorzaak van de “morele ontbossing” waarbij de schrik om betrapt te worden groter werd dan het schuldbesef en de angst voor gerecht en politie het gezag van het geweten ver overtreft.
Het feit namelijk dat mensen in het digitale tijdperk van smartphone en Twitter, van razendsnelle maar ook vluchtige contacten, de neiging hebben hun geestelijk leven te verwaarlozen. En nog weinig aandacht besteden aan de boosaardige spinsels in hun eigen hart.

Narcisme
Neem nu het fenomeen Donald Trump. Volgens bijna alle commentatoren de meest gepatenteerde narcist uit de wereldgeschiedenis. Iedereen is daar kwaad op en spreekt met de grootste minachting over die man.
Maar eigenlijk is hij niet alleen een ramp voor de mensheid maar ook een geschenk. Want heel onze hedendaagse cultuur is zo narcistisch als maar kan. En wij zijn maar wat blij dat wij onze eigen ik-gerichtheid kunnen projecteren op iemand buiten onszelf. Iemand bij wie de obsessie voor de eigen persoon zo’n onwaarschijnlijke vormen heeft aangenomen dat wij, in vergelijking met hem, er automatisch goed uitkomen.
Maar eigenlijk is heel onze maatschappij in dat bedje ziek. En zijn wij allen min of meer door dezelfde narcistische vlieg gebeten.
Juist omdat wij zo goed staan met onszelf zien wij nog nauwelijks dat het kwaad ook in ons zit.

Introspectie
En nochtans is dat niet zo moeilijk om te zien.
U moet maar eens stilstaan bij wat er in u opkomt als iemand uw heilig persoontje iets in de weg legt.
Ik kan natuurlijk alleen maar voor mezelf spreken. Maar soms ben ik verbijsterd en geschokt als ik van op een zekere afstand kijk naar de gevoelens van woede en wraak die in mij opkomen als mensen over mij heen lopen. . .
Het kwaad zit in ieder van ons. En alleen door dat kwaad in onszelf te overwinnen wordt het in onze omgeving, in onze wereld een halt toegeroepen.
Alleen als de roddel stopt bij ons en niet verder gaat, alleen als wij de woede in ons eigen hart tot bedaren brengen en onze wraakgevoelens begraven voordat ze een kettingreactie veroorzaken, wordt het kwaad in de wereld een halt toegeroepen.

Gebed
Het spreekt vanzelf dat bij het overwinnen van het kwaad in ons het voorbeeld van Jezus en de hulp die je van Hem krijgt in het gebed, van uitzonderlijk belang is. Hij geeft ons de kracht om eerlijk, langdurig en grondig naar onze duistere kanten te kijken en ze onder controle te krijgen.
Hij is in de meest letterlijke zin “het Lam Gods” dat de zonden van de wereld wegdraagt.

Nietigheid en grootheid van de mens
ma 08 januari '18

Zondag 7 januari 2018, Openbaring van de Heer – Driekoningen (jaar B)

Een goede week geleden keek ik naar een tv-programma waarin wetenschappers een antwoord trachtten te vinden op de vraag of er ook op andere planeten leven zou zijn. En zo ja, of de mogelijkheid bestaat om contact met dat leven te hebben en of dat contact er misschien zelfs al geweest is, zoals vele ufo-liefhebbers geloven. Op de eerste vraag is het antwoord: waarschijnlijk wel. Als je bedenkt uit hoeveel miljarden planeten een melkwegstelsel is samengesteld en hoeveel miljarden melkwegstelsels er zijn in het universum, dan is het bijna ondenkbaar dat alleen op onze planeet leven zou zijn ontstaan. Het antwoord op de tweede vraag is echter zo goed als zeker neen. Als je bedenkt dat wij 70.000 jaar nodig hebben om met de snelheid van het licht bij de dichtstbijzijnde ster te geraken (en zij dus ook om tot bij ons te geraken), dan is die mogelijkheid nihil.

Stofje
Na zo’n uiteenzetting blijf je natuurlijk zitten met een geweldig ontzag voor de onvoorstelbare grootsheid van het heelal. Maar vooral ook met een verpletterend besef van onze eigen nietigheid. Vergeleken met de kosmos zijn mensen minder dan een stofje, zo goed als niets. Nu wil het toeval dat ik juist in die dagen een boek las van Ichiro Okumura, een Japanner, een overtuigd Boeddhist die christen werd en binnentrad bij de karmelieten. Okumura is iemand die blijkbaar kan bogen op een zeer uitgebreide kennis van alle grote godsdiensten. En bij alle gelijkenissen die hem opvallen in al die verschillende spirituele stromingen is er vooral één die hem bijzonder intrigeert: zenboeddhisten zowel als soefi’s, hindoeleraars zowel als christelijke meesters zoals Theresia van Avila en Johannes van het Kruis, allen zijn ze het erover eens dat elk echt gebed, elke echte contemplatie moet beginnen met een diep besef van de eigen nietigheid.

Deemoed
Je gaat nooit vóór God staan als voor een gelijke. En nog minder als voor een zakenpartner (“voor wat hoort wat”). Elk gebed moet vertrekken vanuit de beschouwing van de overweldigende grootsheid van de werkelijkheid en van de majesteit en transcendentie, het volledig anders-en-ongrijpbaar zijn van de Maker en Drager ervan. En van onze eigen volslagen nietigheid. Dit is een absolute voorwaarde, de enige juiste manier om vóór God te gaan staan. Later kan dan de verwondering, de verrukking groeien bij het sterker wordend besef dat die Ontzagwekkende, oneindige Majesteit die God is, mij liefheeft. Mij, stofdeeltje, zelfs als partner wil. Wat ons dan een enorm gevoel van gewild en bemind zijn en van eigenwaarde geven zal. Maar het moet langs deze weg, wil het authentiek en blijvend zijn, wil dat gevoel van eigenwaarde meer zijn dan zelfbedrog en pretentie.

Modern levensgevoel
En terwijl je dit alles overdenkt besef je ineens hoe moeilijk het voor ons is om als mensen van deze tijd die gedachte zelfs maar even toe te laten.
Omdat die gedachte van menselijke nietigheid helemaal haaks staat op het moderne levensgevoel. Een modern levensgevoel dat helemaal gericht is op het waarderen en het promoten van onze menselijke mogelijkheden. Of het besef van ons eigen kunnen. En dan heb ik het niet over de donkere kantjes ervan: individualisme en egoïsme. Maar over strevingen die op zich volkomen gewettigd zijn: het opkomen voor jezelf, het ontwikkelen van je mogelijkheden, je eigen baas willen zijn en willen tonen wat je kan. Fier zijn op jezelf en vinden dat woorden als nederigheid woorden van vroeger zijn, alleen goed voor dichters en watjes.

Struisvogels
Maar eigenlijk maken wij onszelf alleen wat maar wijs. Want diep in ons weten wij natuurlijk heel goed hoe nietig wij zijn, staande voor de grote mysteries van het leven, van de kosmos en van God. Diep in ons hart weten wij maar al te goed dat wij kwetsbaar zijn. Dat we ziek kunnen worden. Dat we ooit zullen sterven en verdwijnen. Of we er nooit geweest zijn. Dat wij in de kosmos zo goed als niets betekenen. Een soms diep verscholen maar fundamenteel gebrek aan zelfvertrouwen komt daaruit voort. Dat los je niet op door jezelf wijs te maken dat een mooie baan of veel geld en macht je kan genezen. In schijn misschien wel, maar niet echt. De enige echte remedie is je nietigheid radicaal onder ogen zien. En dan uitkijken naar het enige dat die wonde kan genezen. Het weten dat die oneindige God jou alleszins de moeite waard vindt.

Drie koningen
En hier komen de drie wijzen in de picture. Of beter de drie koningen. Voor mij mogen het gewoon drie koningen zijn: ze hebben immers koninklijke geschenken bij. Ze zijn rijk, machtig en als sterrenkundige ongetwijfeld ook geleerd. Ze hebben m.a.w. zoals wij, hedendaagse westerlingen, zo’n beetje alles wat hun hartje verlangt. Maar ze laten zich niet bedwelmen door hun comfortabele situatie. Want die situatie is inderdaad een illusie, bevredigt niet echt voor wie durft verder kijken. En dat doen ze ook. Ze kijken verder. Ze zoeken. Ze gaan op weg. Ze willen het weten. Ze volgen hun ster. En uiteindelijk vinden ze ook het antwoord. Ze vinden een kind in de kribbe. En de grote waarheid die dat kind ons brengt. Dat levensvervulling alleen te vinden is in een zich gevende houding. In dienstbaarheid en liefde.


“Onze” Syriërs
ma 01 januari '18

Zondag 31 december 2017, feest van de Heilige Familie (jaar B)

Twee jaar geleden zijn wij in de parochie Lubbeek begonnen met een steunactie voor christelijke vluchtelingen. Waarom specifiek christelijke vluchtelingen? Laat daarover geen misverstand bestaan. Wij steunen volledig de inspanningen van de overheid voor de opvang van alle vluchtelingen, ook al zijn dat voor 90 à 95% mensen met een ander geloof dan het onze. Wij steunen die inspanningen om te beginnen al via de belastingen die wij betalen. Maar ook via omhalingen in onze kerken (zoals met Kerstmis) en via het ondersteunen van allerlei niet-kerkelijke initiatieven. Wanneer wij daar bovenop toch nog iets extra wilden doen voor christelijke vluchtelingen dan is dat omdat christelijke vluchtelingen bijna altijd op de vlucht zijn, niet alleen voor oorlogsgeweld maar ook voor vervolging. De bedoeling is dat wij enkele families de kans geven om op een rustige manier hun leven her in te richten in een vriendelijke landelijke omgeving. In de grootstad komen ze als Arabischsprekende christenen immers vaak terecht in nieuwe “getto’s”, in een omgeving die vaak even onvriendelijk voor hen is als hun vroegere omgeving thuis. Gelukkig groeit het besef dat die haarden van haat in onze grootsteden moeten aangepakt worden, door de honderdduizenden moslims die daar wonen echte kansen te geven om vooruit te komen in het leven.

Zelfstandig
Op dit ogenblik ontfermen wij ons via het Sint-Martinusfonds over vier christelijke Syrische gezinnen. Wij helpen bij het betalen van hun appartement en de inrichting ervan. Wij hebben mensen die hen bijstaan met vervoer, met het vertalen van allerlei papieren, in contacten met de overheid, hen wegwijs maken in onze wetgeving, hen helpen met de mutualiteit en andere verzekeringen. Vaak ook met dringende en onverwachte kosten.
Al heel snel echter groeide het besef dat wij deze mensen niet mogen pamperen, maar hen integendeel moeten stimuleren om hun leven in eigen handen te nemen.
Gelukkig hebben we daar in de praktijk helemaal niets moeten voor doen: elk van hen wilde niets liever.
Op dit ogenblik steunt het Sint-Martinusfonds in Lubbeek negen personen. Twee van hen zijn gepensioneerd, één is werkzoekend, twee werken (zij het beneden hun capaciteiten, zij kijken ondertussen uit naar betere opportuniteiten, maar wilden niet langer ten laste zijn van het OCMW).
Drie studeren nog en één mevrouw loopt stage op Gasthuisberg.
Eigenlijk zijn wij heel fier over het initiatief dat wij twee jaar geleden namen. Maar nog trotser zijn wij op onze Syrische mensen die, hoezeer ze ook – net zoals wij – van elkaar verschillen, het toch zo goed doen.
En wij zijn vooral dankbaar voor de tientallen weldoeners die dit mogelijk maken.

Nood
Maar, het duurt dus wel wat langer dan we gedacht hadden en het werd ook allemaal groter dan we hadden voorzien.
En daarom zijn we genoodzaakt om een beroep te doen op wat extra steun.
U kent de werking van het Sint-Martinusfonds. Wij vragen bij voorkeur dat u uw bankinstelling een bestendige opdracht zou geven – vijf, tien, misschien twintig euro per maand. Of meer?
Of, als u tot nu toe drie euro gaf kan u er misschien vijf van maken?
Het is echt de moeite waard, het is een prachtig werk voor concrete mensen.
Mensen die de ergste verschrikkingen hebben doorgemaakt. En die echt dankbaar zijn en zich graag inzetten voor hun nieuwe thuis, voor ons dus.
Ik ben nu mijn drieëndertigste jaar begonnen als priester.
U weet dat ik NOOIT een of andere omhaling heb gepromoot.
Maar hier durf ik echt op aandringen. Doe het alstublieft.
Wij zitten met het Sint-Martinusfonds serieus in onze reserves te tasten.
We mogen dit werk echt niet halverwege stopzetten.

Ps Sint-Martinusfonds Lubbeek, bankrekening BE83 7360 2039 4215

Hartelijk dank.


Teder Licht
di 26 december '17

Zondag 24 & maandag 25 december 2017, Kerstmis (jaar B)

Deze dag gedenken wij dat op een welbepaald moment Godzelf onze geschiedenis is binnen gekomen. Gedenken wij dat God, dat enorme metafysische begrip waarin wij met ons verstand nooit kunnen doordringen, zich aan ons heeft laten kennen in een mens. Een onbedoeld gevolg daarvan kan zijn dat wij God ineens allerlei menselijke eigenschappen gaan toedichten: een eigen lichaam, een eigen wil en gevoelens. Maar Jezus leerde ons van God alleen hoe Hij zich verhoudt tot ons, zijn mensen: als een Vader die onnoemelijk veel van ons houdt. En dat is ons genoeg. Verder blijft het wezen van God voor ons volkomen ontoegankelijk en kan Hij door ons hoogstens benaderd worden via dromen en vermoedens, in metaforen en poëzie. Die gedachte moet ons toch een zekere nederigheid bijbrengen. Dat God mens werd wil nog niet zeggen dat wij daardoor ook ietsje meer geworden zijn dan mensen. Soms lees je zo’n dingen: doordat God mens werd de mens een beetje vergoddelijkt. Je moet oppassen met zo’n uitspraken. Want mensen die dat echt geloven gaan ons uiteindelijk in Gods’naam vertellen hoe we moeten leven, gaan zelf een beetje voor God spelen. Wij zijn geen goden. En het hoogste maar ook het mooiste dat wij kunnen bereiken is dat wij uitgroeien tot echte mensen. En dat is ook precies wat God van ons verwacht: dat wij bevrijdde, rechtoplopende, liefhebbende mensen zouden zijn.

Voornaamste
Voor het overige, wat betreft de kennis van God, past ons het besef dat wij heel weinig weten over Hem. Wat dat betreft houden wij ons als gelovigen beter in de buurt van de Agnosten. Want die zeggen dat ze “het” eigenlijk niet weten en ook niet kunnen weten. Het is een houding die niet ver af ligt van die van de christenen wat betreft de kennis van God. Alleen onze atheïstische broeders weten alles nog heel zeker. Wij, (goddank),niet (meer). Door ons geloof in Jezus vertrouwen wij erop dat God liefde is. Dat Hij van ons houdt als van de appel van zijn oog. Dat Hij ons draagt zoals een moeder haar kind draagt en dat Hij naar ons kijkt zoals een vader naar zijn zoon. En zelfs dat Hij ons voor eeuwig bij zich wil. Maar Hij alleen weet wat dat betekent. Wij niet. Maar dat hoeft ook niet! Wij kennen niet de hoe’s en de waaroms. Maar dankzij Jezus weten wij wel het voornaamste: dat God van ons houdt zoals we zijn: zijn mensen. Wij moeten God dus ook niet “verdienen “. Hij houdt zo al van ons.

Verantwoorden
Het is zoals met het geloven zelf. Omdat het bestaan van God onmogelijk rationeel en wetenschappelijk kan bewezen noch ontkleurd worden zeggen niet-gelovigen dan maar dat de bewijslast voor het geloof in God bij ons ligt. Maar dat is onzin. Wij hoeven niets te bewijzen. Geloof in God is wel degelijk rationeel, maar het is op de eerste plaats basaal. Dat wil zeggen: Het gaat aan het redeneren vooraf. Het is spontaan. Je kan het nog het best vergelijken met het vertrouwen in onze instincten. Je vertrouwt gewoon je ogen, je oren, je reukzin en pas daarna ga je er over nadenken. Geloven was er nog voor we konden spreken en denken. Wij zijn ermee geboren. Wij zijn zelfs biologisch toegerust om te geloven. Weinig dingen zijn zo natuurlijk als geloven. En toch vraagt men ons voortdurend dat wij ons geloof zouden verantwoorden. Maar dat is nergens voor nodig. Iets wat natuurlijk is, iets wat wezenlijk bij ons mens-zijn hoort moet niet verantwoord worden.

Idem
Iets dergelijks vindt spijtig genoeg ook plaats binnen het geloof zelf. Wij denken soms dat wij Gods’liefde moeten verdienen. En dat wij ons keurig moeten gedragen om zijn liefde niet te verspelen. Maar ook dat is nergens voor nodig. Zo werkt een strenge rechter, niet de God die Jezus ons leerde kennen, niet de Vader van de verloren zoon. In de liefde gaat het er immers heel anders aan toe. God houdt van ons zoals we zijn. Niet omdat we ons onberispelijk en keurig gedragen maar omdat we mensen zijn. God houdt van mij omdat ik een mens ben. Met al mijn gebreken en stommiteiten. Hij weet heel goed wat ik meezeul aan gebrekkige opvoeding, foute genen, onfortuinlijke omstandigheden…..Misschien houdt Hij nog meer van mij naarmate het voertuig waarmee ik het moet doen om vooruit en tot bij Hem te geraken, armzalig en kramikkel is.

Inkeer
Want zo gaat dat, niet in een rechtssysteem maar wel in de liefde, wel bij God. Een God die wij overigens niet kunnen voelen en ontmoeten in cursussen en boeken maar alleen in de stilte van ons hart. Alleen dáár begin ik iets te vermoeden van zijn onvoorwaardelijke liefde voor mij.
En het is pas vanuit dat besef dat ik ga losbreken uit het carcan van rechtsregels en moraal, van keurig zijn en keurig willen gevonden worden. Pas dan ga ik echt liefhebben en houden van God en van zijn mensen. Alle mensen. Niet alleen diegenen die ik tof vind. Pas dan ook ga ik echt gelukkig zijn. En daarom is inkeer zo belangrijk. Omdat ik alleen in het gebed meer en meer ga beseffen dat de Grond van het bestaan echt van mij houdt. Niet omdat ik braaf en deftig ben maar omdat ik een mens ben. Met alles wat daarbij hoort:passie, humor, liefde, stommiteiten, betrokkenheid en engagement en ook egoïsme, berouw, opnieuw beginnen. Konden, u en ik, dat toch diep in ons laten doordringen. Ik moet Hem niet verdienen. Hij houdt van mij zoals ik ben. God heeft plezier in mij omdat ik mens ben. Alleen vanuit dat diepe weten, kunnen wij opnieuw geboren worden en, bij alles wat ons overkomt, houden van het leven en gelukkig zijn.


Eerlijk blijven
di 19 december '17

Zondag 17 december 2017, 3de zondag van de Advent (jaar B)

“Moest er oorlog komen”, zeggen de mensen, “dan zitten de kerken terug vol”! En ze hebben gelijk. En in dezelfde zin kan je rustig stellen dat, als er een zware economische crisis komt met armoede en ellende tot gevolg, het vanzelf weer drukker wordt in gebedshuizen en bedevaartsplaatsen.
De verklaring hiervan ligt voor de hand. Wanneer men elk geloof in menselijke instellingen verloren heeft, wanneer oorlog en armoede het vertrouwen in geld, in politiek en economie vernietigd hebben, gaan mensen zich, wanhopig soms, terug wenden naar “een hogere macht” in de hoop dat die voor de ultieme redding zal zorgen. Ik denk dat iedereen het met die analyse eens is. Als je nu echter eerlijk durft doordenken dan besef je dat wat nú gebeurt in onze welvaartslanden precies het omgekeerde is, m.a.w. de andere kant van dezelfde medaille. Naarmate onze welvaart groeide verloren wij onze belangstelling voor God. Niet geloof en vertrouwen namen af, maar het voorwerp van dat geloof en dat vertrouwen.
Iemand drukte het zeer laconiek zo uit: “Het Westen is nog nooit zo gelovig geweest als vandaag maar het voorwerp van onze aanbidding is niet langer God maar Geld”.

Keuze
Inderdaad nogal cru en ongenuanceerd uitgedrukt. Maar het is zeker een feit dat de grote massa mensen God verlaten hebben omdat ze, bij de uitbouw van hun leven, veel meer verwachten van carrière en succes en van alle genietingen die je met geld kan kopen dan van een wat wazige Godheid. Omdat ze gewoon meer verwachten van concrete binnen-wereldse hulpmiddelen dan van een God die vermoed wordt achter de zichtbare werkelijkheid en die zo weinig tastbaar en concreet is, in vergelijking met al die binnen-wereldse middelen die voor het grijpen liggen. Om het heel eenvoudig te zeggen: als we arm en angstig zijn blijft alleen God nog over om op te vertrouwen. Als er welvaart is en mogelijkheid te over om overal van te genieten, geraakt God automatisch op de achtergrond. En natuurlijk is het de mensen hun goed recht om daarvoor te kiezen. Om in periodes van welvaart het genieten van die welvaart belangrijker te vinden dan het bezoeken van kerken en tempels. En zelfs om God eerder als een stoorzender te zien en het geloof met zijn vraag naar soberheid en solidariteit met de zwakken eerder als een pretbederver.

Onzin
Maar dat moet men dan ook eerlijk durven toegeven. Niemand kan het ons kwalijk nemen dat wij, na duizenden jaren schaarste, wat meer willen genieten van het materiële, nu we eindelijk de kans hebben. Maar mensen die omwille van die reden hun geloof helemaal aan de kant zetten zouden zich beter niet bedienen van de goedkope atheïstische bewering dat geloof en wetenschap elkaar tegenspreken. Dat de mensen “te slim geworden zijn om nog te geloven”. Het is hier niet de plaats om op die misvatting dieper in te gaan. Er bestaan trouwens genoeg boeken waarin bekende wetenschappers zelf brandhout maken van die opvatting. Maar je kan ze ook op een heel eenvoudige manier weerleggen. Wij bewonderen mateloos de wijze waarop de wetenschap steeds verder en steeds beter de ons omringende werkelijkheid ontrafelt, in kaart brengt en verklaart. Wanneer wij het over God hebben, dan hebben wij het per definitie over Iemand die de dragende kracht is van die werkelijkheid, die zich in die werkelijkheid soms ook laat voelen en vinden maar die er zelf geen deel van uitmaakt. God is niet aan materie, tijd of ruimte gebonden. Zijn bestaan kan je dus ONMOGELIJK via wetenschappelijke methodes ontkennen of bevestigen. Het blijft een kwestie van geloof. Dit is toch niet zo moeilijk om te begrijpen?
En toch blijven vele niet-gelovigen de dialoog en het wederzijds respect ontsieren door hardnekkig te blijven beweren dat wetenschap en geloof elkaar tegenspreken. Dat is niet alleen erg onwetenschappelijk, dat is gewoon onzin. En wat nog erger is, bij het zoeken van argumenten is men vaak ronduit oneerlijk.

Creationisme
Iets wat mij persoonlijk al jaren stoort is de manier waarop niet-gelovigen (uitermate sterk aanwezig in de media) voortdurend de indruk wekken dat wij christenen allemaal creationisten zouden zijn. Heel raar, want ik ken er geen enkele in mijn omgeving. En hoewel ik bijna zeventig ben, ben ik het creationisme ook nooit tegengekomen in het katholiek onderwijs, van in de kleuterklas tot aan de unief. Ik weet wel dat men in vroegere eeuwen de verhalen van de Schepping letterlijk nam, maar afgezien van een aantal protestantse fundamentalisten in de VS zijn wij dat ontgroeid. En wij voelen ons daar goed in. De zoektocht naar waarheid is binnen het christendom altijd bijna obsessioneel geweest, een obsessie die soms gewelddadig kon uitpakken. En natuurlijk verzet een instituut zoals de Kerk, zoals elk instituut, zich met alle macht tegen schokkende veranderingen. Tegen Luther, tegen Copernicus, tegen Darwin … Maar uiteindelijk accepteert zij de nieuwe inzichten en ziet ze die als een verrijking. De evolutietheorie is zo’n inzicht dat volledig werd opgenomen in het kerkelijk denken. Mgr. Leonard heeft prachtige bladzijden geschreven over hoe de toename van onze kennis (ook onze wetenschappelijke kennis) ons een beter inzicht in de Openbaring geeft. En in die zin kan de wetenschap (hoewel ze niet kan doordringen in God) ons behoeden voor onjuiste denkbeelden over God. (Denk aan God en de donder.)

Gênant
Uiterst frappant bij dit alles is het lot dat Georges Lemaître in ons land is beschoren. Georges Lemaître was een Belgische wetenschapper die de grondlegger is van de Big Bang-theorie, een absoluut kernstuk binnen het evolutie-denken. De Big Bang-theorie wordt ondertussen wereldwijd onderwezen en is doorgedrongen tot in de verste uithoeken van deze wereld. Je kan dus rustig stellen: als er één wetenschapper is die België op de kaart heeft gezet, dan is het wel Georges Lemaître. En toch wordt hij hier bij ons al jarenlang bijna helemaal doodgezwegen. Er is namelijk iets heel ambetant aan Georges Lemaître: hij was naast wetenschapper ook katholiek priester. En dat past dus niet in het plaatje. Soms denk ik dat hedendaagse atheïsten en vrijzinnigen meer schrik hebben van God dan de christenen in de Middeleeuwen schrik hadden van de duivel.


Meerwaarde laten zien
ma 11 december '17

Zondag 10 december 2017, 2de zondag van de Advent (jaar B)

De lezing van vandaag gaat over een van de meest typische christelijke houdingen: het hoopvol verwachten, het verwachtingsvol uitkijken naar.
En dat is natuurlijk iets anders dan gewoon wachten tot er iets gebeurt. Hoewel ook dat laatste al heel moeilijk is voor hedendaagse westerlingen.
Afrikanen hebben daar weinig last van en precies daardoor zijn ze ook zo stressbestendig. Als ze na uren geduldig wachten merken dat de trein tóch niet komt, dan gaan ze rustig naar huis: ’t zal voor morgen zijn. Van ons moet zo’n houding niet verwacht worden. Wij lopen bijna de muren op als we ergens vijf minuten moeten wachten. Wat het evangelie van ons echter vraagt is niet gewoon “wachten” maar een bijzonder actieve vorm van wachten, en dat actieve ligt ons denk ik al veel beter. Het evangelische wachten is niet alleen alert uitkijken naar een komende gebeurtenis, maar je er ook heel actief op voorbereiden, zodanig dat je dat wat staat te gebeuren zelf voor een stuk in de hand werkt. Dat je de komst van het verwachte zó optimaal voorbereidt dat het zich tenslotte kan ontplooien.

Menswording
Maar wat is het dan waar wij in de Advent, in de aanloop naar Kerstmis zo sterk naar uitkijken? Je kan moeilijk zeggen: de geboorte van Jezus in Bethlehem. Dat herdenken we met Kerstmis natuurlijk wel, maar je kan moeilijk verwachtend uitkijken naar iets dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Waar wij tijdens de Advent hoopvol naartoe leven, is dat op Kerstmis het wonder van de Menswording zich herhaalt. Dit keer niet als een historische gebeurtenis ergens in een stal, ergens in Palestina, maar in ons eigen hart. Dat God opnieuw geboren wordt, opnieuw in de wereld komt in onszelf. Natuurlijk geloven wij dat God altijd in ons aanwezig is. Dat, om het met de woorden van Paulus te zeggen, zijn Geest in ons ademhaalt en ons bewoont. Maar die Geest van God is, om het ietwat oneerbiedig uit te drukken, latent in ons aanwezig. Hij moet – om de oneerbiedige vergelijking nog wat door te trekken – Hij moet in ons “geactiveerd” worden.

Openstellen
En dat gebeurt door een proces van bekering. God wil in ons mens worden. Maar wil zijn Geest over ons vaardig worden, dan moeten wij ons er heel bewust voor openstellen. En dat kunnen wij alleen door systematisch alles uit ons doen en laten te weren dat een hinder kan zijn voor dat komen van God. En ons te richten naar al datgene wat die komst juist vergemakkelijkt.
Concreet wil dat zeggen dat wij het evangelie serieus moeten nemen. Dat we afstand nemen van elke vorm van zondig egoïsme en echt ons best doen om mensen te worden naar Gods hart. En bovenal: dat wij biddend en hoopvol uitkijken naar dat komen van God. Maar dat kan natuurlijk alleen maar als wij er diep van overtuigd zijn dat God, de aanwezigheid van God in ons leven, een serieuze meerwaarde aan dat leven zal geven.

Loze verwachting
En hier wringt nu juist het schoentje bij de mensen van onze tijd.
Je kan je afvragen hoe het komt dat onze kerken maar blijven verder leeglopen. Daar zijn natuurlijk verschillende redenen voor. Maar enkele belangrijke daarvan zijn zeker deze. Al tientallen jaren lang concentreert het katholiek godsdienstonderwijs zich op het “doorgeven van waarden”. Zonder dat daarbij ook maar in het minst duidelijk gemaakt wordt hoe het geloof nodig is of minstens helpt om die waarden te beleven. En zonder dat er ook maar iets van het geloof zelf wordt doorgegeven. Het Bisdom lijkt dan weer alles te verwachten van grotere parochies, federaties, zones en dekenaten. Om de zoveel jaar rond Sinterklaas kapoentje legt het Bisdom een nieuw structuurtje in ons schoentje. En wij allemaal blij, want nu gaat het beter gaan. En dan zijn er nog gewone mensen binnen de Kerk die echt bekommerd zijn om haar toekomst, en die zien dan weer alle heil in meer hedendaagse teksten en gezangen. Dat gaat de jongeren naar de kerk brengen. En al die mensen menen het goed, maar ze houden de leegloop niet tegen. Kan ook niet.

Meerwaarde
Want uit serieus onderzoek blijkt dat de echte reden waarover de mensen de zondagsmis en zelfs het geloof de rug toekeren deze is: ze zien er geen meerwaarde meer in voor hun leven. Ze zien niet (meer) in wat Kerk en liturgie kunnen toevoegen aan hun levensgeluk. En dus moeten wij de mensen dat tonen door onze manier van leven en onze manier van gelukkig zijn. Wij moeten op de eerste plaats uiteraard veel meer voor ons geloof uitkomen. En voor ons geloof uitkomen is nog wat anders dan alleen maar afgeven op de leegheid van een leven van alleen maar “genieten”. Wij moeten vooral met onze manier van leven getuigen, laten zien hoe ons geloof zin geeft aan ons leven. Laten zien hoezeer leven zoals Jezus dat van ons vraagt, ons ook gelukkig maakt. Wij moeten met onze manier van leven de mensen tonen dat wij ook genieten van eten, drinken, reizen en seks. Wij zijn niet van een andere planeet. Ook wij kennen die behoeften, uiteraard. En ook wij genieten van het bevredigen ervan. Maar levensvervulling en geluk komen van ons geloof in God en van ons houden van mensen. Niet van het bevredigen van behoeften. Misschien moeten wij, ouder wordende mensen, aan jongeren wat minder willen tonen hoezeer wij mee zijn met hun computerspelletjes en wat meer laten zien hoe ons geloof zin, evenwicht en levensvervulling aan ons leven geeft. Want dat is wat jongere mensen vaak niet zien.


Over de hel
ma 04 december '17

Zondag 3 december 2017, 1ste zondag van de Advent (jaar B)

Soms probeert je onderbewustzijn je via een droom iets duidelijk te maken. En zolang er mensen zijn bestaat het geloof dat ook God die weg nogal eens wil gebruiken. Dat zou best kunnen natuurlijk. Maar zelf hecht ik weinig belang aan dromen omdat ik mij zelden realiseer dat ik er een gehad heb. En als dat wel zo is, dan ben ik het nachtelijk uitstapje al onmiddellijk na het ontwaken vergeten. Een tijdje geleden echter was dat anders. Ik had een heel duidelijke droom. Ik was aan het wandelen en ik voelde mij ongelooflijk gelukkig. Alles viel enorm mee: het werk, de vrienden. Het leek wel of ik niets kon wensen of het was al vervuld. Het landschap was betoverend, de rust was zalig en zelfs de ingeademde lucht was opwindend. Om nog meer te genieten van het intens geluksgevoel besloot ik te gaan liggen op de berm naast de weg. Om met een grassprietje in mijn mond gelukzalig naar de wolken te staren. En toen kwam ineens een vrachtwagen uit de bocht en die reed me gewoon dood. Ik werd wakker en tot mijn eigen verbazing was ik volkomen kalm. Geen spoor van angst of paniek. Ik was ongelooflijk rustig. Maar vóór mij stond daar als gebeiteld: “Hoe goed en gelukkig je je ook voelt, hoe heerlijk het leven je ook toelacht, in één ogenblik kan alles voorbij zijn”. En het is precies dat wat Jezus bedoelt met zijn voortdurende aansporingen tot waakzaamheid. Wat Jezus ons zegt is: maak op een zinvolle manier gebruik van de tijd die je wordt gegeven. Het leven is kort, en vooral: het kan heel onverwacht gedaan zijn. Verdoe het niet met vodden. Laat je niet verrassen en loop niet achter dat eeuwig gejengel over genieten aan. Maak iets zinvols van je leven en wees echt gelukkig.

Eenzijdig
U weet dat iedere tijd het Evangelie op zijn eigen wijze interpreteert.
Een middeleeuwer bijvoorbeeld zag Jezus’ waarschuwingen vooral als bedoeld om ons te behoeden voor de hel. In die tijd stonden handel en economie nog zo goed als nergens. En zelfs als er geen misoogsten waren bracht het land maar heel weinig op. Bijgevolg was schaarste en armoede eerder regel dan uitzondering. In die situatie was seks zowat het enige wat de mensen overbleef om toch een beetje van het leven te genieten. Opdat het echter niet helemaal een beestenboel zou worden, dreigde de Kerk dan weer met hel en verdoemenis voor al wie daar te zeer aan toegaf. De middeleeuwer, zei mijn vroegere leraar geschiedenis altijd, was geobsedeerd door seks en door de hel. En schilderijen uit die tijd lijken dat te bevestigen. Biechten was dan ook heel belangrijk. De koppeling tussen seksualiteit en zonde was zo sterk dat vandaag, na de seksuele revolutie van de jaren 60, oudere mensen nog altijd schamper opmerken dat er geen zonden meer zijn. “Wie doet nu nog zonde”, zeggen ze dan. Alsof we, na het wegvallen van een aantal taboes in het geslachtelijk verkeer, nu als vanzelf in een zondeloze en moreel hoogstaande samenleving zijn terechtgekomen.
Ieder van ons weet wel beter.

Vuur?
Een andere verkeerde zienswijze die uit die tijd stamt is de associatie van verworpen zijn met hel en hellevuur, met zwavel en pek. Jezus gebruikt wel de uitdrukking: “Strafbaar met het vuur van de hel”. Maar voor een Jood uit zijn tijd was de hel niet iets dat verwees naar een toestand in het hiernamaals. De hel was iets heel concreets, dat was een afschuwelijk gebruik dat de Joden zeer goed kenden. Dat was de vuurpoel waar de aanhangers van de sekte van Baäl hun tegenstanders levend inwierpen. Het was het meest afschuwelijke wat Joden zich konden voorstellen.
En Jezus gebruikt soms dat beeld om te benadrukken hoe verschrikkelijk onze situatie is als wij door eigen schuld het vermogen verspelen om eeuwig te leven, de kans lopen definitief afgesneden te worden van God.
Jezus gebruikt dat beeld om te wijzen op de grote ernst van de situatie. Maar het is een beeld van een afschuwelijk bestaand gebruik dat een Jood uit die tijd nooit zou koppelen aan het hiernamaals, een hiernamaals dat meer gezien werd als een eerder mistroostige bedoening. Jezus gebruikt dit afschrikkend beeld duidelijk om te shockeren en wakker te schudden. Zoals Hij elders zegt: als je hand je ergert, hak ze af. Als je oog je ergert, ruk het uit. Het zijn meer dan gewone aansporingen, het zijn zweepslagen die ons moeten wakker schudden en opjagen.

De echte hel
Jezus gebruikt graag retorische stijlfiguren. Voor hem is het ergste wat ons kan overkomen, veel erger dan hellevuur, het voor altijd afgesneden zijn van God. Want dat is de hel: de afwezigheid van God, de ijzingwekkende leegte. “De hel”, zei Schillebeeckx, “dat is echt dood zijn, geen enkele toekomst meer hebben, amen en uit, alsof je er nooit bent geweest”.
Want voortbestaan doe je per definitie in het aanschijn van God. Waar God niet is, besta je ook niet meer. En je hebt daar dan zelf voor gekozen. Daar wil Jezus ons voor waarschuwen: verdoe je korte leven niet met onnozelheden. De eeuwigheid ligt voor je open: maak de juiste keuzes.


Pagina's