Nieuws uit de parochie

Mensen helpen verrijzen
di 06 april '21

Zondag 4 april 2021, Pasen (jaar B)

Wanneer men het vandaag over de Verrijzenis van Christus heeft, dan bedoelt men meestal de ontdekking van het lege graf en de verschijning van Jezus een paar meter daarvandaan.
Maar deze bijna exclusieve aandacht voor de eerste 5 of 10 minuten van de opstanding, zou de eerste christenen zeer verbaasd hebben.
Als, onmiddellijk na Jezus’ dood, zovelen beweerden getuige te zijn van zijn verrijzenis, dan beweerden ze niet per se dit gezien te hebben. Maar wel dat ze, vanuit heel uiteenlopende ervaringen, er rotsvast van overtuigd waren geraakt dat de Jezus die ze hadden zien sterven, meer leefde dan ooit. Dat de man die als een slaaf was vernederd en gekruisigd, nu de levende Heer geworden was.

Vertrouwd
Die verrijzenis van Christus staat in het middelpunt van ons geloof.
En volgens dat geloof zelfs in het middelpunt van de menselijke geschiedenis.
En toch is die Verrijzenis helemaal niet zo vreemd en buitenissig als je op het eerste gezicht wel zou denken. Wij zijn er meer mee vertrouwd dan we beseffen.
Sterven en verrijzen, als het goed met ons gaat overkomt het ons voortdurend.
Al van bij het begin. Denk aan de dood van de foetus wanneer wij het levenslicht zien. En daarna aan al die keren die wij moeten sterven aan zekerheden. Dat papa alles weet bijvoorbeeld en dat onze ouders almachtig zijn. Of denk aan al onze verlangens die in de kiem gesmoord worden, de eerste hartstochtelijke verliefdheid bijvoorbeeld die alleen maar op onverschilligheid botst bij de ander.
Er zijn zoveel zekerheden die wij moeten opgeven, zoveel verlangens die niet vervuld kunnen worden, zoveel beproevingen die ons worden aangedaan door anderen en door ons eigen onvermogen.
Zoveel doden die wij moeten sterven in de ontplooiing van ons menszijn en evenzoveel verrijzeniservaringen. Als alles goed gaat tenminste. Maar alles loopt natuurlijk niet altijd gesmeerd.

Helpen verrijzen
En precies daar situeert zich de oproep van het Evangelie.
Wij zijn geboren om te verrijzen.
Niet één keer maar ontelbare keren.
Om altijd weer opnieuw op te staan uit alles wat ontmoedigt en gevangen houdt.
Maar het is de bedoeling dat wij elkaar daarbij helpen.
En voor de Kerk is dat zelfs het wezen van haar zending.
Mensen in alle denkbare duistere situaties moed geven, hen helpen opstaan en hen op die manier voor een stuk laten deelnemen aan de verrijzenis van Christus.
Paus Franciscus gebruikt daarvoor een treffende uitdrukking: “De Kerk moet het veldhospitaal van de wereld worden”, zegt hij.
Moeten wij dus vanaf nu allemaal de zorg in, verpleegster worden, geneesheer of psychiater? Natuurlijk niet. Wij hebben daar als christenen een heel eigen weg in te gaan.

Oase
Augustinus had in de 4de eeuw al begrepen dat veel van de tegenstellingen die wij oproepen, die tussen blank en zwart bijvoorbeeld, tussen man en vrouw, gelovig of niet-gelovig enz. alleen maar schijn zijn.
De twee fundamentele tegenstellingen die in het menselijk hart leven, noem het de twee grote liefdes van de mens, zijn eigenliefde en liefde die gericht is op de ander.
Terwijl de liefde voor de ander gelukkig makend is voor beiden, brengt de eigenliefde van de een vaak alleen maar ellende over de ander.
In een wereld waarin egoïsme, onverdraagzaamheid en extreem geweld alsmaar toenemen, moet de Kerk een oase zijn waar gekwetste en verkommerde mensen op verhaal kunnen komen. Maar ook een plaats waar mensen in het algemeen, gelovigen en mindergelovigen respectvol geholpen worden in hun zoeken naar zin en betekenis. Een plaats ook, een school als het ware, waar methoden worden aangereikt om het egoïsme van de mens te overwinnen en zijn agressiviteit bij te schaven. En op zoek te gaan naar regels voor een rechtvaardig en vreedzaam samenleven.

Duiken
Dat is de rol voor christenen vandaag.
Maar om die rol naar behoren te vervullen, moeten wij eerst serieus werk maken van onze eigen bekering.
Als wij mensen willen rechttrekken, doen opstaan en verrijzen, dan moeten wij eerst zelf verrezen mensen zijn.
Christenen in deze tijd hebben de waanzinnige opdracht het evangelie terug uit te dragen in de grotendeels geseculariseerde wereld van vandaag.
Hoe onmogelijk dit ook lijkt, wij zullen het kunnen. Maar dan moeten wij eerst terug het diepe water in en heel serieus werken aan ons eigen innerlijk leven.
De uitdaging weer niet te lijf gaan met projecten en vergaderingen alleen. Maar terug veel meer plaats inruimen voor persoonlijk gebed en bezinning. Als wij mensen willen helpen om te verrijzen, moeten wij zelf verrezen mensen zijn.
Wij kunnen dat. Wij moeten ons daar niet ongerust over maken. Wij kunnen dat.
Bij ons is al eens iemand opgestaan uit de dood.

Gelukkig zijn
wo 24 maart '21

Zondag 21 maart 2021, 5de zondag van de Veertigdagentijd (jaar B)

Bij het opruimen van oude paperassen vond ik deze tekst, die ik meer dan 10 jaar geleden schreef voor onze vormelingen. Een soort beknopte samenvatting van ons geloof. Misschien wel leuk als opfrissertje, zo vlak voor het hoogfeest van Pasen?

  1. Wij mensen zijn niet blindweg geworpen in een ijskoud heelal. Wij weten niet waarom die miljarden jaren durende evolutie nodig is geweest. Wij weten niet waarom. Wij weten niet waarom het heelal, de werkelijkheid er zó uitziet en niet anders.
    Wij weten niet eens waarom er “iets” is, in plaats van niets.
    Maar wij geloven dat wij mensen geen toevallig verschijnsel zijn, geen accident.
    En dat de diepste grond van het bestaan geen blinde oerkracht is, maar een Vader die van ons houdt. Hij is geen tovenaar die ons voor allerlei narigheid behoedt, maar een Kracht die ons helpt en inspireert bij alles wat ons in het leven overkomt. Omdat die God ons volledig overstijgt, kunnen wij Hem met ons verstand wel op het spoor komen maar nooit helemaal begrijpen.
    Wie Hij is en wat Hij verlangt dat wij doen met ons leven, heeft Hij ons daarom duidelijk gemaakt op de enige manier die voor ons begrijpelijk is, door zich te laten kennen in een mens: Jezus Christus.
    Dat is één.
  2. Als God onze Vader is, dan zijn alle mensen onze broeders en zusters.
    Dat zuster en broeder zijn van elkaar, wordt in onze Kerk zo vanzelfsprekend (en vaak ook onnadenkend) gebruikt dat het bijna een cliché geworden is.
    Maar de opvatting achter die woorden is het meest revolutionaire dat ooit onder mensen verkondigd is. Na Jezus kan geen enkel humanisme (ook niet het atheïstisch humanisme) nog radicaler zijn.
    Immers, elke leer, elke moraal, elke levensbeschouwing, zelfs elke politieke partij of sociale groepering zegt wel ergens dat je goed moet zijn voor de anderen.
    Maar met die anderen wordt bijna altijd bedoeld: de eigen groep.
    Mijn familie, mijn school, mijn land, mijn werkmakker, mijn geloofsgenoten,. . .
    Jezus doorprikt dat, met name in de parabel van de Barmhartige Samaritaan, door te stellen: niet ik bepaal wie mijn naaste is, voor wie ik goed wil zijn.
    Neen, ik word de naaste van ieder die mij op dit ogenblik nodig heeft.
    Ook al is die iemand een volslagen onbekende uit Afrika die ik voorheen nooit heb gezien of gehoord.
    Vanaf het ogenblik dat iemand in de penarie zit en ik zou kunnen helpen, wordt die mens mijn naaste.
    Dat is twee.
  3. Je kan nu natuurlijk ook zeggen: dat is allemaal mooi, maar ik ga toch vooral lekker zorgen voor mezelf. Je kan dat doen en niemand houdt je tegen.
    Maar je zal dan, als je tenminste bewust leeft, vlug doorhebben dat wij gemaakt zijn om te beminnen en niet om alleen maar bezig te zijn met onszelf.
    God is wat dat betreft een grapjas.
    Hij heeft ons als vrije mensen gemaakt die kunnen kiezen.
    Maar we steken wel zo in elkaar, dat we alleen maar gelukkig worden als we iets betekenen voor anderen.
    Het is dus zeker goed dat we zorg dragen voor onszelf, het is zelfs heel gezond dat we onszelf ook graag zien. Maar gelukkig ben je pas als je je geborgen en gedragen weet door andere mensen, als er ten minste één iemand is die echt van je houdt. En als je zelf ook kan houden van anderen.
  4. Er zijn verschillende mensen die echt van je kunnen houden. Je man, je vrouw, je lief, je ouders, je kinderen, je beste vrienden. En als ze dit doen, maakt je dat gelukkig. Even belangrijk is het, te weten dat ook God onvoorwaardelijk van je houdt en een persoonlijke relatie met je wil. Het besef dat de diepste grond van het bestaan je onvoorwaardelijk bemint kan je alleen maar diepgelukkig maken en verrijkt ook al je andere vriendschaps- en liefdesrelaties.
    Verzorg daarom ook je relatie met de Heer. Die is anders dan die met je medemensen. Maar zeker zo belangrijk.

Seks en zonde (Joh 3, 14-21)
ma 15 maart '21

Zondag 14 maart 2021, 4de zondag van de Veertigdagentijd (jaar B)

Het evangelie van vandaag brengt ons het verslag van het nachtelijk gesprek tussen Jezus en Nicodemus. Dat nachtelijke uur wijst meteen al op voorzichtigheid, op gevaar en risico voor de bezoeker. En Nicodemus had inderdaad een hoge positie in Jeruzalem toen Jezus het al helemaal verkorven had bij de machthebbers.
Er blijft natuurlijk de mogelijkheid dat Nicodemus oprecht geïnteresseerd was in Jezus en zijn leer.
Maar waarschijnlijk was hij een soort politieke opportunist. En hield hij er rekening mee dat Jezus wel eens een game changer kon zijn, iemand die het uiteindelijk wel eens kon halen. En in dat geval wilde hij, Nicodemus, goeie punten hebben.
Een soort Talleyrand dus, het prototype van de politieke overlever.
Talleyrand begon zijn carrière als bisschop van Autun. Maar hij had zoveel vrienden en relaties in zoveel elkaar bestrijdende kringen dat hij gewoon alles overleefde. Hij overleefde de val van het Ancien Regime, de verschillende elkaar de macht betwistende strekkingen van de revolutie, hij overleefde het schrikbewind van Robespierre, daarna het Directoire, daarna Napoleon. Dan kwam de restauratie en dan weer terug Napoleon, en dan terug Lodewijk XVIII. En al die tijd bewoog Talleyrand zich rustig verder in kringen aan de top, meestal als minister of Hoge raadgever van de meest uiteenlopende machthebbers.
Misschien was Nicodemus ook zo iemand. Maar we hebben verder nooit nog iets van hem gehoord.
In ieder geval zei Jezus tegen hem niets anders dan wat Hij zegt tegen ieder van ons. Sterker nog, het is zowat een samenvatting van zijn leer van ons.
God, zegt Jezus, houdt zoveel van ons dat Hij ons wil uitlichten uit de vergankelijkheid van alle dingen. Dat Hij ons wil opnemen in zijn eigen eeuwig leven.
En opdat wij zouden weten wat wij daarvoor moeten doen, hoe wij daarvoor moeten leven, heeft Hij ons zijn zoon gezonden, is Hijzelf als mens onder ons komen wonen.
Om ons de weg van liefde te tonen, de weg naar God en het eeuwig leven.
Maar Jezus moet vaststellen dat mensen niet altijd zitten te wachten op “verlichting”.
Dat ze de duisternis vaak meer beminnen dan het licht.
Wat Jezus zegt snijdt als een mes door de hedendaagse fantasie die beweert dat “iedereen wel terechtkomt, als God een liefdevolle Vader is komt alles goed, voor iedereen”.
Dat is niet wat Jezus zegt. Als wij willen deel uitmaken van Gods eeuwig leven dan moeten wij ook kiezen voor dat leven, d.w.z. kiezen vóór de liefde en tégen alles wat tegen die liefde ingaat. Dan moeten wij afstand nemen, ons bevrijden van alles wat zonde is, alles wat het leven neerhaalt, donker maakt.
Alles wat mensen tot slaaf maakt van negatieve gevoelens en gedachten.
Alles wat andere mensen belet te leven en wat hen uiteindelijk te gronde richt.

Zonde
Wat is dat eigenlijk, “zonde”?
Vroeger dacht men bij het woord zonde spontaan aan seks. Men gebruikte dat woord wel niet. Men had het over de “zonde van het vlees”. Maar dáár ging het feitelijk om.
Als je op dat vlak goede punten haalde, was al het andere ook wel oké. Dacht men.
Maar dat klopt natuurlijk niet.
Ik ben geen theoloog. Wat ik weet over zonde, is de opgedane kennis van een ouder wordende zondaar. Maar ik vind wel dat je een heel duidelijke opdeling kan maken.
Je hebt 2 grote soorten zonde. De ene soort zijn de zonden met betrekking tot het lichaam: bandeloosheid op gebied van eten, drinken en seks.
Het zijn zonden die te maken hebben met het dierlijke in ons. Het dierlijke dat, of we dat leuk vinden of niet, deel uitmaakt van ons mens-zijn.
De andere soort zijn de “geestelijke” zonden. En die zijn erger: hoogmoed, haat, wraakzucht, jaloezie, nijd enz. Die hebben te maken, niet met het dierlijke, maar met het duivelse in ons. Want die “duivelse” neigingen zitten, evenals het goddelijke verlangen naar liefde, eveneens in ons.
Met beide soorten moeten wij de strijd aangaan, om het licht te volgen en de weg naar eeuwig leven te gaan.

Bouwwerf
En daarom vind ik het zo belangrijk om ons tijdens de vasten niet uitsluitend te focussen op Goede Werken, op geld geven aan deugdelijke projecten in de derde wereld.
Hoezeer dat er ook bij hoort. Maar ik denk dat wij tijdens de Vastenperiode terug meer aandacht moeten geven aan het werken aan onszelf. De armoede en het onrecht in de wereld vragen dringend om onze aandacht, onze inzet, ons geld.
Maar wij zijn ook zelf een bouwwerf. Er moet serieus gewerkt, afgesmeten en heropgebouwd worden aan onze eigen persoon. Opdat wij steeds meer beantwoorden aan de droom die God over ons had. Opdat wij steeds meer gelijken op zijn zoon.
De Vasten is daarbij de oefentijd bij uitstek.

Waarom vasten?
vr 12 maart '21

Zondag 7 maart 2021, 3de zondag van de Veertigdagentijd (jaar B)

De eerste lezing van vandaag over de uittocht uit Egypte begint met de meest plechtige, meest indrukwekkende verklaring uit het hele Oude Testament.
“Ik ben de Heer, uw God, die u heb weggeleid uit Egypte, het slavenhuis. Gij zult geen andere goden hebben ten koste van mij. Gij zult u niet voor hen ter aarde buigen”.
Het is een plechtige maar ook erg revolutionaire taal, die al de bestaande opvattingen en verhoudingen omver blaast. Het is de Marseillaise van het joods-christelijke denken.
God, de enige levende God, is een God die op mensen gericht is en die hen wil bevrijden en naar het echte leven voeren.
Alle andere “goden” lijken wel veelbelovend, maar het zijn in wezen tirannen die mensen tot slaaf maken.
God, de enige Heer, is niet iemand die slaafse onderwerping wil, maar een God die ons juist uit elke vorm van slaafzijn wil bevrijden.

Slavernij
Om nu goed te begrijpen wat dit oeroud verhaal over de bevrijding van Israël uit Egypte voor ons vandaag kan betekenen, moeten we eerst de betekenis van een paar begrippen proberen duidelijker te stellen.
Om te beginnen is er het woord slaaf. De Joden kregen in Egypte zeker geen voorkeursbehandeling. Ze deden er het zware werk waar de Egyptenaren zich te goed voor voelden. Maar de Egyptenaren betaalden wel hun slaven. En toen de Joden na een tijd begonnen te morren omdat de tocht door de woestijn zo eindeloos leek, klaagden ze dat ze, om Mozes te volgen, de VLEESPOTTEN van Egypte hadden verlaten. En toen ze Mozes en zijn God helemaal niet meer zagen zitten, maakten ze van hun gouden sieraden een levensgroot gouden kalf.
Ook niet direct een sterke aanwijzing dat de wegtrekkende Israëlieten een haveloze bende waren.
Het wordt integendeel steeds duidelijker dat de slavernij waarvan de mensen moesten bevrijd worden geen materiële ellende, geen pure armoede was.
Maar van hun gehechtheid aan zaken die hen van God, en dus ook van het echte leven, verwijderden.

Loskomen
En daarom volgt dan ook, als hoogtepunt van de uittocht, de gave van de 10 geboden. “Geboden” inderdaad en tezelfdertijd: woorden die leven geven.
Leven voor de gemeenschap en voor de individuele mens. Een levende gemeenschap is immers ook levengevend voor het individu.
Ga nu even die “10 geboden” na en je merkt dat het inderdaad gaat om woorden die het leven en het samenleven mogelijk maken en in stand houden.
Ze beloven wel geen gemakkelijk uitstapje.
En dat komt omdat de weg die God ons wijst, haaks staat op datgene waar we het vorige week over gehad hebben: onze dierlijke instandhoudingsdrang en het egoïsme en het uit zijn op onmiddellijke bevrediging dat daar het gevolg van is.
Ik zie dat bijvoorbeeld met mijn hondje. Als ik haar een gevarieerde portie eten geef, dan zal zij onmiddellijk de smakelijkste brokjes het eerst binnenspelen. En je hoort haar daarbij denken: “Dat heb ik alvast gehad, dat kunnen ze me niet meer afnemen”.
Ook mensen kennen die reflex. En de veertigdagentijd is de tijd bij uitstek om die egoïstische grijpreflex onder controle te krijgen.
Zo verschrikkelijk moeilijk is dat trouwens niet. Neem nu bijvoorbeeld dat voor de vastenperiode zo typische matigen in eten en drinken.
Wij kunnen dat en we doen dat soms ook. Maar dan niet omdat God dat van ons vraagt, maar de dokter of diëtiste of het schoonheidsideaal.
En dan is die matiging natuurlijk eerder een afgedwongen frustratie dan een soevereine beslissing.

God
En als we het nu toch eens echt voor God deden? Dán rijst natuurlijk de vraag of en hoe je God kan plezieren door af te zien van de “goeie dingen des levens” (die Hij trouwens zelf heeft geschapen)?
Je kan dat probleem proberen te ondervangen door te stellen dat je, wat je uitspaart door je te matigen in eten en drinken, aan Broederlijk Delen kan geven. Maar is dat niet nogal kinderachtig? Als je als volwassen mens inziet hoe onrechtvaardig de wereld in elkaar steekt, geef je beter een flinke som, om op die manier een statement te maken voor “herverdeling”.
De vraag blijft dus: hoe kan matiging in bijvoorbeeld eten en drinken betekenis hebben voor God?
Heel eenvoudig.
Je gelooft dat God echt van je houdt en je heel sterk nabij is.
Met je te beperken in eten, drinken, genotsmiddelen enz. zeg je dan dat je alles van Hem verwacht, dat zijn liefde voor jou belangrijker is dan die dingen.
Dat je ze laat uit liefde voor Zijn liefde.

Breder kader nodig
di 02 maart '21

Zondag 28 februari 2021, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar B)

Van toen ik nog een klein jongetje was, in een tijd dat je het eerste godsdienstonderricht nog van je oma kreeg, wist ik al dat geloof en mysterie samengingen.
Mijn oma had het dan altijd wel over “ministerie”, maar niemand viel daarover.
Op dezelfde wijze had mijn oom het vaak over de “consecratiekampen” tijdens de oorlog, maar wij begrepen wat hij bedoelde en dat volstond.
In mijn familie was men nogal breed inzake spelling en uitspraak. En dat moest ook wel want anders had je voortdurend gedonder.

Godservaring
Pas veel later ben ik gaan begrijpen wat men bedoelde met dat woord mysterie in verband met het geloof. Het gaat om de nederige erkenning dat er nu eenmaal een aantal geloofsaspecten zijn die je met je verstand moeilijk kan uitleggen. Zoals je ook God zelf nooit helemaal zal kunnen vatten, ontleden en beschrijven. God is immers de “totaal Andere”.
En wij kunnen Hem (of aspecten van Hem) alleen maar begrijpen in de mate dat Hij zich aan ons laat kennen. En dan spreken we van Openbaring, God die in een soeverein gebaar (Genade) zich aan ons “openbaart”.
Laat ons (gemakshalve) het nu even niet hebben over de Bijbel, maar wel over de momenten waarin wij zelf het gevoel hebben dat God zich toont in ons eigen leven. Over persoonlijke godservaringen dus.
Onmiddellijk rijst dan een serieus probleem op. Het feit namelijk dat wij geen goede, geen zuivere “ontvangers” zijn. Onze opvattingen, onze opvoeding, heel het universum van ons onderbewustzijn speelt ons parten. Wij interpreteren ongewild maar spontaan, vanuit ons eigen kader.
En daardoor komt het dat het verslag van zo’n godsontmoeting soms zo ongeloofwaardig klinkt. De ervaring zelf is misschien echt, maar de weergave ervan al te gekleurd.

Leer
En precies hier komt het belang naar voor van de theologie. Van de “Leer”, van de enorme ervaring van het Leergezag, de ervaring die gedurende eeuwen door de Kerk werd opgedaan en uitgezuiverd.
Misschien kan dat duidelijker worden met een vergelijking die C.S. Lewis maakt in een van zijn boeken.
Stel, zegt hij, dat je op het strand naar de oceaan staat te kijken en dan thuis die oceaan in de atlas opzoekt. Je gaat dan van iets werkelijks naar iets minder werkelijks, van werkelijke golven naar een stukje gekleurd papier.
Maar nu komt het: een atlas bestaat weliswaar alleen maar uit gekleurd papier, maar je moet daarbij twee dingen bedenken. Ten eerste berust zo’n kaart op wat duizenden mensen te zien hebben gekregen door op de werkelijke oceaan te varen. Zo schuilt er achter de kaart een massa ervaring, die even werkelijk is als de ervaring die je aan het strand kunt hebben. Maar terwijl dat laatste maar één indruk is, voegt de kaart al die verschillende indrukken samen.

Noodzakelijk
En ten tweede, de kaart is absoluut noodzakelijk als je ergens naartoe wilt.
Zelf kijken is veel leuker dan kaartlezen, zolang je met strandwandelen tevreden bent. Maar wil je naar Amerika toe, dan heb je meer aan de kaart.
Hetzelfde geldt voor de verhouding tussen persoonlijke godservaringen enerzijds en Kerk en theologie anderzijds.
Er zijn christenen die met weinig sympathie spreken over wat ze noemen “het instituut kerk”. En ze denken dan vooral aan de schandalen en het machtsstreven van sommige pausen en prelaten. Maar de Kerk is ook nog wat anders.
De Kerk is ook, en zelfs in de eerste plaats, een gigantische schatkamer van ervaringen en kennis van alles wat te maken heeft met geloof en spiritualiteit.
Ze biedt je een kader waarbinnen je je eigen ervaringen kan plaatsen en begrijpen.
Omdat wij gebrekkige “ontvangers” zijn, is die kerkelijke, theologische atlas nodig.
Godservaringen (echte of vermeende) halen je helemaal overhoop. De atlas moet ervoor zorgen dat ook de uitleg ervan niet al te verwarrend, niet al te subjectief zou zijn.

Hoezo offer?
ma 22 februari '21

Zondag 21 februari 2021, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar B)

Iemand, ik meen dat het Nietzsche was, heeft ooit gezegd dat het hem ten zeerste verwonderde dat christenen er zo weinig “verlost” uit zien.
En inderdaad, er is een tijd geweest dat het victoriaanse Engeland met zijn puriteinse opvattingen een zeer grote invloed had op alle Europeanen die zichzelf als geciviliseerd beschouwden. Uitbundig lachen werd als hoogst ongepast aanzien. En genieten van een stukje taart was het involgen van een ongeregelde begeerte.
En omdat men voor die wat benepen houding een overvloed van argumenten in de Bijbel meende te vinden, werd van christenen verwacht dat zij de kampioenen van ernst en deftigheid zouden zijn.
En dat was dan bijzonder jammer en het gaf Nietzsche bovendien ook nog gelijk.
Immers, als je gelooft in een God die liefde is, in wie je geborgen bent omdat Hij van je houdt, dan kan je toch niet constant met een somber gezicht rondlopen.
En als je echt gelooft dat Jezus Christus de Verlosser is die toekomst voor ons heeft opengebroken, zelfs over de dood heen, dan moet dat geloof je hele bestaan toch kleur geven.
Dan ga je net als ieder ander mens ook wel slagen van het leven krijgen en zal je regelmatig ook verdrietig en terneergeslagen zijn.
Maar de diepe ondertoon in je leven kan dan toch alleen maar vreugde en vertrouwen zijn, de sterkste antigiffen tegen vertwijfeling en wanhoop. En je zal willen ingaan op het appel van de Heer om ook zelf liefdevol in het leven te staan.

Prijs
Wil dat nu zeggen dat wij als naïeve zottekes moeten rondlopen en aan iedereen verkondigen dat het leven leuk is en alle mensen aardig?
Natuurlijk niet. Wij hebben wel degelijk oog voor het drama en de tragiek die het leven ook meebrengt. En wij zien heel goed dat alles zijn prijs heeft, ook als je alleen maar het goede wil. Ook dat moet betaald worden, ook dat heeft een prijs.
Het tegenovergestelde van liefdevol in het leven staan is alleen maar met jezelf bezig zijn, alles domineren, alles naar je toehalen, jezelf constant verwennen, jezelf overal en in alles op de eerste plaats zetten. En dat oogt best interessant en aantrekkelijk.
Maar als je liefdevol in het leven wil staan (wat God van ons vraagt) dan moet je een radicaal andere houding aannemen: niet langer jijzelf maar “de ander” komt dan in het centrum van je leven te staan. En die koersverandering is aartsmoeilijk. Je mag dat niet onderschatten. Je doet dat niet zomaar op een blauwe maandag, daar moet echt aan gewerkt worden. Je kan hier terecht spreken van een offer dat moet gebracht worden, een prijs die moet worden betaald.

Tegennatuurlijk?
Want die wending, die radicaal nieuwe houding is niet alleen aartsmoeilijk, ze is zelfs . . . tegennatuurlijk.
De natuur heeft ons inderdaad opgezadeld met een formidabele instandhoudingsdrang. Ik zeg nu wel: opgezadeld, maar die geweldige drang om ons staande te houden en te overleven heeft ondertussen wel gemaakt dat wij verschrikkelijke natuurrampen, brutale klimaatsveranderingen en dieren die vele keren sterker en groter waren dan wij, hebben overleefd. En niet alleen overleefd. Dankzij ons verstand zijn wij ook alles gaan onderwerpen, domineren, gebruiken en . . . vaak ook verknoeien.
Het is dus nogal wat, die levensdrang in ons, met haar sterke neiging om te onderwerpen en te heersen. Je kan ze dus zeker ook bewonderen.
Maar ze is in ieder geval bijna altijd in conflict met een nog diepere drang in ons: het verlangen naar liefde. En dát is God-in-ons.

Offer
Telkens als je dus gevolg wilt geven aan het verlangen om een liefdevol mens te zijn, moet je een “offer” brengen: je zal, minstens tijdelijk, de drang om jezelf op de eerste plaats te stellen, het zwijgen moeten opleggen. Leuk is anders.
Maar zo werkt het. En dat zal iedere mens die liefheeft beamen.
Je kan niet echt houden van je man, je vrouw, je kinderen als je altijd alleen maar bekommerd bent om je eigen gemak. Maar diezelfde liefhebbende man/vrouw zullen ook onmiddellijk beamen dat het liefhebbend gericht staan op anderen een veel diepere levensvervulling kan geven dan alleen maar zorgen voor jezelf.
Je zou het zo kunnen zien: een christen draagt zorg voor zijn eigen leven en welbehagen.
Niet echter als doel op zich, maar om sterk genoeg te staan om iets te kunnen betekenen voor anderen. Want dat is zijn fundamentele betrachting: ingaan op het goddelijk appel. Iets wat soms offers vraagt.
Maar tegelijk ook ten diepste gelukkig maakt.

Muren slopen
ma 22 februari '21

Zondag 14 februari 2021, Zesde zondag door het jaar (jaar B)

Melaatsen waren vroeger levende doden. Ze werden verjaagd uit de gemeenschap en doolden rond op eenzame plaatsen of ze leefden in spelonken samen met lotgenoten. Als ze zich toch vertoonden onder de gezonde mensen, moesten ze hun komst op voorhand aankondigen met ratels en met luidkeels te roepen “onrein, onrein”. Maar dan nog kon ieder die dat wilde hen met stenen verjagen. Deze schokkende manier van doen had een reden: men wist dat de ziekte besmettelijk was en er bestond geen enkele medicatie.
Nog erger dan de harteloze behandeling van de ongelukkige zieken als ze zich vertoonden, was het feit zelf dat ze geen enkel contact mochten hebben met gezonde mensen, ook niet met verwanten, ook niet met de mensen die hun het meest lief waren. Ze leefden niet aan de rand van de maatschappij (zoals de armen bijvoorbeeld), ze waren gewoon verbannen uit de samenleving. Men moest elk contact met hen mijden. Ze waren de “onaanraakbaren”. . .
Het was een afschuwelijk lot dat die mensen te dragen hadden. Bovenop de ellende van hun ziekte kwam nog de walg en de afkeer van de anderen voor hun persoon.
Die “anderen” beseften ondertussen ook wel het afschuwelijke van hun handelswijze tegenover de melaatse medemens en daarom zochten en vonden ze er ook een “hoger motief”, een theologische goedkeuring voor. Melaatsheid kon toch niet anders dan een straf van God zijn. En bijgevolg was radicale verstoting uit de gemeenschap een meewerken aan Gods plan.

Samenbrengen
Niet echter voor Jezus, wiens optreden helemaal in het teken stond van muren en grenzen afbreken en mensen terug samenbrengen en verbondenheid creëren of herstellen.
Ik moet daar deze dagen vaak aan denken. Men zegt nogal gemakkelijk dat in het christendom de liefde centraal staat. En dat is ongetwijfeld waar. Maar het klinkt ook een tikkeltje hoog gegrepen. Het is niet alle dagen zondag. Liefde moet zich vaak vertalen in inzet om verbindingen tussen mensen te herstellen, om mensen uit hun isolement te halen en ze terug in de kring te brengen. Jezus was daar voortdurend mee bezig.
Als je vanuit die hoek het evangelie leest, dan valt het op dat het in al de genezingsverhalen gaat om ziekten (of zonden!) die mensen isoleerden. Jezus haalt hen daaruit weg en breekt een nieuwe wereld van mogelijkheden voor hen open, juist door hen terug op te nemen in de gemeenschap. Speciaal bij melaatsen wordt de radicaliteit van zijn passie om muren af te breken en mensen samen te brengen duidelijk. Hij liet hen niet alleen bij zich komen, Hij raakte hen ook aan. Waardoor Hij in feite zelf als “onaanraakbaar” moest beschouwd worden.
Jezus stoorde zich aan geen enkel (al dan niet religieus) gebod, als dat de levensvervulling van de concrete mens in de weg stond. Voortrekkers die nieuwe wegen banen voor de mensheid mogen dat. Zoals pater Damiaan, die tegen alle taboes in tussen de melaatsen in het naargeestige Molokai ging wonen om hen te verzorgen. Dankzij zijn optreden en zijn offer is men gaan zoeken naar medicatie (en is die ook gevonden) voor mensen die men voorheen afschreef en gewoon liet sterven.

Nog even...
Begrijp me nu niet verkeerd. Dit is geen heimelijke oproep om de beperkingen die ons worden opgelegd naar aanleiding van de huidige pandemie aan onze laars te lappen.
Zeker niet. De inentingen zijn begonnen en het zou heel dom zijn om in deze laatste fase onvoorzichtig te worden. Maar het is wel zo dat wij nu, meer dan ooit voorheen, beseffen hoe ontzettend kostbaar contact met anderen is. Mensen leven daarvan. Als er geen contact is met andere mensen kwijnen wij gewoon weg. Persoonlijk vind ik het feit dat wij geen enkel fysisch contact meer mogen hebben bijzonder erg. Je zal van mij wel willen aannemen dat ik, gezien mijn levenskeuze en mijn leeftijd, niet rondloop met zwaar erotisch gekleurde toekomstplannen. Maar ik vind het indroevig dat wij elkaar niet meer mogen aanraken, niet omhelzen, zelfs geen hand geven. Niets! Of we allemaal melaats zijn. Maar ik begrijp het en respecteer het. En ik weet: het einde is in zicht. Binnenkort zullen wij uitgelaten zijn als kinderen voor wie de Sint gekomen is. Omdat het allemaal weer mag.
Nog even op de tanden bijten.

Waarom al dat lijden?
ma 08 februari '21

Zondag 7 februari 2021, Vijfde zondag door het jaar (jaar B)

Het boek Job, waaruit de eerste lezing vandaag (zondag 7 februari) genomen is, behoort tot de hoogtepunten van de wereldliteratuur. Niet alleen omwille van de beelden, klanken en de poëzie van het hoogste niveau, maar vooral ook omwille van het onderwerp van het boek.
Het gaat over het waarom van al het lijden, al het afzien in de wereld.
En vooral ook over de vraag waarom het kwaad zo vaak goede mensen treft.
En het antwoord dat het boek Job daarop geeft, is dat er gewoon geen antwoord is.
’t Is te zeggen, er zal misschien wel een reden, een uitleg, een antwoord zijn, maar met ons verstand zullen wij er nooit achter komen.

Waarom?
Eerst misschien, heel kort, ons geheugen opfrissen.
Job is een man die het, zacht uitgedrukt, ongelooflijk voor de wind gaat.
Zijn rijkdom is immens, de liefde tussen hem, zijn vrouw en zijn kinderen intens.
Hij heeft een geweldig stel hele goede vrienden en alles wat hij onderneemt loopt volmaakt zoals hij het had bedoeld. Hij wordt door het leven vertroeteld.
Hij is volmaakt gelukkig. Job is bovendien een doorgoed mens én een vriend van God: hij is rechtvaardig en heeft een warm hart voor andere mensen.
En dan begint ineens de ellende. De ene “jobstijding” volgt op de andere.
Je kan het zo verschrikkelijk niet bedenken of Job wordt ermee geslagen. Zijn leven wordt een echte hel. En Job blijft zitten met die ene brandende vraag: waarom toch?
Het is de eeuwige vraag van goede mensen als het kwaad hen treft. Het is een vraag die leeft in alle tijden en culturen. Zelfs mensen die totaal niet geloven vragen zich in zo’n situatie af: waaraan heb ik dat verdiend? Alsof er toch ergens een Instantie zou zijn die het goede beloont en het kwade bestraft.
In het verhaal komen dan om beurt een aantal vrienden van Job een poging doen om een antwoord te formuleren op de kolossale waaromvraag.
Maar geen van hun bespiegelingen voldoet.

Vertrouwen
Totdat uiteindelijk God zelf Job aanraadt om niet verder te zoeken: het zal voor het menselijk verstand altijd een mysterie blijven. Net zoals God zelf mysterie is. (Elk beeld dat wij van God maken is een afgodsbeeld en moet verworpen worden).
Het enige wat Job overblijft is . . . vertrouwen. En dat doet hij. Hij blijft, ondanks alles, vertrouwen op God. (Wat overigens een ander woord is voor geloven in God). En dan wordt uiteindelijk dat vertrouwen beloond. Dit verhaal heeft een misschien wat overdreven “werelds” happy-end, maar de boodschap is duidelijk.
Blijf je niet blindstaren op die waaromvraag waar je toch geen antwoord op vindt.
Maar blijf vertrouwen op God en je zal merken dat Hij je redt. Vaak op een totaal andere manier dan jij misschien had verwacht of gewenst.
Maar blijf vertrouwen.
En hier zien we weer eens hoe belangrijk het verbonden zijn/blijven met God is.
Het christelijk geloof is geen kwestie van moraal en intellect alleen.
Het is op de eerste plaats een kwestie van openstaan voor God, van gebed en vertrouwvolle omgang met de Heer. Ook als het kwaad je overkomt.

Tekens
Zelfs al zou je voor volledige verlossing moeten wachten op het leven na dit leven, dan nog zal je de troost krijgen van te ERVAREN, nu al, dat Hij er is, dat Hij je draagt en van je houdt. En dat is juist de kracht die het gebed en het geloof je geeft. Weten dat Hij die van je houdt, het laatste woord heeft: wacht maar af en vertrouw op Hem. Ook al weet je geen antwoord op de vraag waarom je al die ellende overkomt, als je vertrouwvol met Hem omgaat WEET je gewoon dat Hij er is en dat Hij je ooit volledig zal verlossen.
Je weet dat dan ondanks alles wat je tegenzit en pijn doet, omdat je tekens krijgt van zijn aanwezigheid en van zijn liefdevolle aandacht voor jou. Moeilijk te geloven? Niet echt. Probeer het.
Sommige mensen zeggen: eerst zien en dan geloven. Maar zo is het niet.
Het is: eerst geloven en dán zien.

Over wat vroeger de Duivel heette
vr 05 februari '21

Zondag 31 januari 2021, Vierde zondag door het jaar (jaar B)

De evangelielezing van deze zondag bericht ons over het optreden van Jezus in de synagoge van Kafarnaüm aan het begin van zijn openbaar leven.
En het blijkt dat Hij van in het begin een buitengewone indruk maakt op de mensen.
“Want”, zo staat er, “Hij sprak niet zoals de Schriftgeleerden, maar als iemand met gezag”. Schriftgeleerden gaven eindeloos veel uitleg over de Bijbel, oeverloos commentaar op de teksten en vaak ook op elkaar. Jezus echter sprak direct en in eigen naam. “Gij hebt gehoord, dat er tot u gezegd is, maar Ik zeg u. . .” En dat wekt niet alleen verbijstering op (later zal juist dát Hem ook aan het kruis brengen) maar het brengt mensen ook tot persoonlijke bekering.
Bemerk hier het grote verschil met ideologen, politieke leiders en activisten van verschillend pluimage die (denk aan Hitler) soms enorme massa’s achter zich krijgen “om de wereld te veranderen”. De anderen dus te veranderen. Jezus’ optreden daarentegen bewerkt persoonlijke bekering.
Mensen die zich in hun eigen leven afkeren van het kwaad en zich toekeren naar het goede. De enige manier overigens om ook maar enigszins iets goeds te kunnen betekenen voor anderen en voor de wereld. . .

Kwaad
Hoe zit dat trouwens met dat “Kwaad” waar we ons moeten van afkeren?
Ik schrijf Kwaad met opzet met een hoofdletter. Niet omdat ik het naar goddelijke hoogten wil tillen, maar omdat ik het ook niet wil bagatelliseren. Het Kwaad is overal prominent aanwezig, in de natuur, in de maatschappij en in de mens. Overal.
Tijdens de middeleeuwen heeft dat Kwaad een gestalte gekregen: een figuur met horens en bokkenpoten en lelijk als de nacht. Maar het Kwaad is niet lelijk als de nacht. Het is heel aantrekkelijk, tintelend en fris. Het gooit werelden van mogelijkheden voor je open en belooft je alles. Maar het vervult niets, het laat uiteindelijk alleen maar brokstukken over en oneindig veel lijden en verdriet, ontreddering en wanhoop.

Kiezen
Heeft het (terechte) afwijzen van de karikatuur van het Kwaad, de duivelsfiguur met zijn bokkenpoten er niet toe geleid dat we het Kwade zelf zijn gaan ridiculiseren? Ik denk het.
Je moet nochtans nogal blind zijn om het niet te zien, in de wereld maar ook diep in jezelf.
Dat aanhangers van Trump het Capitool bestormen, verbijstert ons. Maar hoe velen liggen er wakker van dat, veel dichter bij ons, terug slavenmarkten geopend werden waar mensen als beesten op een jaarmarkt worden gekeurd en verkocht? Ook het Kwaad niet willen zien, maakt er zelf deel van uit.
Het Kwaad bestaat wel degelijk en het is alomtegenwoordig. Het is afzichtelijk, mensonterend, mensvernietigend.
Het is de absolute tegenstander van God-die-liefde is. Als christen moet je dus kiezen. Een beetje van dit en een beetje van dat, kan niet.
Je moet kiezen.

Diep in ons
Het Kwaad in onszelf is blijkbaar ook meer dan een psychische aandoening of een noodlottig toeval.
Er bestaan duistere krachten. “Krachten die zich in de mens en in de wereld verzetten tegen God. Krachten die sterker zijn dan de mens en hem te gronde richten” (zie Vanden Berghe).
Die krachten weten wij ook diep in ons aanwezig. En ze keren zich niet alleen tegen anderen, maar altijd ook tegen onszelf. Het zijn krachten die mensen kleinhouden, verhinderen om echt te leven en om leven te geven aan anderen. Krachten die de absolute tegenpool en tegenstander zijn van Jezus en Zijn liefdevolle Vader.
En telkens als wij er de strijd mee aanbinden moeten we vaststellen dat het Kwaad zich zomaar niet gewonnen geeft, maar integendeel met dubbele kracht terugslaat.
Wij mogen echter nooit opgeven. Zelf kunnen we misschien niet zoveel.
En daarom zou het goed zijn moesten christenen terug meer bidden.
Het klinkt wat belegen, maar wij moeten echt terug meer leven in Gods nabijheid. Ons terug meer verbonden weten met de Heer.
Beseffen dat het christendom herleiden tot een aantal morele voorschriften met daarbij de nodige nobele voornemens, erg naïef is. Als wij het alléén moeten opnemen tegen het Kwaad staan wij zo goed als machteloos. Maar mét de Heer staan wij, om een oude boutade te gebruiken, sterk als een leger in slagorde.
En je beseft dan dat de kracht van God weinig te maken heeft met donder en bliksem, met macht en majesteit.
Dat de kracht van God in de eerste plaats mensen wil vrijmaken.
Vrij om goed te doen. Vrij om te beminnen.

Kentering
di 26 januari '21

Zondag 24 januari 2021, Derde zondag door het jaar (jaar B)

De lezingen van deze zondag gaan over “bekering”.
Bekering, en meer bepaald wat christenen daaronder verstaan – het je toekeren naar God – is een complex gegeven, je kan je daar niet zomaar in een paar zinnen vanaf maken.
Laten we ons daarom vandaag beperken tot één bepaald, maar zeer belangrijk aspect ervan: het gebruik van je tijd. Iemand die zich bekeert, verandert niet alleen van inzicht en overtuiging maar gaat ook zijn manier van leven aanpassen.
En dat heeft uiteraard ook gevolgen voor het gebruik van je tijd.
Als ik mij echt toekeer naar God zal ik ook de tijd waarover ik beschik anders gebruiken. Ik zal automatisch meer bezig zijn met God en het evangelie, met studie en gebed. En, als gevolg daarvan, ook meer werken aan mijn relatie met de mensen. Vooral met mensen voor wie ik iets kan betekenen, mensen die op een of andere manier in nood zijn, niet meetellen, geen aandacht krijgen.
Voor hen tijd maken is het kostbaarste geschenk dat ik hun kan geven.
Maar ook voor andere mensen zal ik meer aandacht hebben. Mensen die het goed maken, gezond zijn, niets te kort hebben, vrienden, collega’s. Ook aan hen zal ik spontaan meer aandacht geven. En tegelijkertijd even spontaan minder bezig zijn met het verwennen van mezelf. Ik zal m.a.w. beter proberen te onderscheiden waar het in het leven echt op aankomt. Zonder mezelf te verwaarlozen.

Crisis
En een tweede fenomeen dat opvalt bij een bekering, is dat ze bijna altijd voorafgegaan wordt door een serieuze crisis.
Op een bepaald ogenblik verliest het leven zijn vanzelfsprekendheid.
Je ziet dat heel vaak in de levens van heiligen.
Velen van hen hebben tijdens hun jeugdjaren een serieuze scheve schaats gereden. Denk aan Ignatius van Loyola en Franciscus van Assisi: aanvankelijk helemaal gefocust, niet op God of op de naasten, maar op eer en aanzien, en helemaal niet vies van zelfverwennerij.
En dan is er ineens die crisis, die hun totaal onverwacht overvalt en die heel hun leuke leventje compleet overhoophaalt: ze worden neergeveld door een ziekte, ze geraken ernstig gewond tijdens een oorlog of geraken op een andere brutale manier geconfronteerd met de broosheid van het bestaan. En vooral met de leegheid van hun eigen bestaan. En dan volgt een vaak maandenlang zich afsluiten van het vroegere leven, schijnbaar wezenloos ronddolen, nadenken, genadeloos scherp durven kijken naar je (vroegere) manier van leven. En dan komt het echte bekeringsmoment: je daarvan afkeren en je toekeren naar . . . heel anders gaan leven.
Je kan heel dat proces dat leidt tot de metamorfose ademloos volgen bij het lezen van heiligenlevens. Maar je vraagt je af: speelt dat alleen maar bij heiligen?
Kunnen wij dat niet meemaken? Wij, de mindere goden, wij, de gewone mensen?

Na corona
Ik ben zeker van wel. Misschien niet even spectaculair als bij grote heiligen, maar wij kennen ook zo’n momenten. Zeker in deze coronatijd. En daarom geloof ik ook niet wat de media (en dan vooral “de boekskes”), ons willen doen geloven: dat de betrachting van ieder van ons alleen maar is zo vlug mogelijk terug ongebreideld kunnen reizen, eten, drinken en seksen. Er wordt zelfs gesproken over “onze schade inhalen”.
Natuurlijk kijkt ieder van ons uit naar de hervatting van het normale leven.
Maar ik ben er zeker van dat ook velen tijdens deze crisis zijn gaan nadenken over de vraag of dat “normale leven” van ons wel zo normaal is.
Vooral tijdens het begin van de coronacrisis zag je dat. Het was duidelijk dat velen waren “stilgevallen” en tot bezinning kwamen. De wandelaars die je ontmoette waren veel meer onthaast en vriendelijk.
Mensen die “normaal” geen tijd hebben, hielden halt en maakten een praatje! De kassiersters in het warenhuis waren zo mogelijk nog vriendelijker dan anders.
En zelfs je schoonmoeder begon in te zien dat je eigenlijk een toffe peer bent.
Maar het duurt nu wat lang en van de aanvankelijke kentering blijft vandaag, uiterlijk althans, niet veel meer over.
En toch ben ik er zeker van dat velen van ons kritischer zijn gaan kijken naar onze “normale” manier van leven. Dat meer mensen vandaag bedenkingen hebben bij ons ongebreideld materialisme en bij de onverbiddelijke plicht om te genieten.
Zelfverwennerij voert immers niet tot echt leven. Het probeert alleen maar een compensatie te zijn voor een leven dat ervaren wordt als leeg en zinloos.

Pagina's