Nieuws uit de parochie

De tijd van toen
di 21 april '20

(Dit is geen homilie)

Gevolg gevend aan de subtiele vermaning van onze minister van Volksgezondheid brengen wij plots het grootste deel van onze tijd binnenshuis door. Dat is niet altijd makkelijk. Soms vervelen wij ons.
En verschillende televisiezenders spelen daar nu op in met het aanbieden van films en series “uit de oude doos”. Prima initiatief.
Een beetje nostalgie kan nooit kwaad. En vaak roept het bekijken van die beelden ook een zekere vertedering bij je op, net zoals oude foto’s dat doen.
Maar . . . je blijft niet kijken. Na een tijdje maken herkenning en nostalgie plaats voor een zeker onbehagen. Het is allemaal wat vreemd geworden.
Om te beginnen stond de techniek in die tijd, vergeleken met nu, nog nergens.
De meeste feuilletons werden niet eens “opgenomen”. “Schipper naast Mathilde” bijvoorbeeld, werd rechtstreeks uitgezonden.
Als er iemand ongewild struikelde en op zijn gezicht ging of zijn tekst niet meer kende, dan kwam dat zo in beeld. Het was allemaal nogal amateuristisch en zelfs ietwat stuntelig. Het was allemaal een beetje parochiezaalachtig.
En, van parochiezaal gesproken, de openbare omroep was in de tijd van toen, zoals heel Vlaanderen trouwens en dus ook de mensen die bij de BRT werkten, nog katholiek. Tenminste wat men toen aanzag voor katholiek.
Katholiek stond in die dagen voor braaf, zedig en respect voor het gezag.
Kortom, het stond voor zaken die nu zo goed als verdwenen zijn.
Braaf en zedig willen we niet meer zijn.
En respect voor gezag ruikt een beetje naar achterlijk en naar niet-geëmancipeerd-zijn, en is dus allerminst nog vanzelfsprekend. En je vraagt je af: terecht?
“Iets mag het hebben”, zei mijn oma altijd, “maar je moet niet overdrijven”.
Het “katholiek” systeem in het Vlaanderen uit de tijd van “De heren van Zichem” gaf zonder twijfel zin en geborgenheid aan een grote meerderheid van mensen. Maar voor wie er zich niet in thuis voelde, kwam het zwaar en drukkend over.
Het systeem heeft in die tijd zeker zijn verdienste gehad, maar het is ook goed dat het . . . zijn tijd gehad heeft. Maar misschien zijn we, zeker wat braaf en zedig zijn en respect hebben betreft, nu in de overdrijvingsfase beland waar mijn oma zo beducht voor was . . .
Er is nog iets wat sterk opvalt: vroeger deed men op tv zijn uiterste best om keurig Nederlands te spreken (ABN!). Behalve in verfilmde streekromans, deed men altijd de grootste moeite om het Nederlands te promoten. Dat komt omdat de televisie duidelijk een instrument was voor de “volksverheffing”.
Wat dat betreft zijn we vandaag terug helemaal naar “af” en heeft het “schoon Vlaams” (‘ne keer’, ‘een bekke’, … ) opnieuw zijn intrede gedaan in praatprogramma’s en feuilletons.
Er werd vroeger ook helemaal nooit gevloekt op televisie. Terwijl er in die tijd “in ’t echt” minstens zoveel gevloekt werd als nu. Op dit ogenblik is dat omgekeerd.
Terwijl er nu naar mijn gevoel “in ’t echt” minder gevloekt wordt dan vroeger, lijkt het wel of acteurs in Vlaamse series geen 2 zinnen meer kunnen zeggen zonder 3 keer te vloeken.
Maar goed, zo kan je nog eindeloos doorgaan met vergelijken en beoordelen: zaken die vroeger beter of slechter waren dan nu. Maar over ‘t algemeen is het best wel leuk sommige van die ouwe dingen eens terug te zien.
Zolang we maar blijven beseffen dat wij nu leven. Dat deze tijd, onze tijd is om in te leven. Wij hebben geen andere.

Verrijzenis
di 14 april '20

(Dit is geen homilie)

In zijn eerste brief aan de Korinthiërs zegt Paulus: “Als Christus niet verrezen is, zijn wij de meest beklagenswaardige van alle mensen”.
Dan zijn wij met andere woorden slechter af dan de mensen die helemaal niet geloven, omdat heel ons geloof dan steunt op een leugen.
Het is een ietwat ongewone manier om te bevestigen dat de opstanding van Christus centraal staat in ons geloof. Alles staat of valt daarmee.
De voorstelling die je hebt van die Verrijzenis (ook de onze!) en het daaraan verbonden eeuwig leven, is echter voor bijna iedereen anders omdat wij er geen concrete beschrijvingen van hebben.
De voorstelling, de opvatting die bijvoorbeeld een Luc Versteylen en een Phil Bosmans, daarover hebben nodigen zeker uit tot reflectie.

Weet je wat de hemel is?
De hemel dat is: alle plaatsen
waar wij ooit gelukkig geweest zijn,
dat zijn alle dingen die wij graag gedaan hebben,
dat zijn alle woorden die wij graag gehoord of zelf gesproken hebben.
Ons lichaam zal weer stralend en gaaf en jubelend zijn;
geen pijn meer, geen beklemming, geen onrust,
alleen maar blijdschap en vrede.
En wachten op de achtergeblevenen
tot zij ook tot de vreugde en het blije samenzijn herboren worden.

Luc Versteylen

Ik geloof in de verrijzenis.
Het gaat niet om de opstanding
van een dood lichaam.
Het gaat om de verrijzenis van concrete mensen
in hun totaliteit van psychisch-lichamelijk leven.
Ik geloof in de algehele verrijzenis.
De hele mens zal herschapen worden,
ofschoon ik me de nieuwe lichamelijkheid
niet kan voorstellen.
Als we er iets over willen zeggen
moet het zijn als in verhalen
over voltooiing, over vrede, vreugde en geluk.
Nieuwe mensen met een nieuwe lichamelijkheid
in een nieuwe schepping.

Phil Bosmans

Helend stilvallen
di 07 april '20

(Dit is geen homilie)

Het valt altijd weer op als je beelden ziet over het leven in Afrikaanse dorpen, dat die mensen spontaan lachen en vriendelijk zijn. Dat ze gelukkiger lijken dan wij.
Terwijl ze naar onze normen nochtans weinig reden hebben om uitbundig te doen. Ze leven vaak in de meest schrijnende armoede, ze hebben dikwijls te lijden van elkaar beconcurrerende krijgsheren en vaker nog van hun eigen regering.
En toch, als je naar hun gezichten kijkt, de levensvreugde spat ervan af.
Wij kunnen dat niet goed plaatsen. We vinden het zelfs een beetje raar.
En toch kan je datzelfde fenomeen vandaag ook bij ons vaststellen, zij het in een licht andere vorm en in andere omstandigheden.
Ook wij, in ons veilig geachte rijke Westen, zijn plots in zeer onzekere tijden terechtgekomen.
De dood is ineens heel nabij, heel reëel geworden.
En bij iedereen leeft de angst om op de meest onnozele manier besmet te geraken. En om meedogenloos meegesleurd te worden in een zinloze dood.
En toch zijn wij . . . liever geworden voor elkaar. Dat is geen indruk van mij alleen. Iedereen die ik ken doet deze dagen blijkbaar dezelfde ervaring op.
De mensen die je bij een wandeling tegenkomt zijn anders. Hartelijker. Sporters die anders heel geconcentreerd zijn op hun lopen/joggen/fietsen, merken je op en brommen iets dat stellig “goeiedag” wil zeggen. En zelfs het puberende meisje uit de buurt valt uit haar rol van mediagodin, lacht aller schattigst en roept “hoy” als ze je tegenkomt.
En je weet ineens: zo is ze dus “in ’t echt”. En dat doet deugd.
De wereld is momenteel bijna helemaal stilgevallen.
En meteen ook ons eigen jachten en jagen.
Het lijkt erop dat daardoor onze blik terug ruimer is geworden.
Dat we spontaan weer zijn gaan inzien waar het in het leven werkelijk op aankomt.
Op liefde en vriendschap, op familie en vrienden, op er-zijn-voor-elkaar.
Mocht, als de tragedie voorbij is, dat nieuw verworven inzicht ons bijblijven en ons verdere leven richten.
Wij hebben deze dagen moeten ondervinden hoe broos en kwetsbaar wij mensen zijn.
En toch kunnen wij de hele wereld veranderen.

Gelukzoekers
wo 06 mei '20

Zondag 3 mei 2020, Vierde zondag van Pasen (jaar A)

Het zal voor niemand van u een openbaring zijn als ik zeg dat Kerk en geloof momenteel in West-Europa niet meteen een bloeitijd doormaken.
Wil dat nu zeggen dat onze mensen stilaan, bijna geruisloos, atheïst geworden zijn? Ik had bijna gezegd: “Was het maar zo.” Want atheïsme is een goed omlijnd begrip. En zolang ze elkaar respecteren, kunnen gelovigen en niet-gelovigen met elkaar op een beschaafde manier in discussie gaan en kan de één de ander met argumenten proberen te overtuigen. Maar in onze huidige situatie kan je met argumenten zo goed als niets beginnen. Want de meeste kerkverlaters zijn geen atheïsten geworden, maar hebben mét de tijd gewoon hun interesse in het geloof verloren. En in die situatie kan je met argumenten moeilijk iets aanvangen. En je kan zo’n mensen ook niet zomaar terugwinnen.
Iemand kan, na jarenlang een trouwe voetbalfan geweest te zijn, zijn interesse voor het voetbal langzaam maar zeker helemaal verliezen. En wegblijven.
De club mag dan nog zorgen voor flashy shirtjes en de majoretten mogen dan nog dubbel zo vaak hun beste beentje voorzetten, het haalt allemaal niks uit.

Overaanbod
Want dáár lag het probleem niet. Het probleem was gewenning, slijtage, verveling en nieuwe interesses.
Ik denk dat we op dit moment in onze samenleving en in de Kerk vooral met dat laatste fenomeen te maken hebben. Het aanbod op de markt van de zingeving is immers immens groot geworden. Ik zeg soms bij wijze van boutade dat het vroeger voor de Kerk veel gemakkelijker was: er was gewoon niets anders. Als de pastoor op zondag geen lof “inrichtte” (er was zelfs geen voetbal!) en processies en bedevaarten en de bijbehorende kermissen organiseerde, dan was er in het dorp compleet niets te doen.
In onze tijd echter zijn er ontelbaar veel mogelijkheden bijgekomen.
Er is natuurlijk op de eerste plaats de welstand, die al het andere mogelijk maakt. Er is het enorme scala aan sport- en ontspanningsactiviteiten, er zijn de reizen, de vakanties, de mogelijkheden om je op zowat ieder gebied verder te ontwikkelen. Er zijn de wandelingen en verkenningen in de natuur, en het gigantische aanbod van ontspannings- en relaxatiemogelijkheden.
Boks daar maar tegenop met alleen maar je zondagsmis.

Begrijpelijk
Wat ik daarmee wil zeggen, is dat wij om te beginnen niet al te knorrig moeten doen naar de mensen die ons (tijdelijk?) verlaten hebben, maar dat we minstens enig begrip voor de situatie moeten opbrengen. En datzelfde begrip mogen wij best ook voor onszelf opbrengen. Wij moeten niet te hard zijn voor onszelf of voor de Kerk. Wat de laatste 50 jaar gebeurde is niet alleen maar onze fout. Het is integendeel bijna een natuurlijk proces: het aanbod van de “concurrentie” is te gigantisch groot en verleidelijk geworden. Wat gebeurde lijkt te beantwoorden aan een economische wetmatigheid.
Maar, als dat zo is, laten we het spel dan ook meespelen. Dat wil zeggen: als wij zo sterk aan marktaandeel verloren hebben, dan moeten wij alles zetten op kwaliteit.
En hier verwijs ik terug naar het voorbeeld van de ex-voetballiefhebber: wij mogen niet reageren met nieuwe voetbaltruitjes en vlaggen en toeters en bellen.
We moeten ernstiger tewerk gaan. De zaken serieus onderzoeken.

Tijdloos
En als we dat doen, zullen we al vlug vaststellen dat de mensen vroeger en nu niet zo erg verschillen van elkaar. En dat de mensen die vroeger naar het lof en de zondagsmis en de processie gingen, ongeveer hetzelfde zochten als de mensen die nu naar Majorca gaan of aan diepzeeduiken doen of vogels gaan spotten.
Allen willen ze ontsnappen aan de dagelijkse sleur. Allen zijn ze ervan overtuigd dat het leven toch meer moet zijn dan “metro-boulot-dodo”.
Allen zijn ze op zoek naar dat méér, op zoek, uiteindelijk, naar geluk. Allemaal.
Wij moeten ons bijgevolg niet uitsluitend concentreren op het aangenaam en aantrekkelijk maken van onze bijeenkomsten. (Hoe belangrijk dat ook is).
Maar wij moeten de mensen overtuigen dat datgene waar ze zo sterk naar op zoek zijn, levensgeluk, zin en vervulling, bij ons in de aanbieding staan. Dat ons geloof wezenlijk dáár over gaat.

Bekering
Maar het is duidelijk dat de beste verkondiging gebeurt, niet met woorden, maar met je eigen leven, datgene wat je uitstraalt.
Ergens, ik meen in de brieven van Paulus, staat: verkondig te pas en te onpas met alles wat je hebt. En als het echt niet anders meer kan, als je niets anders ter beschikking hebt, verkondig dan óók met woorden. En iemand anders, een tijdgenoot, zei eens: “Het enige evangelie dat de mensen vandaag nog lezen is het leven van de christenen.”
Als wij de levensvervulling die we vinden in ons geloof uitstralen, dan is dat de beste manier van verkondigen die er is. Dan maken wij de mensen terug nieuwsgierig naar ons geloof. Maar dan moeten wij zelf eerst tot meer verdieping komen van ons geloof.
Misschien moeten wij voorlopig wat minder proberen anderen te bekeren.
En eerst wat meer werken aan onszelf.
Laten wij er iets aan doen!

Straf van God?
vr 10 april '20

Vrijdag 10 april 2020 (Dit is geen homilie)

Gisteren maakte ik met mijn hond onze dagelijkse wandeling naar het kapelletje in de processieweg. Toen ik daar kwam zag ik ineens iets ongewoons. Tussen alle flessen, potten en bokalen met bloemen had iemand een leeg bierflesje van het merk CORONA gezet.
De boodschap was duidelijk: “Bedankt voor wat u ons nu weer gestuurd hebt”. Bijtende spot en ook heel cynisch.
Curieus toch dat mensen die niet van religieus geloof moeten weten zich altijd weer afzetten tegen archaïsche vormen van geloof die allang niet meer de onze zijn. En dat ze zelfs kwaad worden als wij hun speeltje afnemen door er op te wijzen dat, net zoals ongeloof en atheïsme, ook het religieus geloof met de tijd evolueert en tot diepere inzichten komt.

Dat God ziekten stuurt om ons te straffen is een door-en-door heidense gedachte. Maar wel een verleidelijke en dus ook bijzonder taaie gedachte.
Ze heeft tijdens de middeleeuwen heel sterk geleefd en was zelfs tot in de vorige eeuw minstens sluimerend aanwezig. Zelfs bepaalde Bijbelse verslaggevers waren er niet helemaal vrij van. En tot op vandaag lijkt de gedachte aan een straf aanneembaar voor sommige mensen die treuren om het materialisme, het egoïsme en de meedogenloze ratrace in onze samenleving. Maar die samenleving heeft God daarvoor niet nodig, die straft zichzelf met de gevoelens van lusteloosheid, zinloosheid, eenzaamheid en de voortdurende angst om alles te verliezen die het gevolg zijn van onze hedendaagse “lifestyle”. En alle glitter en lawaai is niet in staat die diepe groeven weg te schminken.

Gelovigen ervaren hun eigen leven en dat van de hele kosmos, de hele werkelijkheid als iets dat hun gegeven is, iets waar ze niet zelf begin en einddoel van zijn. En dat leven en die werkelijkheid zijn niet altijd even lief voor ons. Wij weten niet waarom dat zo is, wij weten alleen dát het zo is.
Maar in dat leven en in die ons omringende werkelijkheid ervaren wij God als een appèl, een dwingende oproep om het goede te doen. En om alle onheil en afbraak tegen te gaan met liefdevolle inzet.
God is niet in een virus. God is in en met de mensen (ook als ze zelf niet geloven!) die deze dagen zich inzetten om het kwaad te bestrijden (dokters, verplegers, wetenschapsmensen) of die, op welke manier ook, troost en liefde geven aan de zieken (hun vrienden en nabestaanden).
Ze tonen zich daarin de waardige opvolgers van de duizenden nonnetjes en priesters die tijdens de middeleeuwen vrijwillig de dood ingingen door mensen die aan de pest leden te verzorgen.
Dáár is God. Niet aan de andere kant.

Virus
di 10 maart '20

Zondag 8 maart 2020, 2de zondag van de veertigdagentijd (jaar A)

U weet ongetwijfeld dat het Vaticaan strikte regels heeft uitgevaardigd i.v.m. de strijd tegen het coronavirus. Die orders worden onmiddellijk doorgegeven door de bisschoppen en je kan er zeker van zijn dat ze worden nageleefd tot in de meest afgelegen kerkjes van Amazonië, Oost-Timor en Papoea-Nieuw Guinea.
Soms heeft de strakheid van een organisatie als de Katholieke Kerk ook zo zijn voordelen. Waarover gaat het?
Er treden per direct een aantal, uiteraard tijdelijke, maar zeer strikte bepalingen in voege.
Geen wijwater meer om je te bekruisen bij het binnenkomen van de kerk.
Geen communie meer op de tong. Beperking van het aantal mensen die de communie uitdelen en in achtneming van strikte hygiënische regels.
Bij de vredeswens worden gelovigen verzocht zich te beperken tot een vriendelijk knikje. Geen handen schudden meer. En ook niet kussen.
Zelfs je eigen vrouw mag je niet kussen. En ook niet die van iemand anders.
Maar dat mocht vroeger ook al niet.
We gaan ons daar ook strikt aan houden. We mogen zeker niet paniekerig gaan doen. Maar het gaat hier toch om een ernstige zaak.
En de maatregelen die Rome neemt zijn verantwoord en weloverwogen.
Ik zou daar toch graag enkele bedenkingen bij leggen.

Beïnvloeding
Ik denk niet dat het veel problemen zal geven om de handelingen en gebaren die nu worden opgeschort later opnieuw in te voeren. Dat zal het probleem niet zijn.
Maar waar wij ons meer zorgen kunnen over maken, is de mogelijkheid dat heel de heisa rond dat virus bijna onmerkbaar onze kijk op de mensen om ons heen gaat beïnvloeden.
Als wij inderdaad overal vermijden om handen te schudden—en gedurende de periode dat het virus actief is, is dat zeker aangewezen—dan is het gevaar niet denkbeeldig dat wij ons ook daarna meer gereserveerd zullen opstellen t.a.v. buren en collega’s. Zelfs tegenover familieleden en vrienden.
Want terwijl wij deze dagen ons gelleke en ons fleske met ontsmettingsalcohol overal meezeulen zijn we ook stilletjes, zij het ongewild, bezig “de ander” anders te bekijken.

Heimelijk
Die mag mij dan al sympathiek zijn, hij of zij is toch ook een mogelijke bron van infecties. Het klinkt misschien overdreven.
Maar we moeten hier toch alert zijn. Het gaat hier om psychologische processen die wij vaak niet onder controle hebben.
Over beelden die zich vormen en vastzetten buiten onze wil om. Wij moeten daar alert voor zijn.
Wij waren de laatste jaren eindelijk wat losgekomen van de traditionele Hagelandse stugheid. Wij zijn na eeuwen van serieus en stoer zijn eindelijk wat meer zuiders en joyeuzer geworden in onze omgang met elkaar.
Wij mogen dat niet zomaar terug opgeven.
Wij komen van ver. Positieve emoties van warmte en genegenheid werden vroeger zelden of nooit getoond. Negatieve emoties wel.
Kwaad zijn en schreeuwen en vloeken, iedere Vlaamse streekroman staat er vol van. Maar liefde tonen en warmte, dat deed je beter niet in het publiek.
En al helemaal niet als man.
Als christenen gaan wij er echter van uit dat God Liefde is.
En van daaruit kan onze voornaamste betrachting in de relaties tussen mensen alleen maar zijn: het bevorderen van vriendschap, genegenheid en samenwerking.

Alert
Wij kunnen niet genoeg op onze hoede zijn voor het gevaar van een mentaliteit die zich geruisloos zou kunnen gaan nestelen in onze geest.
Wij moeten dat niet onderschatten.
Wij dachten dat we alles al gehad hadden wat betreft het wantrouwen van anderen. Wij hebben in onze lange menselijke geschiedenis al misprijzen en afkeer gekend t.a.v. mensen met een andere nationaliteit, een ander geloof, een andere huidskleur, een andere geaardheid, een ander voorkomen.
En dat is al erg genoeg.
Maar kunt u zich voorstellen in wat voor een wereld wij terechtkomen als je iedereen, elke andere mens, gaat zien als een bedreiging? Als elke andere mens gezien wordt als iemand die je kan besmetten, als iemand die je gezondheid in de vernieling kan draaien.

Herstellen
Voor het samenleven van mensen zou die mentaliteit een even dodelijk virus zijn als welke coronabesmetting ook.
Het beste dat wij kunnen doen is nu strikt de richtlijnen van de overheid volgen.
Maar eens dat het gevaar geweken is, moeten wij onmiddellijk het verloren terrein terugnemen.
Wij zijn hier om elkaar lief te hebben. Niet om schrik te hebben van elkaar.

Geld: god én duivel
ma 02 maart '20

Zondag 1 maart 2020, 1ste zondag van de veertigdagentijd (jaar A)

In een artikel in Tertio vestigt een Amerikaanse theologe onder meer de aandacht op een merkwaardig verschijnsel dat wij met enig speuren in onze herinneringen kunnen bevestigen. Het feit namelijk dat je tot de jaren 80 op tv Amerikaanse feuilletons had met verhalen over gewone mensen, die niet rijk of machtig waren, maar die zo goed mogelijk de strijd aangingen met het leven en met alles wat hun overkwam. Denk aan “Lassie”, “Kleine Huis op de Prairie”, “Bonanza”, “Vader weet het beter”. Van dan af echter, vanaf de jaren 80, kwamen rijkdom en macht steeds meer in beeld. Denk aan “Dallas” tot en met de hedendaagse zogenaamde “Reality-tv”, waarbij je ademloos kan volgen hoe superrijke mensen met hun mooie lichamen hun dagen doorbrengen, vaak in een sfeer van een bodemloze onbenulligheid.

Invloed
Je kan daar wel je neus voor ophalen en zeggen: “Ik kijk niet naar zo’n brol”.
En zowat iedereen zegt dat. Maar ondertussen wijzen onderzoeken uit dat wereldwijd massaal veel mensen de Kardashians ademloos volgen.
En blijkbaar niet genoeg krijgen van programma’s als “The sky is the limit”.
Nu staan er in het evangelie niet direct instructies over welke tv-programma’s en films de moeite waard zijn en welke niet.
Maar het is wel zo dat ons kijkgedrag een zeer merkbare invloed heeft op ons denken, op hoe wij de anderen zien. Op ons sociaal gedrag.
Het soort films en programma’s in kwestie houden ons voortdurend voor, ook zonder het met zoveel woorden te zeggen, dat rijk zijn het doel van het leven is. Dat steeds-meer-willen de evidentie zelf is, de normaalste zaak van de wereld. Evenals de reflex om iedereen neer te halen die je daarbij wel eens in de weg zou kunnen lopen.

Rijkdom
Nu zou het wel eens kunnen dat, wanneer een buitenstaander deze tekst leest hij of zij gaat denken: lap, daar heb je het weer. Nu de kerk de seksuele revolutie niet heeft kunnen tegenhouden, heeft ze een nieuw slachtoffer gevonden: i.p.v. de seksualiteit moet nu de welstand met grote argwaan worden bekeken. Maar dat klopt natuurlijk niet. Het christelijk geloof prijst vrijwillige soberheid aan, maar zal nooit armoede op zich verheerlijken, het zal die integendeel met alle middelen bestrijden.
Er is absoluut niets mis met rijke mensen op zich. Sommige van de meest voortreffelijke mensen die er zijn, kan je moeilijk anders noemen dan. . . rijk.
Of heel rijk zelfs. (Er bestaan nogal wat romantische misvattingen daarover).
Er is ook helemaal niks mis met rijk willen worden, d.w.z. ook materieel vooruit willen komen.
Een bedrijf opzetten bijvoorbeeld, en daar zelf ook een flinke stuiver aan verdienen, zodat niet alleen voor jezelf, maar ook voor diegenen waar je van houdt het leven aangenamer en gemakkelijker kan worden.
Daar is helemaal niks mis mee, ook niet voor christenen.

geldgod
Fout loopt het pas wanneer geld verheven wordt tot god.
Wanneer altijd maar meer geld hebben het doel van je leven wordt.
Denk niet te vlug: niet bij mij, ik hou de zaak onder controle. Denk dat niet te vlug, want het gaat om een virus dat momenteel woekert in onze samenleving.
En het is vooral moordend voor de solidariteit onder de mensen.
Waar geld god is, worden mensen concurrenten van elkaar op elk gebied.
En komt het toelaatbare van uitbuiting als vanzelf terug bovendrijven.
De rijkste mens van de wereld (zijn persoonlijk fortuin wordt geschat op 135 miljard dollar) wordt door miljoenen mateloos bewonderd om zijn ondernemingszin en zijn vermogen om alles wat hij aanraakt te veranderen in goud.
Maar in zijn bedrijven werken mensen voor een absoluut hongerloon, onder een enorme prestatiedruk en sta je meteen op straat als je zelfs maar een plaspauze neemt.

Terugval
Met al onze bewondering voor mensen die het maken en snel rijk worden verzeilen wij, zonder dat wij er veel erg in hebben, terug in 19de -eeuwse toestanden. En plakken wij het woord vooruitgang op wat in feite een hervallen is in menselijke verhoudingen van 2 eeuwen geleden.
De aanbidding van de geldgod brengt ook mee dat wij meer en meer gaan neerkijken op mensen die arm zijn en de schuld daarvan bij henzelf leggen.
In plaats van solidair te zijn, gaan we hen zelfs vastpinnen op zaken waar ze geen enkele zeggingsmacht over hebben: het feit dat ze zwart zijn of immigrant of homo of vrouw. . .
Er is niks mis met geld of met welstellend of zelfs rijk zijn.
Mis gaat het pas als wij geld gaan aanbidden. Want de geldgod is een monster dat mensen tegen elkaar opzet.
“Gij zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen”, zei Jezus.
Laat dat het eerste bezinningspunt van deze vasten zijn.

Niet normaal. Anders.
di 25 februari '20

Zondag 23 februari 2020, 7de zondag door het jaar (jaar A)

Je kan niet zeggen dat de Kerk vandaag hoog scoort in de publieke opinie. Toch niet hier in West-Europa.
Een beetje meidengroep, quizmaster of influencer is momenteel met groot gemak populairder dan de organisatie die 2000 jaar lang de drager van onze beschaving is geweest. Je kan dat terecht vinden of niet, begrijpelijk of juist niet. Maar het is een feit. En voor christenen is dat geen aangename situatie.
Wij zijn een beetje ontheemden geworden in een maatschappij die we zelf voor een groot stuk gevormd en gedragen hebben.

Verlangen
Soms gebruikt men daar het woord “ballingschap” voor en dat is niet eens slecht gekozen. Zoals de joden zich voelden in Babylon, zo zijn wij in zekere zin ballingen geworden in onze eigen maatschappij. Op zich is dat echter geen verkeerd gevoel. Zolang je maar blijft verlangen naar en dromen van Jeruzalem.
Maar dan wel het nieuwe Jeruzalem. Christenen verlangen niet naar een terugkeer van vroegere toestanden, van oude structuren en machtsdromen. Ze zijn zich niet alleen bewust van de mooie dingen die ze gerealiseerd hebben. Ze hebben ook geleerd van de fouten uit het verleden. En ze verlangen alleen naar een hergeboorte van het enthousiaste geloof dat aan de basis lag van het ontstaan en de explosieve groei van de Kerk. Omdat die Kerk in die tijd echte bevrijding bracht voor miljoenen mensen.
Wij kunnen ons geen idee meer vormen van de vervoering die de komst van het christendom teweegbracht in de oude afgeleefde wereld van het Romeinse keizerrijk. Auteurs spreken over “a tremendous sense of salvation”, een overrompelend gevoel van gered-zijn, dat de komst van het christendom teweegbracht.

Anders leven
Wie waren die nieuwe christenen? Eén van hun meest opvallende kenmerken was dat ze zich op geen enkele manier confirmeerden met de moraal en de mentaliteit van die oude afgeleefde wereld.
Ze stelden zich niet vijandig op tegenover de overheid of de wetten van het land, maar ze brachten een heel andere manier van omgaan met elkaar.
Ze sloegen voor het eerst in de geschiedenis een golf van solidariteit los in en tussen alle lagen van de bevolking. En dat was volslagen nieuw. De oude wereld kende dat niet.
Toen men de respectabele Romeinse wijsgeer Cato de Oude vroeg wat mensen konden doen als ze arm waren, antwoordde hij: “Ze kunnen altijd nog zelfmoord plegen”. Dat was de mentaliteit. Maar christenen waren anders.
De welgestelden ontfermden zich meer over de armen, de zieken werden verzorgd, de eenzamen en de wanhopigen opgezocht en moed ingesproken.
De christenen waren niet uit op macht, ze predikten geen politieke revolutie, die bijna altijd alleen maar maakt dat de onderdrukten van vandaag de onderdrukkers van morgen worden.

Zoals Jezus
Ze leefden gewoon anders dan de andere mensen. Ze probeerden zoveel mogelijk te leven zoals Jezus hun dat vroeg. Ze beleefden de waarden van het evangelie niet alleen in hun gezin, maar ze brachten ook broederlijkheid en warmte in hun sociale relaties. Ze noemden elkaar broeder en zuster en ze gingen zorgzaam om met elkaar. En dat maakte zo’n indruk op de heidenen dat die massaal gingen toetreden tot de nieuwe beweging die zich Kerk ging noemen. Wij moeten precies hetzelfde doen. Wij moeten gewoon anders leven dan de wereld voorschrijft. Wij moeten gewoon onze goesting doen. Niet wat de wereld van ons wil, maar onze eigen goesting. Dat wil zeggen: Gods goesting doen. Leven zoals Jezus ons dat vraagt in zijn evangelie.
Als we dat doen zijn we, vaak onbewust, bezig met te evangeliseren en spreken wij de mensen terug aan.

Verleuken
Zoals ik een tijdje geleden al zei i.v.m. de catechese van kinderen.
Wij moeten in de liturgie met kinderen nooit proberen allerlei Ketnet- en Kzoom-toestanden binnen te loodsen. Dat kan voor het kind wel plezant zijn op het moment zelf, maar dat is niet duurzaam en heeft al helemaal geen religieuze betekenis. Terwijl kinderen juist openstaan voor het sacrale en het religieuze dat ze op de meest natuurlijke wijze van bij hun geboorte meegekregen hebben. Het spontane openstaan voor wat ons overstijgt, wordt zelfs helemaal dichtgetimmerd door vieringen die door oudere mensen zijn bedacht met de bedoeling het allemaal wat “leuker” te maken voor kinderen. Maar leuk alleen heeft duidelijk geen enkel effect op termijn. Iets gelijkaardigs geldt voor ons, volwassenen.

Anders
Als wij terug wervend willen zijn, dan moeten wij ons vooral niet te fel aanpassen aan de huidige wereld. Want de ongeschreven en onuitgesproken maar zeer nadrukkelijke wet van deze wereld is: “Zorg voor jezelf en zorg dus dat je geld hebt. Rijk worden is het ultieme doel.”
Wij moeten daar niet te veel tegen preken, maar gewoon leven vanuit de overtuiging dat dat onzin is. Wij moeten ons niet aanpassen. Wij moeten niet per se tonen dat we ook modern zijn. Wij moeten niet per se tonen dat we normaal zijn. Wij zijn niet normaal. De dag dat wij normaal zijn, lopen we mee met de menigte. En dat kunnen wij niet maken. Wij zijn volgelingen van een man die door meelopers tegen het kruis werd geschreeuwd.

Vermomde vijand
ma 17 februari '20

Zondag 16 februari 2020, 6de zondag door het jaar (jaar A)

Dit is een evangelielezing die choqueert, en wel om meerdere redenen.
Om te beginnen is er die onthutsende uitspraak: “Denk niet dat Ik gekomen ben om wet en profeten op te heffen; Ik ben niet gekomen om op te heffen, maar om de vervulling ervan te brengen”.
Wie dus een van die voorschriften (bedoeld wordt de wetten en de voorschriften uit het Oude Testament) opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen.
Je moet daar toch wel even voor gaan zitten. Want als Jezus met 1 typische gewoonte van religies gebroken heeft, dan is het wel met de hebbelijkheid om de mensen met allerlei geboden en verboden om de oren te slaan.
Van Jezus meenden we toch te weten dat Hij alleen het gebod om elkaar te beminnen heeft overgehouden.

Stijlfiguren
En dat is natuurlijk ook zo. Want als je verder leest, dan merk je dat Hij de diepere zin van al die oude voorschriften onthult. En de diepere zin van al die geboden en verboden is geen andere dan proberen te komen tot vormen van samenleven waarin mensen mekaar respecteren en beminnen.
Maar wat dat betreft is Hij dan wel radicaal en schuwt Hij in zijn uitspraken geen overdrijvingen. Zonder twijfel zijn die overdrijvingen stijlfiguren om de aandacht te scherpen en het belang van zijn statement te onderstrepen.
Ze zijn duidelijk niet bedoeld als een advies dat je letterlijk moet nemen.
Als Hij zegt dat “Gij zult niet doden” alleen niet genoeg is. Dat “wie idioot zegt tegen zijn broeder, zal branden in de hel”. En dat je, “als je hand je hindert, je ze dan maar beter afhakt”, dan begrijpt iedereen dat je dat niet letterlijk in praktijk moet brengen.

Destructieve kracht
Maar dat voor Jezus de eis om elkaar graag te zien wel dwingend en absoluut is. Hij gaat daar niet licht over. Jezus weet waar Hij het over heeft. Er woedt in elke mens een strijd en Hij kent de tegenstander.
Hij weet dat je de strijd niet kan winnen met wollige en goed menende uitspraken en met het zoeken naar geruststellende compromissen.
De tegenstander is een oerkracht die schuilt in ieder van ons. Een primitieve kracht die ons ertoe brengt alleen maar met onszelf bezig te zijn en meedogenloos neer te slaan al wie ons daarbij in de weg loopt: al de anderen.
Het is een nietsontziende, destructieve kracht die vriendschappen kapot maakt, gezinnen uit elkaar drijft, groepen tegen elkaar opzet. Het is een vernietigende kracht die triomfantelijk met ons door de geschiedenis gaat en oorzaak is van oorlogen, slavernij en onderdrukking.
Het is een kracht die niet alleen de anderen onderdrukt maar ook onszelf tot slaaf maakt van onze laagste driften.

Strijd
Jezus wil de mensen niet met wetten en verordeningen om de oren slaan.
Hij wil mensen niet beknotten of inperken. Hij wil ons juist bevrijden.
“Ik ben gekomen”, zegt Hij, “opdat ze leven zouden hebben en wel in overvloed”.
Maar om dat volle leven te bereiken, om een mooi en gelukkig leven uit te bouwen, is het belangrijk dat wij beseffen wie de vijand is.
Het is immers een vijand die zich vermomd heeft als bondgenoot en strijdmakker, als onze beste vriend. De neigingen tot egoïsme en genotzucht, eerzucht en machtswellust beloven ons leven te vervullen, want daar gaat het over, maar uiteindelijk maken ze het tot een hel. Niet alleen voor anderen, maar ook voor onszelf.
En ze leven diep in ons, in ieder van ons.
Ze moeten dus niet op de eerste plaats bestreden worden bij “de anderen”, maar in onszelf.
Jezus is geen ideoloog, geen politiek strateeg die het kwaad situeert buiten ons en die plannen ontwerpt om de boosheid bij anderen te bestrijden.
Natuurlijk moeten wij onszelf ook teweerstellen tegen de boosheid van anderen.
Maar dat kan alleen maar tot een verschrikkelijke escalatie leiden, als wij niet beginnen met het kwaad in onszelf te bestrijden.

Morele groei
Als we eerlijk zijn moeten we toegeven dat we dat werken aan onszelf een beetje uit het oog verloren hebben.
Toegegeven, in de tijd dat de Kerk de hele maatschappij richting gaf, haar bemoederde en bevoogde, hadden wij misschien te veel aandacht voor ons eigen kwaad en de plicht om te werken aan onszelf.
En hadden wij te weinig oog voor het kwaad dat van buitenaf ons leven binnendringt, het kwaad dat wordt aangericht door een slechte wetgeving en maatschappelijke structuren bijvoorbeeld.
Maar zitten we vandaag niet in het andere uiterste?
Situeren wij het kwaad niet te veel en te vlug buiten onszelf?
Mensen willen genieten van het leven en gelukkig zijn.
Maar voelen wij daarnaast ook nog de drang om uit te groeien tot een moreel hoogstaande mens? Tot een liefdevolle mens. Want dat is toch het doel van ons leven hier op aarde. Wij moeten dat blijven in het oog houden.
Want als dát wegvalt, dan worden alle middelen goed om het eigen geluk te bereiken.
En wordt onze enige bekommernis: niet betrapt worden…

Christelijk zelfbewustzijn
zo 09 februari '20

Zondag 9 februari 2020, 5de zondag door het jaar (jaar A)

Toen ik nog een kind was, stond in één van onze handboekjes op school, ik veronderstel dat van godsdienst, dat België het katholiekste land van de wereld was. En wij, jongens van de gemeenteschool van juffrouw Bas, hoe raar dat nu ook moge klinken, waren daar heel fier op.
Wij hadden tenslotte ook niet zoveel om mee uit te pakken, want wij hadden al vlug door dat ons land voor de rest niet zoveel voorstelde.
Uit het aardrijkskundeboekje wisten we bijvoorbeeld dat Belgisch Congo 80 keer groter was dan België. En in het voetbal verloren we soms met 12-0 van Nederland. Maar wij waren dan toch tenminste het katholiekste land van de wereld. En dat kon niemand ons afnemen.
De feiten waren door dat handboekje wel een beetje bij het haar getrokken want ook in die tijd waren landen als Polen, Ierland en Spanje nog veel katholieker dan België. Maar dat wisten wij niet. En we waren fier op wat we meenden te weten. Wij hadden dan tenminste toch iets waar we in uitblonken.
Kunt u zich dat nu nog voorstellen? Dat jongens van 10-11 jaar of zelfs oudere mensen fier zijn op het feit dat wij katholieker zijn dan anderen? Ondenkbaar gewoon.

Uiterst rechts?
Zijn wij trouwens nog ergens fier op? Fier op onze nieuwe vriendin, ja. Of fier op onze wagen, op ons huis of op het goede schoolrapport van onze kinderen. Jazeker.
Maar ik bedoel: zijn we nog fier op wat we samen bereikt hebben?
Zijn we nog fier op waar we samen als gezin, als groep of als volk voor gestreden hebben, het onheil waar we ons collectief tegen verzet hebben en dat we hebben afgewend?
Durven wij nog fier zijn op onze geschiedenis, onze identiteit, ons geloof? Ik gebruik met opzet het woordje “durf”, want het lijkt in onze tijd serieus onbehoorlijk om te zeggen dat je fier bent Europeaan, Belg, Vlaming of katholiek te zijn. Is dat immers niet een beetje racistisch, ruikt dat niet een beetje naar uiterst rechts?
Wat is dat toch voor flauwekul!
Enkele weken geleden nog verklaarde de vroegere Amerikaanse ambassadeur in Brussel dat de Europeanen veel te weinig zelfbewust zijn, dat ze veel belangrijker zijn dan ze zelf durven denken.

Genoeg geweest
Wij moeten eindelijk eens af van dat eindeloos mea culpa geklop.
Het is zeker waar dat wij alert moeten zijn en bewust van de fouten uit het verleden om te voorkomen dat de wandaden van nazisme en communisme zich ooit nog kunnen herhalen. Maar er is niks mis met een gezond nationaal gevoel.
Is het bijvoorbeeld niet zielig dat 75 jaar na de oorlog Duitsers van nu, die toen nog niet eens geboren waren, nog altijd geacht worden zich te verontschuldigen voor wandaden die ze niet zelf bedreven hebben?
Terwijl katholieken na 1000 jaar nog om de haverklap de kruistochten op hun bord uitgeschept krijgen. Wij moeten wat er verkeerd was in het verleden niet onder de mat vegen (hoewel de kruistochten echt nog wel anders te duiden zijn dan als pure westerse en christelijke agressie!)
Maar we mogen onszelf niet ongelukkig maken door de fouten uit ons verleden zodanig uit te vergroten dat wij niet meer fier durven zijn op het geheel.

Bredere plaatje
En dat geldt in het bijzonder ook voor ons geloof.
Ook als je perfect op de hoogte bent van al de hansworsterijen van de Borgia’s en hun gemijterde lookalikes, dan nog kan je nog vol bewondering staan voor wat de Kerk betekend heeft voor de westerse cultuur en de menselijke beschaving in het algemeen.
En ook al kon die Kerk zich soms heel autoritair en onderdrukkend opstellen voor groepen en individuen, dan nog zie je toch ook wel de immense betekenis ten goede die ze gehad heeft doorheen de hele geschiedenis, niet alleen voor moraal en cultuur maar ook voor ontelbare mensen op de sukkel: zieken, armen, mensen waar niemand anders ooit naar omzag.
Persoonlijk hou ik trouwens vooral van de Kerk en van het geloof omdat ik er van overtuigd ben dat wat ze verkondigen gewoon waar is. En dus niet op de eerste plaats omdat het waardevol en goed is voor mens en maatschappij, hoezeer ik daar ook van overtuigd ben.

Geloofsoverdracht
Ik denk dat het de hoogste tijd wordt dat wij gelovigen terug meer zelfbewust worden en fier op ons geloof. In die mate dat we het ook terug enthousiast kunnen doorgeven aan de volgende generaties.
Want waar zijn we tegenwoordig mee bezig?
Bijna al onze inspanningen op het gebied van geloofsoverdracht zijn er op gericht om de kerkelijke vieringen “aangenamer”, “kind-vriendelijker” en “eigentijdser” te maken. Op zich is daar niks op tegen maar eigenlijk gaan wij er dan vanuit dat het geloof, zonder die opsmuk, niet aanspreekt. En dat is niet zo. Er is niets natuurlijker dan religieus geloof, het besef dat wij deel uitmaken van een groter geheel. Iedere mens krijgt dat mee met zijn geboorte.
Het is dát besef dat wij bij onze kinderen terug moeten aanspreken en ontwikkelen.
Het is maar zeer de vraag of wij dat op de juiste manier aanpakken als wij in het gezin, de school en de catechese al beginnen met ervan uit te gaan dat het religieuze-op-zich niet aanspreekt en dus moet “ver-leukt” worden.
Ik vrees dat juist dat “leuke” te vluchtig is om kinderen echt aan te spreken.

Pagina's