Nieuws uit de parochie

Rechtvaardigheid: het fundament
di 22 september '20

Zondag 20 september 2020, Vijfentwintigste zondag door het jaar (jaar A)

Ik heb ooit een man gekend, Frans, die in zijn jeugd voor priester studeerde.
Maar er was iets misgelopen in zijn hersenen, met blijvende schade tot gevolg.
In het bedrijf waar ik toen werkte verdiende Frans een karig boterhammetje met het opknappen van kleine klusjes. Tijdens de pauzes en na het werk praatte hij nog altijd graag over God en over zijn geloof.
Maar als je het ook maar even had over de liefde van God dan keek hij je strak aan en hij zei dan, met opgestoken wijsvinger, bijna theatraal: “God zal dan wel liefde zijn, maar Hij is bovenal oneindig rechtvaardig”.
En in de ogen van Frans zag je dan plechtstatige ernst, maar toch vooral ook: angst. Frans zal nu al wel jaren in de hemel zijn, stellig tot zijn eigen blije verwondering. Hij vertegenwoordigde (of was de dupe van) een strekking binnen het geloof die in het Calvinisme en het Jansenisme haar hoogtepunt vond en die een domper zette op elke vreugde die normaal van het geloof zou moeten uitgaan.
Die angst voor God of de goden is heel oud en marcheert eigenlijk al van in de oertijd met ons mee doorheen de geschiedenis.
Vandaar dat Jezus zoveel belang hecht aan het bekendmaken van God als een liefdevolle Vader, die onvoorwaardelijk van ons houdt.
Omdat angst voor God ons belet om ook maar enigszins van God te houden, nota bene het belangrijkste gebod. Terwijl diezelfde angst ons eveneens belet om te genieten van Zijn liefde voor ons, de kern van de Evangelische Boodschap. Je zou dus al voor minder op je qui-vive zijn!
Maar, als God zo liefdevol en barmhartig is, is Hij dan niet rechtvaardig? Jazeker. Maar zijn barmhartigheid, zijn vergeving en zijn liefde overtreft zijn rechtvaardigheid. Dat is het klassieke antwoord.

Onrecht
We moeten hier echter wel bijzonder goed oppassen dat we een uiterst belangrijke zaak als rechtvaardigheid niet minimaliseren.
Het verlangen naar rechtvaardigheid staat iedere mens in het hart gebrand en er zijn in de Bijbel maar weinig woorden die vaker gebruikt worden dan recht, rechtvaardigheid en gerechtigheid.
Zonder rechtvaardigheid staan we nergens, niet als persoon en niet als gemeenschap.
Onrecht is oorzaak van ruzie, geweld en zelfs van doodslag. En maatschappelijk zet het groepen en klassen tegen elkaar op. Maatschappelijk loopt onrechtvaardigheid altijd uit op onderdrukking, tirannie en op verzet daartegen.
Het is oorzaak van onlusten, revoluties en oorlogen. Het ontwricht het samenleven van mensen. Het heeft alleen maar chaos en ellende tot gevolg.

Bijbels
Ik ben nog nooit in Amerika geweest. Maar wat mij altijd opvalt in films of reportages over de Verenigde Staten, dat zijn de beelden van zo’n typisch Amerikaans stadje, middelgroot en zonder wolkenkrabbers.
Hoewel het vaak gaat om een diepreligieuze gemeenschap, is het grootste, meest imposante gebouw niet de kerk maar het gerechtsgebouw. En dat komt omdat de Amerikanen afstammelingen zijn van mensen die vroeger uit alle delen van de wereld daar naartoe gevlucht zijn om te ontsnappen aan het onrecht en de onderdrukking die ze in hun land moesten ondergaan vanwege despoten die lak hadden aan wetten en rechtvaardigheid. Vandaar ook de Amerikaanse gevoeligheid voor vrijheid en recht.
Een bijna obsessieve gevoeligheid, die diepe Bijbelse roots heeft.
Want daar mag geen enkel misverstand over bestaan, de Bijbel is daarover zeer formeel: een serieuze samenleving is alleen maar mogelijk als er een stevig wettelijk kader is en als er instellingen en mensen zijn die die wetten ook kunnen doen naleven. Als dat er niet is heerst de wet van de jungle, de wet van de sterkste, de totale willekeur en zit je binnen de kortste keren met uitbuiting en onderdrukking.
Salomo was de grootste koning van Israël ooit, niet omdat hij een groot veldheer was, maar omdat hij als geen ander recht kon spreken en wijze oordelen vellen.
Israël heeft zelfs een hele periode gekend waarin het land niet door koningen werd bestuurd maar door rechters.

Vergeving
Rechtvaardigheid komt eerst, vormt de basis, de voorwaarde. En daarbovenop komt dan de barmhartigheid, de vergeving.
Ook in de biecht is dat zo. Je krijgt niet zomaar vergeving. Het kwaad dat je hebt aangericht en dat je kan herstellen, moet je ook eerst herstellen (bijvoorbeeld wat gestolen is terugbezorgen aan de eigenaar) en dan kan je vergeving krijgen.
Barmhartigheid is een typisch kenmerk van God. En daarom wordt van de gelovigen dezelfde houding verwacht.
Maar barmhartigheid kan nooit de plaats innemen van rechtvaardigheid.
Eigenlijk is barmhartigheid niet alleen een kenmerk, maar ook een privilege van God.

Beperking
Voor mensen zijn de mogelijkheden op dat gebied zeer beperkt.
Ik kan alleen maar mensen vergeven die mij persoonlijk (of mijn nabestaanden) kwaad hebben berokkend. Het zou erg misplaatst zijn als ik iemand het kwaad zou vergeven dat hij andere mensen heeft aangedaan. Dat mag ik niet. Dat kunnen alleen God én de slachtoffers zelf. Omgekeerd, maar op dezelfde wijze, moet ik geen vergeving vragen voor iets wat anderen gedaan hebben en moeten Duitse jongeren bijvoorbeeld zich niet schuldig voelen voor wat Hitler 70 jaar geleden heeft misdaan.
Schuldig ben je alleen als je zelf iets misdaan hebt, het mogelijk gemaakt of er aan meegedaan hebt. Maar vergiffenis vragen voor wat anderen hebben aangericht is niet alleen misplaatst, het heeft zelfs iets arrogants.
Laten we het simpel houden.
Vergiffenis vragen voor wat we zelf misdaan hebben is al moeilijk genoeg.

Vergeven: een christelijke plicht
di 15 september '20

Zondag 13 september 2020, Vierentwintigste zondag door het jaar (jaar A)

Vele jaren geleden was de Luikse PS-er André Cools één van de machtigste politici in ons land. Je kon in België bijna geen enkele beslissing meer nemen zonder hem daarin te kennen.
Van deze André Cools werd ooit de uitspraak genoteerd: “Moi, je ne pardonne jamais – Ik vergeef nooit”.
Het was een statement met een zeer hoog machogehalte. De boodschap was: voor mijn vrienden ga ik door een vuur. Maar als je mij dwars zit of zelfs verraadt, dan zal ik je vinden.
“Moi, je ne pardonne jamais!”. En hij voegde er nog iets aan toe: “Je ne suis pas chrétien”. En dat was een veelzeggende verduidelijking.
Want iemand vergeven is inderdaad typisch christelijk. Ik meen zelfs exclusief christelijk.

Plicht
Andere geloven en ook de niet-religieuze stromingen en instellingen (zoals ons eigen rechtssysteem bijvoorbeeld) benadrukken de rechtvaardigheid. Wat inhoudt dat het kwaad wordt bestraft. Punt, andere lijn.
Zelfs als in andere godsdiensten aangemaand wordt om wat verkeerd was te vergeven, meen ik (want ik ben geen specialist) dat het gaat over het vergeven van volksgenoten of geloofsgenoten. Niet van anderen.
In ieder geval is het zo, dat geen enkele leer zo’n sterke nadruk legt op de plicht om te vergeven als het christendom.
Waarom eigenlijk? Waarom is fouten vergeven zo belangrijk?
Waarom kan gewoon rechtvaardigheid, d.w.z. het bestraffen van het begane onrecht niet volstaan? Waarom is voor Jezus die loodzware eis om iedereen die je wat aangedaan heeft te vergeven, van harte te vergeven zelfs, zo belangrijk?

Reden
Want het is inderdaad een loodzware, bijna niet uit te voeren eis.
Andere godsdiensten geven vaak de indruk dat ze de mensen allerlei voorschriften, geboden en verboden opleggen waar een christen geen omkijken naar heeft.
Waardoor je de indruk zou kunnen krijgen dat met wat Christus van ons vraagt veel gemakkelijker te leven valt dan met, bijvoorbeeld, al die zeer concrete voorschriften uit de Thora (méér dan 600) die iedere vrome jood moet navolgen in zijn gewoon dagelijks leven.
Maar dat is niet zo. Want wat is het moeilijkst: een of andere vleessoort vermijden (terwijl er zoveel andere en veel lekkerder keuzen mogelijk zijn) of iemand van harte vergeven die jou of een van je dierbaren hatelijk behandeld heeft?
Ik denk dat dit duidelijk is. Maar waarom staat Jezus zo sterk op die vergeving?
Omdat God liefde is.
En omdat Hij liefde is en van ons houdt, wil Hij dat ook wij liefdevolle wezens worden.

Moeilijkheid
Maar wij zondigen voortdurend, ook als we ons best doen om andere mensen te worden.
Vaak is de drang naar het foute sterker dan onszelf.
Paulus zegt: “Het goede dat ik wil doen, doe ik niet en het kwade dat ik niet wil, doe ik wel”. En dus blijft er, als God van ons houdt en als onze vrijheid Hem lief is, niets anders over dan ons te vergeven. Maar God verlangt van ons hetzelfde.
En hier komt de parabel van vandaag in de picture.
Een man zijn schuld, wordt grootmoedig kwijtgescholden. Maar eens die zaak geregeld, treedt hij bijzonder hardvochtig op tegenover een collega van hem die hem een veel kleiner bedrag schuldig was. En dáárvoor wordt hij zwaar gestraft door zijn Heer.
Belangrijk is hier: hij wordt niet gestraft voor zijn oorspronkelijke fout (de schulden die hij had), maar voor het feit dat hij onbarmhartig was voor een ander. Terwijl zijn eigen schuld vergeven was, kon hij geen vergeving opbrengen voor die andere.
Hij wordt dus gestraft.

Bevrijding
Het is belangrijk te zien dat Jezus’ eis om te vergeven de rechtvaardigheid niet opheft, maar daar als het ware de bekroning van is. De woorden rechtvaardigheid en gerechtigheid komen op bijna elke bladzijde van de Bijbel voor.
Maar rechtvaardigheid stelt alleen maar “orde op zaken”. En vaak blijft aan weerskanten rancune en een sterk negatief gevoel, vaak zelfs het verlangen naar wraak. Echt bevrijdend wordt het pas als er ook vergeving is. En mensen bevrijden is het sleutelwoord in heel de opstelling van Jezus.
En alleen oprechte vergeving zorgt voor bevrijding, zowel bij diegene die ze geeft, als bij diegene die ze ontvangt.
Daarom is het ook belangrijk dat wij vergeving uit de sfeer van het humeur en de gevoelens halen. Iemand echt vergeven doe je met je verstand en vooral met je wil.

Maar
Er zijn echter gevallen waar dat niet kan.
Ik denk bijvoorbeeld aan die vrouw die in de kampen tijdens de oorlog haar ouders en twee van haar kinderen verloor, terwijl ze er ook zelf onmenselijk was behandeld. Ik zou nooit aan zo iemand durven vragen om haar beulen te vergeven. Jezus wel, en waarschijnlijk ook met goed gevolg. Maar ik niet, wij niet. Misschien mogen we dat zelfs niet vragen van iemand die zo verschrikkelijk geleden heeft onder de misdaden van anderen.
Misschien volstaat voor deze mensen een bijzondere en minimale vorm van vergeving: geen wraak nemen. Wel recht laten geschieden. Maar geen wraak nemen.

Leven gevende vergeving
ma 07 september '20

Zondag 6 september 2020, Drieëntwintigste zondag door het jaar (jaar A)

Vergiffenis schenken, het kwaad dat mensen je hebben aangedaan vergeven, wordt algemeen gezien als een van de meest typisch christelijke houdingen die er zijn. Een van de moeilijkste ook.
Iemand van harte vergeven die je pijn heeft gedaan of vernederd of zwaar benadeeld, is inderdaad bijzonder moeilijk. Soms lijkt het zelfs bovenmenselijk, iets voor heiligen, iets wat de krachten van een gewone mens te boven gaat.
Bovendien, zelfs als je zou willen vergeven, kan je dat dan wel? De krachten die vanuit ons onderbewustzijn onze handelingen mee sturen zijn vaak toch sterker dan onze wil en ons bewust verlangen. Als ik bijvoorbeeld zeg: “Vergeven kan ik het wel, maar vergeten nooit”, heb ik dan echt vergeven? Neen.
Iemand vergeven, onvoorwaardelijk en van harte, is bijzonder moeilijk.

Bezorgdheid
En toch is er iets dat soms nog moeilijker is dan iemand zijn fouten vergeven. En dat is: iemand op zijn fouten wijzen. Als dat tenminste iemand is die je graag ziet. Als het gaat om iemand waar je alleen maar een formele, zakelijke relatie mee hebt of iemand die je zelfs helemaal niet goed ligt, dan zal je er wellicht zelfs een zeker genoegen in scheppen om hem of haar te wijzen op fouten en tekortkomingen.
Maar als het gaat om iemand die je erg graag mag, dan wil je dat juist kost wat kost vermijden. Dan is het bijzonder moeilijk om zo iemand terecht te wijzen.
En toch komt die verplichting, want zo mag je het noemen, om mensen waar we van houden te wijzen op hun fouten, zo vaak voor in de Bijbel dat je er onmogelijk omheen kan. Maar je moet het wel doen. Uit liefde. Om te voorkomen dat de andere verloren loopt. Dat is het motief. Dat is zelfs de voorwaarde: dat je het doet vanuit een oprechte bezorgdheid. Niet omdat je graag betuttelt of graag anderen de levieten leest, maar omdat je iemand waar je van houdt op de goeie weg wil brengen of houden.

Ouders
Je zou het kunnen vergelijken met de houding van ouders tegenover hun kinderen.
Ouders die hun kinderen weinig of geen grenzen stellen en alles wat ze fout doen door de vingers zien, die maken nú wel een goede beurt bij het jonge volkje, maar die bereiden hen niet goed voor op het leven later.
Ouders die hun kinderen echt graag zien, die stellen grenzen en durven hun ook wijzen op wat ze verkeerd doen. Het is een houding die nog moeilijker is voor de ouders dan voor de kinderen. Maar liefhebben en populair zijn, zijn nu eenmaal twee verschillende zaken.

Vergeven
Bij het liefhebben hoort uiteraard dat je ook niet veroordeelt.
Als je iemand op zijn fouten wijst, moet hem of haar helpen het enige doel zijn.
En dat houdt natuurlijk ook in dat de fouten vergeven worden.
Mensen hebben vandaag steeds minder de fantastische ervaring van vergeven te zijn. Onder meer door het verdwijnen van de biecht. Tegelijk met het wegdeemsteren van het biechtsacrament verwaterde ook het gezonde schuldgevoel. Bij zowat alles wat ik verkeerd doe, wordt de oorzaak grotendeels buiten mijzelf gelegd: foute vrienden, verkeerde opvoeding, slechte genen, ongelukkige omstandigheden. Zowat alles en iedereen is fout, terwijl mijn eigen verantwoordelijkheid tot een minimum wordt teruggebracht.
Leuk. Maar daardoor kan ik natuurlijk ook niet genieten van het enorm bevrijdend gevoel vergeven-te-zijn. Waardoor ik bijna automatisch anders zou gaan leven. Nu doe ik dat niet.
Ik blijf zelfgenoegzaam verder modderen. Van een leven gevende ommekeer is dan geen sprake.

Fazenda
Gelukkig zijn er in de Kerk ook nieuwe initiatieven om mensen tot zo’n ommekeer te brengen.
Een ervan is de “Fazenda da Esperança”. “Boerderijen van de hoop”, zou je kunnen zeggen. Het project komt overwaaien van Brazilië (vandaar de Portugese naam) en in Europa waaiert het verder uit vanuit Duitsland. Sinds kort is er ook een stichting in het Belgische Achel, in de vroegere trappistenabdij. Het gaat om plaatsen waar ex-verslaafden en mensen met psychische problemen leven en werken op een boerderij. Het leven is er uitdrukkelijk op christelijke leest geschoeid.
Er zijn vaste gebedsmomenten en lezing en meditatie rond het evangelie, ook voor gasten die niet of anders-gelovig zijn. Heel de bedoeling is, mensen voor wie het in het leven misgelopen is, laten voelen wat christelijke vergeving is.
Niet psychotherapeutische sessies, maar het warm en respectvol omgaan met elkaar staan er centraal. En. . . het werkt. Er zijn heel goede resultaten.
Het is een prachtig voorbeeld van wat een diepchristelijke aanpak vermag.

Noodzaak
Maar nog eens: mensen kunnen nooit de bevrijdende kracht van vergeving ondervinden als ze niet beseffen dat ze fout bezig zijn.
En daarom is het liefdevol en tactvol wijzen op iemands fouten even belangrijk en noodzakelijk als het vergeven zelf.

Tegenspraak
wo 02 september '20

Zondag 30 augustus 2020, Tweeëntwintigste zondag door het jaar (jaar A)

In het eerste jaar middelbare school zat er een jongen uit Geetbets in mijn klas. En toen de pastoor aan zijn papa eens vroeg waarom zijn zoon niet meer naar de mis ging, antwoordde die: “Ja maar, meneer pastoor, mijn zoon is 12 jaar en gaat nu naar de normaalschool in Tienen, die is daar nu toch veel te geleerd voor geworden.”
Een wat extreem voorbeeld natuurlijk, maar dat was vroeger zo’n beetje de mentaliteit. Mensen die niet of niet meer geloofden, brachten dat nogal vlug in verband met hun intelligentie. Ook vandaag gebeurt dat nog vaak.
Hoewel tegenwoordig iedereen toch zou moeten weten dat dit verband louter denkbeeldig is. En dat zowel gelovigen als ongelovigen het intellectuele dak van onze wereld uitmaken. Vroeger, nu én in de toekomst.
Het is wel zo dat wanneer je algemene (wetenschappelijke) kennis toeneemt en je kennis van het geloof op kindniveau blijft (en bij nogal wat hooggeschoolden is dat zo), dat je dan brokken krijgt.
Maar vandaag weten wij dat er geen enkele negatieve correlatie bestaat tussen intelligentie en religieus geloof.
Vandaar dat nogal wat mensen die niet geloven in onze tijd eerder zullen zeggen dat ze “te nuchter” zijn om te geloven. Het klinkt nog altijd niet erg waarderend, maar het is toch al een verbetering.
Hoewel ook zij eigenlijk neerkijken op het geloof en op de gelovigen, gaan ze niet direct boze plannen tegen ons koesteren.

Anders
Als Jezus spreekt over vervolging en verdrukking, over offers voor je geloof moeten brengen en er zelfs je kruis voor moeten opnemen, dan gaat het over iets heel anders.
Dan gaat het over mensen die heel goed weten waar het christendom voor staat en wat het wil bereiken. En die het daar helemaal niet mee eens zijn. En die het geloof te vuur en te zwaard bestrijden. Denk aan de vervolgingen van de vroegere Romeinse keizers. En, dichter bij onze tijd, aan de vervolgingen van de twee meest mens verachtende ideologieën die er ooit geweest zijn: het sovjetcommunisme en het nazisme.
Achteraf bekeken gaat het hier natuurlijk om ideologieën die, goddank, maar tijdelijk succes kenden. En die zich alleen maar konden handhaven met geweld en onderdrukking.

Vandaag
De tegenstand, de vijandigheid die wij vandaag ervaren is van een heel andere aard.
Enkele weken geleden was ik aan het preken tijdens een begrafenis en op een gegeven moment merkte ik dat sommige mensen in de kerk zich ongemakkelijk voelden bij wat ik zei. Enkelen keken zelfs ronduit kwaad.
Wat had ik dan voor onbehoorlijks gezegd? Ik had gewoon gezegd dat je alleen maar gelukkig wordt als er liefde in je leven is. Omdat het diepste verlangen in elke mens het verlangen naar liefde is en niet datgene wat het moderne levensgevoel ons voorhoudt: het vergaren van zoveel mogelijk geld en hebbedingen.
En dan was ik nog niet eens zo stout van erbij te vertellen, dat het overmatig achterna hollen van geld en bezit en genot juist wijst op een gebrek aan liefde in je leven.

Inzicht
Ik geloof echt dat dit zo is, en hoewel het in de liturgie natuurlijk niet de bedoeling is dat je daar de aanwezigen wat staat te jennen, mag je toch nog wel zeggen waar het in ons geloof om gaat.
Vele tijdgenoten vinden dat geloof moet gaan over oude verhalen, wonderen en verschijningen. Dan blijft het “handelbaar”. Dan kan je er een etiket op plakken en het klasseren.
Maar als je vanuit je geloof serieuze vragen gaat stellen bij het huidig economisch fundamentalisme en bij het algemeen beleden geloof in verlossing door geld en consumptie, dan worden velen daar ongemakkelijk bij.
Maar het allerbelangrijkste inzicht dat ik in mijn hele leven heb opgedaan is juist het inzicht dat het diepste verlangen in de mens, het verlangen naar liefde is. En dat je bijgevolg alleen maar gelukkig wordt in de mate dat er liefde is in je leven. Voor dat inzicht zal ik Jezus, de Kerk en het christendom eeuwig dankbaar blijven.
Die “liefde” kan de liefde en de vriendschap zijn van je man, je vrouw, je ouders, je kinderen of van wie dan ook. Zij is het die je opricht, je laat groeien, je tot leven brengt.

Hulp
Maar wat als die er niet is?
Als die liefde ontbreekt in je leven, als je het gevoel hebt dat niemand van je houdt, dan kan je altijd nog je eigen capaciteiten om lief te hebben ontwikkelen. En vermits God, naar het woord van Johannes, zelf liefde is, zal Hij je graag helpen om, langzaam maar zeker, een liefdevol mens te worden. Iemand die zelf groeit als hij of zij iets kan betekenen voor anderen.
Het ontwikkelen van ons vermogen om lief te hebben, om liefde te geven en liefde te krijgen, is het enige wat wij hier te doen hebben eer wij naar God mogen terugkeren.
Het leven is een geschenk. Wij kunnen dus rustig genieten van alles wat dat leven mooi maakt: eten en drinken, sport, reizen, seks, ontspanning en alles wat het leven aangenaam maakt.
Het tomeloos najagen van al die dingen echter is niets anders dan compensatie voor het gemis, het gebrek aan datgene waar het werkelijk om gaat: liefde in je leven.

Ontwrichtend individualisme
wo 26 augustus '20

Zondag 23 augustus 2020, Eenentwintigste zondag door het jaar (jaar A)

Soms zeggen mensen mij na een preek: jij hebt me dunkt iets tegen genieten. En dan bekijken ze mij eens goed. En dan hoor je ze denken: dat zou je nochtans niet zeggen. En terecht natuurlijk.
Want als er één strekking is die zowat elk geloof af en toe teistert en waarvoor ik geen enkele sympathie koester, dan is dat wel: overdreven ascetisme.
Het op voorhand verketteren van alles wat leuk en aangenaam is.
Het je lichaam zelfs kwalijk nemen dat het honger en dorst heeft.
Ik vind dat volslagen maf, want hoe je het ook draait of keert: het leven is een geschenk, een kans die je krijgt. Ondanks de schrijnende ongelijkheid, vaak al vanaf het begin ervan, en ondanks alles wat je kan overkomen, al wat je leven tot een nachtmerrie kan maken, in wezen is het een kans die je krijgt om er iets moois van te maken.
Een kans om met al de kracht en de creativiteit die je in je hebt, er iets moois van te maken voor jezelf en voor de anderen.

Heilige Economie
Vooral dat laatste: er mee zorg voor dragen dat ook anderen van hun leven iets moois kunnen maken, staat in onze tijd op een lager pitje. Zo erg zelfs, dat je meer en meer kan spreken over een beschaving die gebaseerd is op individueel eigenbelang.
Er zijn ook geen grote ideologieën meer die erop uit zijn om het lot van de mensen of van grote groepen mensen te verbeteren.
Er is alleen nog het alles dominerende, door niemand nog in vraag gestelde kapitalistisch systeem met in het centrum daarvan de Heilige Economie. Dat is momenteel niet langer een typisch westers, maar een mondiaal verschijnsel geworden. Ook in zogenaamde communistische en islamitische landen krijgen de mensen van de media dezelfde of soortgelijke reclameboodschappen voorgeschoteld als wat wij hier dagelijks te verwerken krijgen.
Van Hitler en zijn nazi’s wordt vaak gezegd dat hun succes kwam van het beroep dat ze deden op de laagste driften in de mens: haat, wraakzucht, woede en angst.
Maar de “gevoeligheden” waar onze reclame en dus ook ons systeem beroep op doen, zijn al niet veel fraaier: ijdelheid, hebzucht en egoïsme.

Verbondenheid
En op termijn heeft dat natuurlijk kwalijke gevolgen.
Dat super individualisme, dat zijn wortels heeft in het westen, is momenteel als een pandemie doorgedrongen tot in de verste uithoeken van de wereld.
En vernietigt, overal op zijn weg, eeuwenoude vormen van verbondenheid tussen mensen.
De technologie en de media overbruggen wel enorme afstanden, maar ze brengen geen nieuwe verbondenheid.
Dat mensen, in tegenstelling tot vroeger, je niet meer groeten op straat tenzij ze je heel goed kennen, dat merken ze evengoed in New Delhi en Hongkong en in de Kaukasus als in Lubbeek en in Leuven.
Het extreem individualisme is vooral echter ook, hoe raar dit ook mag lijken, oorzaak van nieuwe en extreme vormen van verbondenheid, die zich op een gewelddadige wijze richt tegen anderen. Daar is een verklaring voor.

Woede
Men kan mensen heel lang een soort Amerikaanse droom van vrijheid, rijkdom en succes voorspiegelen, maar na een tijd beginnen grote groepen door te hebben dat zij daar toch niet voor in aanmerking komen.
En dat brengt groeiende frustratie en woede teweeg.
Want ondertussen worden ook de mensen in de sloppenwijken overal ter wereld overspoeld met beelden van de superrijken, die het wél gehaald hebben.
En dan gebeurt er iets heel curieus. De verongelijkten, die maar niet aan de bak komen, keren zich niet tegen diegenen die succes hebben, want dat blijven hun voorbeelden waar ze naar opkijken. Maar ze gaan op zoek naar zondebokken die er oorzaak van zijn dat zij het niet haalden. En dat zijn dan “nogal vlug” de mensen met een andere huidskleur, een ander geloof, nationaliteit of cultuur. En dat is, in onze tijd, de oorzaak van terrorisme en oorlogen.
Zo wordt het ook duidelijk dat bijvoorbeeld religieus fundamentalisme weinig met religie te maken heeft. Radicale moslims en hindoenationalisten staan op hun zogenaamde superioriteit, juist omdat ze hun religieuze identiteit zijn kwijtgeraakt. Hun traditionele levenswijzen zijn omgevormd tot agressieve ideologieën, en de aanhangers zijn mensen die vaak nooit in een moskee of een tempel zijn geweest.

Corona
Je kan gerust stellen dat de op individueel eigenbelang gebaseerde samenleving dé ergste neergang is die wij meemaken sinds de val van Rome.
En raar genoeg kan juist de coronacrisis ons helpen om de eerste stappen te zetten naar de uitgang. Een voorbeeld: er zijn nogal wat mensen onder ons die al die maatregelen overdreven vinden. Diep in ons hart denken we dan dat wij sterk genoeg en safe zijn. Maar laten we dan eens proberen alle regels strikt na te leven, gewoon uit respect en bezorgdheid voor mensen die wél angst hebben en die gevaar lopen.
Als dat lukt, zijn we al een heel eind op weg naar genezing van onze samenleving.

Inspiratie: “Tijd van woede, een geschiedenis van het heden”, Pankaj Mishra

Maria
ma 17 augustus '20

Zaterdag 15 augustus 2020 – Onze-Lieve-Vrouw Ten Hemelopneming (jaar A)

Ik heb nog de tijd meegemaakt dat men bewust afstand nam van het oude beeld van God als de almachtige Schepper van hemel en aarde. De vreeswekkend rechtvaardige Rechter ook, die ons aan het eind zal oordelen.
En die ons onverbiddelijk en voor altijd zal verwijzen naar de hemel of de hel.
Het was een beeld dat vooral angst inboezemde.
En eind jaren vijftig, begin jaren zestig moest dat archaïsche beeld steeds meer wijken voor een beeld dat veel dichter aansloot bij datgene wat Jezus zelf ons gebracht heeft: dat van de barmhartige en liefdevolle Vader, die zielsveel van ons houdt.
Het duurde echter niet lang of ook daar kwam alweer kritiek op.
Sommigen vonden dat dit beeld van liefdevolle Vader een serieuze hinderpaal vormde voor mensen die alleen maar slechte ervaringen met hun aardse vader (gehad) hadden. Maar zo kan je natuurlijk blijven doorgaan.
Voor hetzelfde geld en met meer reden, kan je zeggen dat juist zo’n mensen zich kunnen optrekken aan een God die wél een goede Vader is en van hen houdt.

Moeder
Misschien kan je ook hetzelfde zeggen over Maria, voor mensen die geen al te beste relatie hebben met hun moeder.
Je moet dan natuurlijk wel voorbij een torenhoog en zeer oud taboe, dat stelt dat vaders wel al het geld kunnen opdrinken en vrouwen en kinderen slaan, maar dat moeders altijd zielsveel houden van hun kinderen. Onze tijd en vooral de media hebben korte metten gemaakt met dit taboe. Toch wordt er, zeker in godsdienstige middens, weinig over gesproken.
Maar ik ken mensen die zich sterk geborgen weten bij Maria. Juist omdat ze bij haar de warmte en genegenheid vinden die ze van hun eigen moeder nooit gekregen hebben.
Het is natuurlijk een kleine minderheid, zoals ook de moeders die hun kinderen de genegenheid ontzeggen waar ze recht op hebben, een kleine minderheid blijven.
Maar ze zijn er, en voor één keer mag dat ook wel eens gezegd worden, want voor die kinderen is Moeder Maria vaak de enige toevlucht.

Mens
Voor de overgrote meerderheid van de mensen die Maria vereren heeft de aanhankelijkheid en de genegenheid voor haar natuurlijk een heel andere grond.
Een grond die zo sterk doorwerkt dat nogal wat vrome mensen gevoelsmatig dichter bij Maria staan dan bij God.
En die grond is niets anders dan het besef dat Maria voor 100% “één van ons” is.
De status van Jezus is voor vele mensen eerder vaag. Het christelijke leerstuk dat Jezus “volledig God en volledig mens” is, maakt het hun niet gemakkelijk.
Van Maria kan je tenminste onbekommerd zeggen dat ze helemaal één van ons is. Ze is weliswaar Gods lieveling én de Moeder van Jezus, maar ze is in ieder geval 100% mens. En dus . . . “begrijpt ze ons beter”.
Niet-katholieke, vooral ook protestantse mensen, kijken vaak nogal zorgelijk naar de soms erg uitbundige Mariaverering bij de Roomse broeders. Ze vrezen dat Maria zo langzamerhand een soort goddelijke status heeft gekregen en vaak de plaats van God en van Jezus heeft ingenomen.
Dat de Mariaverering, vooral in de zuiderse landen, soms enigszins buitensporig kan genoemd worden, heeft echter juist een heel andere reden. De basis van het onwankelbare vertrouwen in haar is niet dat zij gezien wordt als een soort godin maar juist als een mens, iemand van ons maar die, vergeef me de uitdrukking, die het heel ver gebracht heeft, die heel dicht bij God staat.
Maar die méns is, die denkt en praat en voelt zoals wij. Die ons dus volkomen begrijpt. Vandaar dat Maria zo’n grote rol speelt bij het smeekgebed, als wij iets willen verkrijgen: zij begrijpt ons, zij kent onze miserie, onze angsten en onze pijn uit de eerste hand.

Verhoring
Misschien toch nog iets over dat smeekgebed.
Het spreekt vanzelf dat als je een smeekbede tot God richt dat je er dan van uit gaat dat God niet een onpersoonlijke, vage kracht is, maar Iemand die echt op je betrokken is, die je volgt en gadeslaat, die van je houdt.
Maar als Hij van mij houdt, hoe komt het dan dat ik zo vaak niet verhoord wordt?
Omdat God, God is. Niet een goedhartige opa die, als wij braaf zijn, niet anders kan dan al onze wensen involgen.
Als God dat deed, alles doen en geven wat wij vragen, dan zouden wij God zijn en Hij ons knechtje. Maar zo is het natuurlijk niet.
God respecteert onze vrijheid en kijkt toe hoe wij voortdurend keuzes maken. Maar God is zelf ook vrij en bovendien is Hij God. En Hij heeft ook plannen met ons, Hij wil ons ergens naartoe lokken. Als wij Hem nu iets vragen dat tegen zijn eigen doelstelling ingaat, zullen we op onze honger blijven. Als Hij echter ook zijn doel kan bereiken op een manier die overeenkomt met onze smeekbede, zal Hij, omdat Hij van ons houdt, alle wegen ombuigen en alle plannen veranderen om in te gaan op ons verzoek.
Smeekgebed heeft dus wel degelijk zin.

Een nabije God
ma 10 augustus '20

Zondag 9 augustus 2020, Negentiende zondag door het jaar (jaar A)

Zit u ook met dat gevoel dat de God uit het Oude Testament een eerder angstaanjagende God is, die de legers van Israël vergezelt, soms zelfs voor hen uitgaat om dood en verderf te zaaien onder hun vijanden?
Een theatrale God ook, die imponeert met donder en bliksem, en die toch wel heel erg verschilt van de voorstelling die wij dankzij Jezus van God gekregen hebben.

Zachte bries
Maar eigenlijk is dat verschil vaak alleen maar schijn. Het lijkt in het Oude Testament alleen maar om een andere God te gaan omdat die teksten je vaak op het verkeerde been zetten. Bij een zorgvuldige lezing blijkt dat de joden wel denken en hopen dat God met hen mee ten strijde trekt, maar vaak lijden ze dan toch maar een smadelijke nederlaag.
En wat betreft de bombastische verschijnselen die in het Oude Testament met elke godsopenbaring gepaard lijken te gaan en die elke Hollywoodregisseur doen watertanden, die blijken alleen maar een soort stijlfiguur te zijn, die de openbaring moet aankondigen.
De openbaring zélf, het spreken van God, gaat met heel wat minder lawaai en gedruis gepaard. Dat spreken van God is een heel intiem gebeuren. Het vindt plaats in je hart. En gaat helemaal niet vergezeld van storm of “tekenen aan zon en maan”, maar het lijkt eerder op het “suizen van een zachte bries”, zoals de eerste lezing de ontmoeting van Elia op de Horeb beschrijft.
Anderzijds, dat spreken van God mag dan al zacht en niet-opdringerig zijn, het is altijd wel bijzonder helder, niet voor misverstanden vatbaar.

Orakels
Heel anders dus dan de vroegere orakels. In de oudheid gingen invloedrijke mensen als ze een belangrijke beslissing moesten nemen altijd te rade bij een of ander orakel. Zo’n orakel, dat was nog eens wat. Het bevond zich op heilige plaatsen, waar de godheid sprak door middel van een meestal zwaar gedrogeerde priesteres. Gedrogeerd inderdaad, maar altijd bleek ze toch nog net genoeg bij haar zinnen om heel geraffineerde en heel dubbelzinnige uitspraken te doen.
Koning Cresus bijvoorbeeld, die een oorlog wilde beginnen tegen het geweldige Perzische rijk, kreeg van het orakel te horen: “Een machtig rijk zal ten onder gaan”. Content en helemaal gerustgesteld begon Cresus dus aan de verovering van Perzië. Maar al vlug bleek dat het zijn eigen rijk was dat compleet ten onder ging.
Het orakel had dus altijd gelijk en je kon er dan ook eigenlijk niets mee aanvangen.

Eenduidig
Als God echt tot je spreekt, dan is dat nooit dubbelzinnig, maar kristalhelder.
En hoewel het spreken van God is als “het suizen van een zachte bries”, kan je het nooit “weg-interpreteren”, je kan er nooit alle kanten mee uit.
Natuurlijk zal iemand die niet gelooft alles wat wij hier behandelen terugbrengen tot inbeelding en ervan uitgaan dat heel dat “spreken van God” in werkelijkheid vanonder je eigen hersenpan vandaan komt.
Maar een gelovige weet intuïtief dat dit “van verder” komt: het is glashelder, strijkt vaak tegen de haren in en hoewel je het kan negeren, staat het er als in de rots gebeiteld.

Hoop
Dat spreken van God en de inzichten die we daaruit meekrijgen kan ondertussen over van alles gaan. Vooral echter over ons eigen leven. God wil ons vormen. En ons helpen om ons leven zinvol uit te bouwen. Het heeft dus niks onbehoorlijks om God te vragen je daarbij te helpen. Je moet niet per se altijd iets vragen voor andere mensen. Je mag gerust ook wat voor jezelf vragen.
God wil echt iets betekenen in je persoonlijk leven. Bid. Ga altijd meer en meer intiem met Hem om. Leg je probleem voor Hem neer. Spreek erover.
Vraag om je te helpen. Spreek over je angsten, je mislukkingen en ook over wat je tóch al bereikt hebt. Over je obsessies en verslavingen én over wat je blij maakt.
En na een tijd zal je merken dat spreken met God en met Christus vooral luisteren is.
En God zal je, op de eerste plaats, rust geven. En hoop. Vooral hoop. Bij alles wat je overkomt.

Minnaar
Wij mogen met onze mislukkingen en onze kwetsuren bij Hem komen. De verrezen Heer toont altijd zijn eigen wonden. Hij is zelf geslagen, vernederd, verwond en gekruisigd geweest voor Hij verrees.
Hij is een lichtbaken van hoop. Hoop door alle pijn heen.
En omdat Hijzelf, zoals we dat zeggen bij de consecratie, zelf alles heeft doorgemaakt wat wij ooit kunnen doormaken, mag Hij ons ook troosten, mag Hij ons hoop geven.
Want onze God is geen Albeheerser die majestueus troont boven de planeten.
Hij is een nabije God, die met ons meeleeft, bij wie we zwak en kwetsbaar mogen zijn.
Die ons koestert als alles tegenzit en wij het niet meer zien zitten.
Die nieuwe deuren opent als alle andere deuren voor ons dichtgeslagen worden.
Die ons altijd weer toekomst biedt, het nooit met ons opgeeft.
Hij houdt van ons. God is een minnaar die zich door onze nukkigheden nooit uit het veld laat slaan. Die altijd terugkomt.
Soms zou je zelfs gaan denken: het is God die ons aanbidt. . .

Bij de mensen zijn
ma 03 augustus '20

Zondag 2 augustus 2020, Achttiende zondag door het jaar (jaar A)

Jezus is al een ganse dag, misschien zelfs al dagenlang met een grote groep mensen onderweg. Hij luistert naar hun problemen, bemoedigt hen, geneest hun kwalen en geeft hun onderricht. En de mensen hangen zodanig aan zijn lippen, dat zelfs bij het vallen van de avond van naar huis gaan geen sprake is.
En hoewel ze zonder twijfel honger beginnen te krijgen, maakt Jezus geen aanstalten om hen weg te sturen.
De apostelen echter, en dan op de eerste plaats waarschijnlijk Petrus, het heftige haantje, zijn daar veel realistischer in en willen zonder verder uitstel de evacuatie organiseren.
Maar Jezus houdt hen tegen. En dan komt het wonder van de broodvermenigvuldiging. Het is geen magische truc. En er is ook geen mecenas in het spel die sponsort en karrenvrachten brood laat aanrukken.
Er gebeurt een groter wonder, iets wat helemaal nog nooit gezien is.
Gevolg gevend aan de woorden van Jezus en vooral aan die formidabele blik van Hem, zoals ik mij dat graag voorstel, die donkere ogen, dat sterke gelaat waarvan de kracht alleen getemperd wordt door de liefde die eruit spreekt, beginnen duizenden mensen alles wat ze bij hebben met elkaar te delen.
Niet enkele goede zielen, maar allemaal halen ze zelfs het meest voorzichtig verborgen gehouden reserverantsoentje boven en delen het met hun buren.
En allen aten tot ze verzadigd waren, staat er.

Honger
En dat kan natuurlijk ook doorgetrokken worden naar onze tijd, en naar de hele wereld. Er zijn genoeg middelen voorhanden om ervoor te zorgen dat over heel de aarde niemand honger hoeft te lijden.
Maar waarom moeten er tot op vandaag dan ontelbare mensen, vooral ook kinderen, sterven aan ondervoeding?
Misschien kunnen wij daar persoonlijk niet zoveel aan verhelpen. Maar ook een druppel op een hete plaat is er één. En het zou in ieder geval getuigen van menselijkheid als wij daar minstens af en toe van wakker lagen.
Vandaag, 2 augustus, is het 20 jaar geleden dat men in het landingsstel van een Sabenatoestel uit Guinea de doodgevroren lichamen vond van twee Afrikaanse jongens. Ze hadden, in al hun naïviteit, een handgeschreven brief bij, gericht aan “de leiders van Europa” met daarin een smeekbede voor hulp aan de kinderen van Afrika.
Vandaag staan de mensen daar geen centimeter verder. De oogst in Oost-Afrika is verwoest en de honger staat opnieuw voor de deur.
Beroert ons dat nog als wij ons opmaken voor onze vakantie of jammeren omdat, wegens corona, een fuif of barbecue niet kan doorgaan?

“Moderniseren”
Het evangelie van vandaag leert ons nog iets anders.
Het feit namelijk dat Jezus mensen nooit wegstuurt; integendeel, Hij zoekt ze op.
Soms trekt Hij zich terug om alleen te zijn en te bidden maar altijd weer opnieuw zoekt Hij daarna de mensen terug op, wil Hij hun nabij zijn, iets voor hen betekenen, hen bemoedigen en bevestigen.
Hen, zo nodig, rechttrekken en genezen. Mensen nabij-zijn is een centraal begrip in het leven van een christen. Misschien moeten wij daar ook wat meer aan denken bij het organiseren van de pastoraal in onze parochies.
Zitten wij niet nog te veel gevangen in een mentaliteit uit de jaren 60 en 70, te veel bezig met het “moderniseren” van de Kerk?
Het organiseren van recepties en barbecues. Het vervangen van Missen door gebedsdiensten en van de vroegere alwetende pastoors en zich met alles moeiende onderpastoors, door even autoritaire leken.

Cyberkerk?
Eigenlijk heeft dat allemaal geen enkele toekomst zolang wij er blijven van uitgaan dat de mensen naar ons moeten komen en gelokt moeten worden door wat wij hun aanbieden “meer bij de tijd te brengen”.
Ik moet daar altijd aan denken als ik een priester zichzelf hoor prijzen omdat hij “zijn” Mis in deze coronatijd op het internet plaatst en op die manier “zijn mensen nabij blijft”. Dat is mooi. Maar als er niet méér is, vrees ik dat dat soort nabijheid dezelfde is als die die je krijgt van een goudvis in een bokaal op de kast.
De Kerk van de toekomst zal een Kerk zijn die de mensen nabij is door naar hen toe te gaan, daar waar ze werken en zich ontspannen.
Christenen zullen moeten prominent aanwezig zijn in de bedrijven en winkelcentra, in vakbonden en scholen, in ziekenhuizen en in zorgcentra, in asielcentra en jeugdverenigingen. Kortom overal waar mensen werken, genieten en afzien.
Dat vergt dan wel een serieuze reorganisatie van de Kerk.
Maar we zullen het aankunnen.
Het moet. Er is geen weg terug.

Kies verstandig, kies voor goed-zijn
di 28 juli '20

Zondag 26 juli 2020, Zeventiende zondag door het jaar (jaar A)

De laatste weken hebben we het vaak gehad over gelukkig zijn, over het vinden van levensvervulling. Maar als ik mijn eigen teksten daarover nadien opnieuw lees, dan merk ik dat de verleiding altijd groot is om die zaken eerder negatief te benaderen, om vooral te benadrukken waar geluk en levensvervulling niet te vinden zijn.
En dat leidt natuurlijk regelrecht naar mijn persoonlijke dada en nog voor ik er erg in heb, sta ik hier van jetje te geven tegen de consumptiemaatschappij en de reclame, die ons voortdurend wegen en middelen aanprijzen die ons op geen enkele manier dichter bij het beoogde geluk brengen.
Vandaag echter nodigen Jezus’ parabels ons uit om de zaken op een meer opbouwende manier te benaderen. En om het nu eens onomwonden—niet met vage begrippen—maar concreet en onomwonden te hebben over wat ons nu wél gelukkig maakt en levensvervulling geeft.
Het is duidelijk dat wij dat gelukkig-zijn en die levensvervulling pas kunnen vinden als ons leven beantwoordt aan de bedoeling ervan en als het beantwoordt aan het diepste verlangen in ons.

Rijk Gods
Voor een christen vallen de bedoeling van ons leven en het diepste verlangen in ons helemaal samen. Omdat Diegene die ons gewild heeft en die wil dat wij een zinvol leven leiden, ook dat diepe verlangen in ons heeft gelegd. Volgens het evangelie nu zijn beide, zowel de bedoeling van ons leven als het diepste verlangen in onszelf, gericht op de vestiging van het Rijk Gods. Want dát is de parel en de schat die wij in ons leven op het spoor moeten komen.
Die schat en die parel, dat Rijk Gods waarin mensen levensvervulling vinden, is ondertussen heel dichtbij, je vindt het dicht bij huis, op de markt, in de akker, m.a.w.: in het gewone dagelijkse leven.
Je moet er geen zeeën voor doorkruisen, geen ontdekkingstochten voor ondernemen, geen legendarische vorsten in magische koninkrijken opzoeken. Je vindt het vlak onder je neus, in het leven van elke dag.

Omgaan met elkaar
Want het Rijk Gods is geen plaats, maar een manier van omgaan met elkaar. Een manier van omgaan met elkaar zoals God zich dat gedroomd heeft en die helemaal samenvalt met ons diepste verlangen.
Het gaat om een manier van leven met elkaar waarin we Jezus navolgen.
En een manier van omgaan met elkaar waarbij we, en hier valt het grote woord, waarbij we zo goed als God willen zijn voor elkaar. We zullen daar uiteraard nooit volledig in slagen. Zoals er onkruid groeit tussen de tarwe, zo zal er ook altijd aarde kleven aan de schat die wij opdelven in onze akker.
Het Rijk Gods zal pas ten volle werkelijkheid worden als wij, na onze dood, helemaal zijn opgenomen in het leven van God zelf.
Maar het is belangrijk dat wij ons inzetten opdat dat Rijk al zo goed en zo vaak mogelijk oplicht in ons aardse leven. Ons eigen geluk hangt ervan af.
Het Rijk Gods is dáár, krijgt gestalte overal en telkens als mensen liefdevol omgaan met elkaar, elkaar vergevend en elkaar bevrijdend.
Het licht op, telkens wanneer mensen andere mensen bevestigen, rechttrekken, elkaars eenzaamheid doorbreken, elkaar zorgend nabij zijn.
Het licht op, waar mensen het goede in elkaar bevorderen en de haat en de woede uit elkaars hart laten wegvloeien.
Het is daar, waar mensen God toelaten om via hen andere mensen tot leven te wekken.

Wilsakte
En het Rijk Gods ligt doodeenvoudig gewoon voor het grijpen. Maar je moet het wel willen, ervoor openstaan, het zoeken. Het is niets anders dan het bewust binnenhalen van Gods liefde in onze wereld.
Het is bewust kiezen voor goedheid en daarna ervaren dat precies dat kiezen voor goedzijn tegemoetkomt aan wat God van je verlangt en tegelijk je eigen diepste verlangen vervult en je gelukkig maakt.
Je hebt natuurlijk mensen die vanuit hun natuur, hun aard en hun genen liever en vriendelijker zijn dan anderen. Maar hier gaat het om een echte keuze die je maakt. Een keuze die meer te maken heeft met verstand en wil, dan met aanleg of gevoel.
In Lubbeek op het kerkhof heb ik ooit een grafschrift gelezen dat me nu nog altijd heel erg aanspreekt: “Zij was een schrandere vrouw en daarom koos ze voor het goede”. Daar stond niet: zij was door en door goed, zij was gevoelig en beminnelijk van aard. Neen, er stond: zij was een schrandere vrouw en dus koos ze voor het goede.
Dat is het dus helemaal. Het gaat om een wilsakte. Kiezen voor het goede, doe je omdat je overtuigd bent dat dat de weg is naar levensvervulling. Omdat die weg, dat bewust kiezen voor het goede, ondanks de ongemakken en de pijn die onvermijdelijk zijn, tegemoet komt aan je eigen diepste verlangen.

Gods anders-zijn
di 21 juli '20

Zondag 19 juli 2020, Zestiende zondag door het jaar (jaar A)

In de eerste lezing botsen we vandaag op een niet-alledaagse gedachte. Sprekend over God, zegt de schrijver: “Uw macht is de grond van uw rechtvaardigheid, en omdat Gij over allen heerst, behandelt Gij allen ook met zachtheid”.
Dit is in ieder geval niet een gedachte die spontaan in ons opkomt als we het hebben over heersers en machthebbers in het algemeen.
Duizenden jaren menselijke geschiedenis hebben ons geleerd dat je van dat soort mensen niet teveel rechtvaardigheid en zeker geen zachtheid moet verwachten.
Terwijl ook Jezus over de machtigen spreekt met de milde ironie die Hem zo kenmerkte: “Gij weet”, zegt Hij, “dat zij die de volkeren met ijzeren vuist regeren, zich weldoeners laten noemen, maar zo moet gij niet doen”.
Je kan dus rustig stellen (en op goede gronden) dat te veel macht in dezelfde handen nooit goed is voor hen die er aan onderworpen zijn.

Anders
Maar waarom wordt hier in de 1ste lezing dan gezegd dat juist de absolute almacht van God de bron is van zijn rechtvaardigheid, zijn geduld, zijn zachtheid en zijn neiging tot vergeving?
De reden hiervan ligt eigenlijk voor de hand.
Ook de meest angstaanjagende menselijke tiran moet altijd beducht zijn voor het feit dat hij van de ene dag op de andere zijn macht kan verliezen.
Hij kan het zich gewoon niet permitteren van rechtvaardig, barmhartig, geduldig en vergevingsgezind te zijn omdat hij zich voortdurend met alle macht staande moet houden. Bij God ligt dat helemaal anders.
Vergeleken met God, Schepper en Instandhouder van een werkelijkheid die zo immens is dat wij ze niet eens kunnen denken, zijn al die aardse machthebbers alleen maar poppetjes, kleine nep-godjes die driftig staan te zwaaien met hun plastieken drietandjes, schertsfiguren die even het toneel op mogen om dan voorgoed weer te verdwijnen.
Vergeleken met die aardse poppenkastfiguren, is de almacht van God zo totaal en vanzelfsprekend dat Hij zich niet moet bedreigd voelen of verdedigen.
God kan zich bij wijze van spreken de luxe permitteren om barmhartig te zijn. En omdat Hij de God van Jezus Christus is, de liefdevolle Vader, kán Hij niet alleen liefdevol, barmhartig, geduldig en vergevend zijn, maar ís Hij dat ook, wil Hij dat ook zijn. Alleen op die manier kan je de schrijver van het boek Wijsheid begrijpen, als hij stelt dat juist Gods almacht de grond van zijn rechtvaardigheid en zijn welwillendheid is.

Schepper
Laten we daar nog even op verder gaan.
Heb jij dat ook als je naar zo’n wetenschappelijk programma over de kosmos kijkt, dat je dan helemaal overmand wordt door het besef dat hoe meer onze kennis toeneemt, hoe meer het blijkt dat we eigenlijk niets weten of zo goed als niets?
Dat de werkelijkheid zo onbevattelijk diep en uitgestrekt is, dat wij het 19de-eeuwse beaat geloof dat wij ooit alles zullen begrijpen moeten loslaten, want dat is niet zo. En elke nieuwe wetenschappelijke kennis verscherpt het besef dat ons oude weten maar een rommeltje was en dat alles volledig herzien moet worden. En dat dit eeuwig zo zal verdergaan.
En eigenaardig, in plaats van dat dit besef ons zou verpletteren brengt het een zekere rust teweeg. Voor gelovigen is het dan de evidentie zelf dat de Maker en Instandhouder van die immense werkelijkheid zich onmogelijk bedreigd kan voelen door een mens of door wie of wat dan ook. En dat die Schepper er geen enkele nood aan heeft om zich te gedragen als een aardse potentaat. Maar dat Hij zich verheugen kan in goedheid, schoonheid, harmonie en poëzie, waar zijn Schepping zo sterk van doortrokken is. Goedheid, schoonheid, harmonie en poëzie, en die ook leven in de mens.

Geduld
Het gevolg daarvan is dat God zich ook nooit zal laten kennen als de rusteloze verdelger van alle kwaad, als de onmiddellijke bestraffer van elke onrechtvaardigheid, als een schrikwekkende rechter die mensen scherp in het oog houdt en voortdurend vonnissen velt en uitvoert.
De 3 parabels die we vandaag te horen krijgen (en vooral dan die over het onkruid tussen de tarwe) vertellen ons over het oneindig geduld dat God met ons heeft. Kwaad wordt niet onmiddellijk gestraft. Ooit zullen wij geoordeeld worden op onze manier van leven. Maar dat zal pas helemaal aan het eind gebeuren.
Tot dan wil God blijven geloven in de groeikracht van het goede in ons. En Hij wil dat goede verleiden tot groei. Door ons altijd weer opnieuw te vergeven en nieuwe kansen te geven. Door ons te helpen om de razernij van onze wil tot bedaren te brengen en door alles wat wij aan liefdeskracht in ons hebben naar buiten te lokken. God heeft oneindig veel geduld met ons. Omdat Hij ons oneindig liefheeft. Maar ons aardse leven is natuurlijk eindig en uitstel is erg riskant, want morgen kan het gedaan zijn.
Toch denk ik soms, maar dat is natuurlijk een erg subjectieve gedachte, dat God nog het meest plezier heeft van iemand die zich pas op late leeftijd helemaal naar Hem toekeert. Ik denk dat tenminste.
Ouder wordende zondaars koesteren wel meer dergelijke fantasieën.

Pagina's