Nieuws uit de parochie

Je eigen mening vormen
ma 28 augustus '17

Zondag 27 augustus 2017 – 21ste zondag door het kerkelijk jaar A

Onlangs zei iemand mij: eigenlijk is het feit dat je christen bent iets heel relatiefs. Als jij in Japan geboren was, dan was je nu naar alle waarschijnlijkheid een boeddhist of een shintoïst. Dat is ongetwijfeld juist. Als Etienne Vermeersch in Djakarta geboren was, dan was hij nu vermoedelijk een vrome moslim. En als mijn huisdokter in het Braziliaanse regenwoud geboren was, dan was hij daar bijna zeker de plaatselijke tovenaar. En -om het met een echt Zoutleeuwse boutade af te sluiten- als mijn moeder met de koning was getrouwd, dan was ik nu prins Lucien.
En dat is allemaal juist. Maar dat zijn allemaal vaststellingen en beweringen, maar geen argumenten. Het hedendaagse atheïsme staat overigens helemaal bol van dat soort beweringen die geen argumenten zijn.

Overtuiging
Natuurlijk heeft het feit dat ik geboren ben binnen een christelijke cultuur en in een christelijk gezin, iets waar ik niet voor gekozen heb, een enorm grote rol gespeeld in het tot stand komen van mijn christelijke overtuiging.
Maar – en misschien staan wij daar niet genoeg bij stil – dat geldt voor al onze overtuigingen. Wij hebben er niet voor gekozen ze te hebben.
Natuurlijk is de beginsituatie, het milieu waarin ik geboren ben, sterk oriënterend. Maar daarna komen de mensen die ik ontmoet, de boeken die ik lees, de positieve en de nare ervaringen die ik opdoe in het leven, en al die dingen te samen vormen mijn eigen overtuigingen. En die kunnen zeer goed helemaal ingaan tegen wat je normaal gezien van mijn “afkomst” zou mogen verwachten. Zeker in een maatschappij als de onze, waar je volop de kans en de mogelijkheid krijgt om vertrouwd te worden met andere levensopvattingen en overtuigingen, kan je intellectueel volkomen eerlijk kiezen voor je christelijke overtuiging. Ook al is je familie al katholiek van in de tijd van Asterix en Obelix.

Kiezen
Het is zelfs gemakkelijker om overtuigd christen te zijn als je de kans kreeg om andere overtuigingen beter te leren kennen. Zolang een levensopvatting onbekend is kan ze intrigeren en kan je geneigd zijn, afhankelijk van je karakter, om er allerlei positieve dingen in te vermoeden. Maar hoe beter je ze leert kennen, hoe meer je terug geboeid kan geraken door je eigen christelijk geloof. Bij mij was dat althans het geval. Ik ga nu niet de fout maken van Gwendolyn Rutten en zeggen dat onze eigen opvatting superieur is. Maar het is wel duidelijk dat het christendom met zijn centraal stellen van liefde, vergeving en zorg voor mensen, uniek mag genoemd worden. Samengevat: je kan dus wel degelijk heel bewust kiezen voor het christelijk geloof. Ook als je uit een christelijk milieu komt en christelijk bent opgevoed. Hoe meer je andere levensopvattingen leert kennen en ze vergelijkt met je eigen geloof, hoe meer je beseft dat het christelijk geloof wel een heel aparte plaats inneemt in dat bijzonder kleurrijke geheel. En hoe groter de kans dat de schoonheid ervan je zo aanspreekt dat je er heel bewust voor kiest.

Doel
Volgens het christendom is God, Liefde. En dat is meer dan zomaar een statement. Daaruit volgt immers de centrale stelling dat het doel van het leven van een mens, zijn ultieme ontplooiing, ligt in het uitgroeien tot een liefdevol wezen. En dat uitgroeien tot een liefdevol wezen, dat wordt niet bereikt door het naleven van allerlei geboden en verboden, niet door ascese, door jezelf te pijnigen, noch door het ontvluchten van elke pijn via meditatie, maar door je open te stellen voor God. Je door Hem beetje bij beetje te laten omvormen tot iemand die zijn levensgeluk vindt in het liefdevol omgaan met mensen en met de hele schepping. Om je echter voor God te kunnen openstellen, moet er eerst nogal wat puin geruimd worden. Er steekt, vanaf onze kindertijd, zoveel opgehoopte pijn en kwaadheid in ons, dat wij gewoonlijk niet bekwaam zijn om zomaar te functioneren als liefdevolle wezens. En ook op dat punt moet God ons helpen.

Diepe genezing
God moet ons helpen om te vergeven. En zo komen we bij het tweede basisbegrip van het christendom: de vergeving. God moet ons steeds meer bekwaam maken om heel diep te vergeven, al de mensen die ons ooit hebben pijn gedaan, vernederd, belachelijk gemaakt en ons daarmee hebben getekend voor het leven. Wij moeten hen oprecht vergeven. Ook diegenen waarvan wij ons niet eens bewust zijn dat zij ons ooit hebben pijn gedaan. Wij kunnen pas uitgroeien, worden zoals wij bedoeld zijn, als wij iedereen vergeven die ons ooit heeft pijn gedaan. Vergeven, niet verontschuldigen of vergoelijken, maar vergeven. Alleen dan kunnen wij echt liefdevolle mensen worden, ons helemaal ontplooien en gelukkig zijn.
Hoe uniek is dit toch, vergeleken met andere geloven. En hoe helemaal haaks staat dit toch op de leegte die ons dagelijks tegemoet walmt vanuit de media: altijd maar bezig zijn met jezelf. Ik vind die christelijke visie op liefde en vergeving zo mooi dat ik daarom alleen al volgeling van Jezus zou worden. Jezus – en dat is het sluitstuk van ons geloof – van wie wij aannemen dat Hij niet zomaar een groot leraar of profeet was maar Godzelf is, in de gestalte van een mens.


De cultuur van het narcisme
ma 21 augustus '17

Zondag 20 augustus 2017 – 20ste zondag door het kerkelijk jaar A

Misschien is het selfie-verschijnsel, het nemen van foto’s van jezelf, wel het meest onthullende symbool van het groeiend narcisme in de westerse samenleving. Ik werd er voor het eerst met mijn neus op gedrukt, enkele jaren geleden op het Sint-Pietersplein te Rome toen wij daar met een groep parochianen op bedevaart waren.

Raar
Zoals paus Franciscus dat blijkbaar gewoon is reed hij in zeer kleine rondjes door de menigte om toch maar zoveel mogelijk mensen bijna persoonlijk te ontmoeten. Maar tot mijn verbazing keerden, op het moment dat de paus langskwam, opvallend veel mensen zich met hun rug naar hem en namen ze met hun toestel op zo’n metalen staaf een foto. Want een foto van mij met daarachter de paus is blijkbaar veel opwindender dan de ontmoeting zelf. Ik denk dat dat de kern van de zaak is: “Ik ben ongelooflijk belangrijk”. En bekende personen en monumenten worden herleid tot decorum, tot achtergrond bij mijn optreden. Tegenwoordig zie je ook mensen in restaurants foto’s nemen van wat ze gaan eten en dat doorsturen via facebook. Want buiten zitten velen natuurlijk ademloos te wachten op deze belangrijke informatie. Je kan daar misschien de schouders voor ophalen, maar als ons individualisme nog verder afzakt naar puur narcisme, dan gaat uiteindelijk heel het sociale weefsel kapot en stort onze samenleving in.

Oplossing?
Je kan het natuurlijk ook meer stoïcijns bekijken, zoals onlangs nog een filosoof en hoogleraar in de psychiatrie verklaarde: uiteindelijk lost dat zichzelf op. Het probleem is té veel welvaart en een té lange periode van vrede, zei hij. Het Romeinse Rijk heeft hetzelfde meegemaakt. Als er straks weer oorlog komt zijn de mensen wel verplicht om opnieuw zorg te dragen, zich zelfs op te offeren voor elkaar. Dat doet me denken aan diegenen die zeggen: als er morgen oorlog is zitten de kerken terug vol. Maar moeten wij niet juist met al de kracht en vindingrijkheid die in ons is werken om die oorlog te voorkomen, juist door dat krankzinnig hollend individualisme tegen te gaan en niet alleen oog te hebben voor het lachwekkende maar ook voor het gevaar van ons groeiend narcisme?

Mythe
Want naar alle waarschijnlijkheid staan we veel dichter bij oorlog dan wij doorgaans denken. En dan heb ik het niet over president Trump of over de gevaarlijke gekken die op vele plaatsen in de wereld aan de macht zijn.
Maar over het feit dat onze altijd stijgende welvaart, dat altijd-maar-meer niet kan blijven duren. Over het feit dat onze westerse rijkdom voor een groot stuk gebouwd is op vervuiling, uitputting van de natuur en uitbuiting van mensen. Zelfs als je daar geen morele bedenkingen zou bij maken, weet je gewoon dat dit niet kan blijven duren. Wij zijn de laatste generatie die het beter heeft dan de vorige. Die ná ons komen zullen het met minder moeten doen. Ik vind dat niet zelf uit. Gezaghebbende economen zijn daarin formeel: de mythe van de eindeloos stijgende welvaart tot in de eeuwen der eeuwen, dat is inderdaad een mythe. De werkelijkheid die er aankomt is anders. Je kan je bang afvragen wat die werkelijkheid van “vanaf nu moet het met minder” gaat aanrichten bij een generatie die van in de wieg als het ware geprogrammeerd is om te consumeren en te genieten, om altijd maar meer en altijd maar beter te verwachten. Als wij niet heel sterk gaan werken aan een andere mentaliteit, dan komt dat niet goed.

Modellen
Wij moeten terug leren om aanzien te halen uit wat wij betekenen voor de gemeenschap in plaats van het te zoeken in wat ons onderscheidt van de gemeenschap, in wat ons onderscheidt van de andere mensen. De grootte van onze wagen, ons huis en ons zwembad. Wanneer een hedendaagse westerse toerist op vakantie een rijkelijk versierde kerk binnengaat, dan zijn daar onmiddellijk gevoelens van verontwaardiging: moet dat nu, al die rijkdom? Die verontwaardiging is om te beginnen veel minder nobel dan ze lijkt, maar bovendien heeft ze vooral te maken met onbegrip. De moderne westerling kan er niet meer bij dat een rijke koopman heel veel geld gaf aan een schilderij van een heilige, omdat het de patroon was van zijn gilde.
Of dat een schoenmaker die goed geboerd had een glasraam betaalde, omdat het de kerk van zijn parochie was. Of een welstellende boer de voetbalkantine, omdat het de ploeg van zijn dorp was. Ze schonken dat niet aan de Kerk of aan het dorp, maar aan onze kerk, onze ploeg, ons dorp.
In Zoutleeuw (waar ik ooit uit de bloemkool ben gekomen) is er in de 19e eeuw ooit een volksopstand geweest toen een pastoor een volgeladen kar zilverwerk uit de kerk wilde verkopen om God weet wat voor werken te bekostigen. Die kar is nooit buiten het stadje geraakt. Na een welverdiend pakske slaag heeft die pastoor al het zilver netjes terug op z’n plaats moeten zetten.

Gemeenschap
Ik vermoed dat tegenwoordige opstandelingen onder het mom van “revolutie” en “de Kerk is rijk genoeg” dat zilverwerk gewoon mee naar huis zouden nemen. Toen niet. De mensen toen droomden niet zoals wij nu van een eigen jacht of een villa in Toscane maar die kerk, dat was hun kerk. En daar bleef iedereen vanaf, ook de pastoor. De mensen toen hadden een geweldig gemeenschapsgevoel. Als wij willen overleven moeten wij die gemeenschap terug herwaarderen. Een oud Chinees spreekwoord zegt: “Als er gras groeit in de tempel, bereid je dan voor op oorlog”. Overdreven individualisme leidt altijd naar jaloezie en agressie. Wij moeten ons terug veel meer richten op wat ons individueel persoontje overstijgt: wij moeten ons terug meer richten op ons gezin, onze familie, onze gemeenschap, op de natuur en op God. En eigenlijk weten we dat wel, en om je heen zie je stilaan tekenen die wijzen in die richting. En dat geeft hoop.


Vrees niet, Ik ben het
ma 14 augustus '17

Zondag 13 augustus 2017 – 19de zondag door het kerkelijk jaar A

De eerste lezing brengt ons vandaag het verhaal van de godsontmoeting die de profeet Elia heeft op de berg Sinaï, de Horeb, de berg waarop Mozes de 10 geboden ontving. Het is een merkwaardig verhaal, zeker voor het Oude Testament. Een Oud Testament, dat bijwijlen helemaal zwanger lijkt van overweldigende tekenen en gewelddadige scènes, van indrukwekkende natuurlijke en tegennatuurlijke fenomenen en ijzingwekkende oorlogstaferelen. Midden al dat kolkende gewoel blijkt de godsontmoeting zelf van een totaal andere orde te zijn. Al die indrukwekkende verschijnselen, al die uitingen van natuurlijk geweld en menselijke macht, zijn duidelijk begeleidende verschijnselen. Dáárin is God niet. Hier wordt duidelijk dat ze alleen maar opgevoerd worden om dát uitdrukkelijk te zeggen: daarin is God zeker niet.

Buitengewone
God is inderdaad van een heel andere orde, hij transcendeert volledig onze werkelijkheid, alles wat wij kunnen kennen of onderzoeken. Hij is de Gans-Andere. Hij is diep in ons en tegelijk overstijgt Hij ons volledig. Al van in de oertijd zoeken mensen Hem in buitengewone verschijnselen, in donder en bliksem. Ze zoeken Hem in opvallende natuurfenomenen of in verschijnselen die juist helemaal tegen de natuur ingaan en die als wonderbaarlijk en miraculeus worden ervaren. Bij Mariaverschijningen vind je dat ook altijd terug. Een donderslag bij heldere hemel, een bron die uit het niets begint op te wellen, de zon die naar beneden lijkt te tuimelen, een nooit geziene stortbui die onmiddellijk opdroogt, het zijn voor mij even zovele knipoogjes van de hemel. God weet dat wij rare snuiters zijn die houden van sensatie. Hij kent ons, Hij heeft ons tenslotte zelf gemaakt.

Poëtisch
Maar het is een soort hemelse mise-en-scène, al die verschijnselen zijn aandachttrekkers en hebben op zich geen enkele betekenis. Elia laat ze allemaal kalm aan zich voorbijgaan: donder en bliksem, storm, lawaai en gedruis: het beroert hem allemaal niet. Hij weet dat je in die dingen God niet moet gaan zoeken. Maar dan hoort hij het zachte suizen van een bries. En dan bedekt hij zijn gelaat, want hij weet dat God op dat moment
voorbijgaat. Het is een wondermooie en poëtische omschrijving van een godsontmoeting. Als God voorbijgaat word je helemaal vervuld van zijn aanwezigheid. Een omvormende aanwezigheid die je raakt tot in het diepste van je ziel. En toch lijkt het op het suizen van een zachte bries. Het is het meest overhoophalende, meest sensationele wat ons ooit kan overkomen, en tegelijkertijd in niets en op geen enkele wijze vergelijkbaar met iets wat wij doorgaans onder sensatie verstaan.

Gêne
En terwijl ik dit neerschrijf overvalt mij plots de drang om u op het hart te drukken dat ik in geen geval de indruk wil wekken dat ik regelmatig grote godsopenbaringen heb. En dat is verkeerd. Dit soort gegeneerd zijn van mij wijst erop dat die ouwe bombastische voorstellingen van godsopenbaringen taaie knapen zijn. We moeten daar komaf mee maken.
Mensen hoeven zich helemaal niet te generen om te zeggen dat ze soms Gods aanwezigheid in hun leven voelen. Via een gebeurtenis, een plots inzicht, een onverwachte troost. Moest God zich niet af en toe laten voelen in ons leven, dan zou hij ook gewoon weinig belang voor ons hebben. Wij moeten alleen maar ophouden met zijn aanwezigheid te verbinden met bombastisch vertoon want precies dáárdoor, door onze verkeerde verwachtingen, mislopen wij vaak de momenten dat Hij echt voor onze deur staat. Wij zien en voelen en horen Hem niet, gewoon omdat wij Hem heel anders verwachten.

Onmacht
Vaak denk ik zelfs dat verslaggevers van godsopenbaringen en godsontmoetingen, waaronder de evangelisten, zich nogal eens verliezen in het beschrijven van een wonderlijk decor omdat de ontmoeting zelf zo moeilijk te beschrijven valt. Iets gelijkaardigs vind je in de beschrijving van het leven van een heilige. Omdat de schrijver zelf geen heilige is, kan hij ook niet onder woorden brengen wat er omgaat in het hoofd en het hart van de heilige. En dus verliest hij zich maar in het uitgebreid verslag brengen over allerlei wonderlijke of op zijn minst opmerkelijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in het leven van een heilige. Dát kan je tenminste plastisch beschrijven en bovendien weet je dat dát vooral ook je lezers interesseert. Maar dat is zeker niet de kern, dáár gaat het niet om.

Nabijheid
Wanneer Jezus over het water wandelt of met één enkel dwingend gebaar de storm op het meer tot bedaren brengt, dan tart hij daarmee zowat alle wetten van de fysica, een heel knap stukje dus van magie en tovenarij.
Maar in werkelijkheid is het allemaal puur decorum. Wat de verhalen ons écht willen zeggen is dat Jezus ons altijd nabij is, ons nooit in de steek laat.
Ook als onze wereld lijkt in te storten, ook als wij van het ene ongeluk in het andere rollen, ook als het liefste in ons leven ons wordt afgenomen, ook als wij gekweld worden door ontroostbare bitterheid, dat dan, dat dan vooral, Hij ons nabij is, ons heel nabij is, ons draagt en van ons houdt.
En dat niet, dat nooit onze ellende het laatste woord heeft, maar Hij alleen.


Koning Salomon
ma 31 juli '17

Zondag 30 juli 2017 – 17de zondag door het kerkelijk jaar A

Dat het kramakkelig godsdienstonderwijs van tegenwoordig bij onze kinderen weinig interesse voor het geloof teweegbrengt, alleen maar onverschilligheid en zelfs afkeer, is al langer geweten. Op dit ogenblik echter is het zo ver gekomen dat zelfs mensen die helemaal niet gelovig zijn zich ernstig zorgen beginnen te maken over het godsdienstig analfabetisme van onze jongeren, in een cultuur die toch helemaal doordrongen is van het christendom. Het eindeloos gedram over waarden en alleen maar over waarden, heeft gemaakt dat onze jongeren de grote verhalen niet meer kennen. Ze staan voor een schilderij van Rubens of Van Dijck maar ze weten niet meer waar de “doop in de Jordaan” voor staat, soms zelfs niet eens “het stalletje van Bethlehem”. Ze horen de Matthäus-Passion, maar ze weten nauwelijks nog waar die Passion over gaat en al helemaal niet wie Mattheus is. Ze horen over een judaskus, een salomonsoordeel, over “het gouden kalf aanbidden” en over een “Babelse spraakverwarring” en zo nog honderden andere begrippen en uitdrukkingen die mee onze cultuur gevormd hebben, maar ze weten niet waar het over gaat. Misschien kan ik, in deze vakantie-en-komkommertijd, er daarom eens eentje uitpikken en eens wat dieper ingaan op dat fameuze salomonsoordeel.

Waarheid
Toen Salomon koning werd vroeg hij niet aan God om veel macht en rijkdom of om een lang leven maar hij vroeg de wijsheid om recht te spreken, de wijsheid vooral om te achterhalen wat waar is en wat niet. Om zich zo een juist oordeel te kunnen vormen. Omdat de meesten onder u de twintig al ietsje gepasseerd zijn, kent u misschien nog wel dat verhaal van de twee vrouwen die ruziën om een kind. Het gaat over twee lichte dames die samen een kamer delen en kort na elkaar een kind krijgen. Op een nacht echter ontdekt een van beiden dat haar baby overleden is omdat ze er per ongeluk op gelegen heeft. Veel treuren is er niet bij en met een verbazingwekkende tegenwoordigheid van geest legt ze haar dode kind in de armen van haar kamergenote en het levende kind bij haar in bed.
Wanneer de andere vrouw ‘s morgens wakker wordt heeft ze natuurlijk al vlug door dat het dode kindje niet het hare is, maar de andere geeft niet toe.
Na veel gekrakeel heen en weer wordt het geval uiteindelijk voorgelegd aan koning Salomon. Omdat er geen enkel bewijs is en beide vrouwen voet bij stuk houden, wendt Salomon dan maar voor dat hij het levende kind in tweeën zal laten hakken om aan elke vrouw een helft te geven. Waarop de echte moeder zich voor hem neerwerpt en smeekt om het kind dan maar aan de ander te geven, liever dan het te vermoorden. Terwijl de andere ijskoud reageert van: doe maar, als ik het niet krijg, zal zij het toch ook niet hebben. Bij de eerste heeft duidelijk het moederhart gesproken en de echte moeder is daarmee gekend. Het zoveelste bewijs van het ongeëvenaarde vermogen van Salomon om recht te spreken, om een onderscheid te maken tussen waarheid en leugen.

Onvooringenomen?
Aan dat vermogen om een onderscheid te maken tussen waar en niet waar hebben wij in onze tijd meer nood dan ooit tevoren. Nu wij een explosie meemaken van communicatiemiddelen en wij overspoeld worden door een lawine van gegevens, data en nieuwsfeiten. Vooral het nieuws dat ons bereikt via de sociale media vormt soms een probleem. Maar ook de gewone media kunnen absoluut geen aanspraak maken op de neutraliteit en de objectiviteit die zij beweren na te streven. Zeker op het gebied van verslaggeving over zaken die met geloof (en dan vooral christelijk geloof) te maken hebben is onvooringenomen en objectief zijn een lachertje.
Onder de voorbeelden die gewoon dagelijks voorkomen, pik ik er eentje uit, maar dan wel een heel kras voorbeeld. Enkele jaren geleden werd het ophefmakend bericht de wereld rondgestuurd over een Iers weeshuis, bestuurd door nonnetjes, waar men bij werken op een binnenplaats een massagraf met skeletten van kinderen had opgegraven. Dit ijzingwekkende bericht ging via kranten, radio en tv tot in de verste uithoeken van de aarde. Ieder die er bij was had, gewoon door te kijken, kunnen zien wat later door onderzoek bevestigd werd: dat het hier ging om dierlijke resten van de boerderij en het kleine slachthuis dat aan de instelling verbonden was. Het bericht was dus duidelijk kwaadwillig opzet. Het werd achteraf echter door geen enkele krant of tv-zender rechtgezet. En zo kan je eindeloos doorgaan.

Kritisch blijven
Nu kan het zijn dat voor de media sensatie belangrijker is dan de waarheid, maar dan moet je jezelf niet willen hullen in een kleed van objectiviteit en eerlijkheid. En met heilige verontwaardiging reageren en doen alsof de democratie in gevaar is als iemand als Donald Trump de vloer aanveegt met de pers, die hij beschuldigt van leugens en bedrog. Meneer Trump mag dan al een zotskap zijn, maar misschien bewijst hij met zijn uitvallen tegen de pers, de democratie een grotere dienst dan hij zelf wil of vermoedt. Want zware kritiek op hoogverheven en onaantastbare instellingen kan heilzaam zijn. De Kerk heeft dat noodgedwongen eerder al moeten ondervinden. De heilige, oppermachtige pers zal dat op haar beurt ook moeten leren.
Het enige wat wij ondertussen kunnen doen, is nog kritischer en alerter zijn bij datgene wat de media ons voorschotelen. En blijven hopen op een kentering. Want wanneer iemand als Donald Trump met zijn frontale aanvallen instemming vindt bij vele tientallen miljoenen mensen, dan kan dit ook een kantelpunt zijn. En zou de Westerse pers, zeker de zogenaamde kwaliteitspers, kunnen inzien dat het echt niet goed is alle nieuws in te kleuren, te vervormen of te verzwijgen als het niet past in haar eigen libertijnse en zwaar gelaïciseerde kraam. Want ofwel ben je vooringenomen, ofwel ben je objectief. Een “beetje van beide” kan niet.


Intiem samenspel
ma 24 juli '17

Zondag 23 juli 2017 – 16de zondag door het kerkelijk jaar A

De parabel van de zaaier heeft het uiteraard en op de eerste plaats over de groei van het Rijk Gods onder de mensen. Over hoe het tot stand komt, over het geduld dat men daarbij aan de dag moet leggen. Over de moeilijkheden die daarbij telkens weer opduiken. Maar het gaat dus wezenlijk over het Rijk Gods. Over het Rijk dat God onder de mensen tot stand brengt. En als zodanig wil het ook een krachtig tegengif zijn tegen elke politieke of sociaal-economische pretentie. Het Rijk Gods heeft totaal niets te maken met één of andere heilsstaat die ooit eens zal verwezenlijkt worden dankzij menselijke inspanningen. Die heerlijke toekomst die machthebbers de mensen nogal eens voorhouden, wordt in de regel trouwens nooit bereikt. Maar de voorspiegeling ervan is altijd nuttig om de huidige inspanningen en offers, soms zelfs om tirannie en concentratiekampen te “verantwoorden”. Het is daarom belangrijk van meet af aan te stellen dat het Rijk Gods geen politieke of sociaal-economische verwezenlijking is. Meestal zelfs geen permanente toestand. Het Rijk Gods licht op, dáár waar tussen mensen in een gemeenschap, in een parochie, in een gezin, God, zichtbaar mag worden. Dwz., waar mensen liefdevol met elkaar omgaan. Waar de zorg voor elkaar de hoogste prioriteit heeft.

Tandem
Het Rijk Gods is dus wezenlijk iets dat God onder ons tot stand brengt. Maar, zoals altijd, wil God ons daarbij nodig hebben. Zoals altijd gaat het ook hier weer om dat subtiele samenspel tussen de goddelijke genade en de menselijke bereidheid, de menselijke wil om erop in te gaan en er aan mee te werken. Misschien kunnen we vandaag eens de focus verleggen naar het individu. Eens kijken hoe het Rijk Gods gestalte krijgt in het binnenste van de individuele mens. Want je gaat natuurlijk nooit werken aan de totstandkoming van het Rijk Gods in je omgeving als dat Rijk niet eerst gegroeid is in je eigen binnenste. Misschien kunnen we daarom nog het best de parabel over het mosterdzaadje in de akker nemen. Ervan uitgaand dan dat Jezus, zijn woord en zijn manier van leven het mosterdzaadje is en wij de akker waarin het gestrooid wordt. Het moge dan van meet af aan duidelijk zijn dat akkers die, om welke reden dan ook onvruchtbaar en ongeschikt zijn om vruchten voort te brengen, dat ook niet zullen doen, hoezeer de zaaier ook zijn best doet. Je mag er natuurlijk niet te vlug de brui aan geven maar soms moet je als zaaier ook durven zeggen, hier heeft zaaien geen zin meer. Tenminste, zo redeneren wij als wij, de zaaier zijn.

Teleurstelling
En God? Redeneert die ook zo? Kijkt God ook zo naar ons? Wij gaan er altijd vanuit dat God met ogen vol liefde naar ons kijkt. Maar het kan toch niet anders of Hij moet zo langzamerhand zijn geloof in ons beginnen te verliezen. Wat gaat er- als ik zo’n menselijke trekken voor God mag gebruiken- wat gaat er in Hem om als Hij naar ons kijkt en ons ziet bezig zijn? Een oneindige liefde afgewogen tegen een oneindige teleurstelling.
Het gebeurt nogal eens dat wij kwaad zijn op God. Soms omwille van serieuze slagen die het leven ons toebrengt. Meestal echter om kleine tegenvallertjes. Maar zelden, om niet te zeggen nooit staan wij erbij stil welk een gigantische teleurstelling wij zijn voor God. Voortdurend. Van ’s morgens tot ’s avonds. En nu heb ik het niet over mensen die niet in Hem geloven maar over ons, mensen die zich gelovig noemen. Hoe wij voortdurend, van ’s morgens tot ’s avonds, leven of Hij er niet is. Hem tussen haakjes en op de kast zetten. Hem negeren, Hem laten weg sudderen in zijn hemel. Want wij zeggen wel dat wij het moeten doen, dat God ons wil nodig hebben, dat wij zijn liefde onder mensen gestalte moeten geven. En dat is allemaal heel mooi en fraai maar het blijft lege praat zolang wij niet werken aan onszelf. Zolang wij niet onszelf omvormen tot een vruchtbare akker waarin zijn woord als zaad kan gedijen.

Relatie
Dat zal echter nooit gebeuren zolang ons geloof alleen maar een “mening” is. Vaak zijn wij katholiek of christen zoals we zelfstandige zijn of vegetariër of lid van de Heemkundige Kring. Wij staan achter de waarden en principes die leven in die bepaalde groep en dat kleurt een facet van ons leven, maar dat is het dan ook. We geloven in God zoals wij geloven in de opwarming van de aarde of het bestaan van leven op andere planeten. Ons geloof is oprecht en we komen er ook voor uit maar terzelfdertijd is het ook maar een opvatting, een mening, die ons eigen persoonlijk leven niet echt fundamenteel bepaalt. Het simpele feit ligt daar dat, wil dat geloof echt een diepgaande invloed hebben op ons leven dan moeten wij God ook echt in ons bestaan binnen laten. Concreet wil dat zeggen dat wij moeten proberen ons zo vaak mogelijk bewust te zijn van zijn aanwezigheid. Wat wil God nu van mij? Kan ik Hem zien in wat er gebeurt? Het zijn vragen waar ik alleen maar een antwoord op weet als ik vertrouwd ben met het Evangelie. En als ik ook regelmatig met Hem spreek. M.a.w., als ik een echte relatie met Hem probeer op te bouwen. Het klinkt hoog gegrepen, maar het gaat eigenlijk om iets vrij eenvoudigs. Het gaat er om op een vertrouwvolle en vertrouwelijke manier om te gaan met God zoals een kind omgaat en praat met z’n papa. Je kan dat moeilijk ingewikkeld noemen.


Het geduld van de zaaier
di 18 juli '17

Zondag 16 juli 2017 – 15de zondag door het kerkelijk jaar A

De parabel van de zaaier houdt een hele geruststelling in voor predikanten, godsdienstleerkrachten en gelovige ouders.
Zij hebben immers als taak de persoon en de woorden van Jezus kenbaar te maken en toe te lichten. Maar of hun inspanning ook effectief vruchten zal dragen, hangt niet af van henzelf, maar alleen van God.
Zoals in het graan zit de groeikracht in het Woord zelf.
Maar dat Woord moet natuurlijk wel gezaaid worden.
Als de boer niet het juiste zaaigoed aan de aarde toevertrouwt, dan zal na verloop van tijd zo ongeveer van alles uit de grond opschieten, behalve deugdelijk graan. Zo is dat ook met het geloof.

Religieus gevoel
Mensen worden geboren met een zekere openheid voor religieuze indrukken.
Als daar niet het Woord van Jezus opgelegd wordt is de kans groot dat wij blijven steken in een sfeer van geneeskrachtige stenen, astrologie en de kristallen bol van Madame Zaza.
Vage religiositeit moet gekerstend worden om niet te verzanden in gevoeligheid en bijgeloof.
Op precies dezelfde wijze moet de mens vanuit de natuur cultuur scheppen, de natuur “cultiveren”, er iets uit puren dat de mens waardig is en hem tezelfdertijd ook verheft, hem helpt om boven zichzelf uit te stijgen.
De natuur is de onmisbare basis en moet met het grootste respect behandeld worden. Maar een tak van een boom blijft gewoon een stuk hout totdat een mens er een blokfluit van maakt en het stuk hout een onmisbaar instrument wordt voor de uitvoering van een opera van Verdi.
Dat religieus gevoel van verbondenheid, verbondenheid met de natuur, met de aarde, de kosmos, met de mensen en met God is typisch menselijk.
Een prima gevoel dus.
Er zijn tegenwoordig wel mensen die er prat op gaan dat ze geen enkel religieus gevoel hebben. Maar, zoals bij alles wat je mist, zou een zekere bescheidenheid hier meer op zijn plaats zijn. Religieuze gevoelens horen bij ons mens-zijn.

Evangelische oproep
Van de andere kant mag je in dat vaag-religieuze niet blijven steken.
Dat oer-religieuze kan je inderdaad af en toe wel een goed gevoel geven maar niemand anders dan jezelf heeft daar iets aan. Een heel steriele vorm van verbondenheid dus als jij alleen er iets aan hebt.
Sinds Jezus zouden wij moeten weten dat echte godsdienstigheid, zoals echte kunst, ons uit tilt boven onszelf.
Primaire, vage religiositeit is vaak niet meer dan een doekje voor het bloeden.
In tijden van oorlog en angst, van armoede en onwetendheid kan religie ons een zekere vastigheid geven. En hoop en rust en vertrouwen en veiligheid.
Maar het Evangelie van Jezus is juist een geweldige oproep om uit onze loopgraven en bunkers te komen, om al onze zekerheden en beveiligingsmechanismen te verlaten, uit onze schelp te komen en liefdevol naar de ander toe te gaan.
En als er nu 2 dingen zijn die totaal niet samengaan dan is het wel liefde aan de ene kant en zorgen voor je eigen rust en veiligheid aan de andere kant.
Liefde is immers per definitie uitbundig, royaal en roekeloos.
Natuurlijk schenkt het geloof dat Jezus ons bracht sterke geborgenheid en vrede in ons leven. Meer dan het kneuterig bezig zijn met onszelf ons ooit kan geven.
Maar sinds Jezus zouden wij moeten weten dat echte, dat christelijke godsdienstigheid ons uit onze schelp jaagt en ons aanzet om ons te geven aan anderen.

Onverenigbaar
Wij zouden het moeten weten. Maar. . . eigenlijk weten we het.
En maar al te goed zelfs.
Ik denk dat dát één van de echte redenen is van geloofsafval in het westen in deze tijd.
Mét de stijgende welvaart, op zich een zegen, begonnen ook een aantal veel minder fraaie verschijnselen in onze samenleving naar boven te komen: verregaand individualisme, carrièrisme, egoïsme, narcisme.
En ik denk dat mensen maar al te goed doorhebben dat toegeven aan die dingen helemaal onverenigbaar is met het evangelie. En ze kiezen dan maar voor datgene wat hen het aangenaamst lijkt.
Mensen beseffen meer dan vroeger dat het evangelie geen “religie” is, geen doekje voor het bloeden. Maar juist een oproep tot solidariteit met anderen, zeker als je het zelf goed hebt. En daar “passen” velen voor. . .
Iemand zei me ooit: het is moeilijk zedig te blijven als je omgeving een seksboetiek geworden is. Op dezelfde wijze wordt het moeilijker om solidair te zijn met mensen op de sukkel als je alle mogelijkheden hebt om jezelf van ’s morgens tot ’s avonds te verwennen en te genieten van alles en nog wat, van alles wat de welvaart je te bieden heeft.
Jezus lijkt dan een pretbederver. . .

Geduld
En toch moeten wij zijn woord blijven zaaien. En ons troosten met de gedachte dat Hij de groeikracht geeft.
Waarschijnlijk hebben wij westerlingen onze plots verworven welvaart nog niet goed verwerkt. En duurt het nog een tijdje eer wij doorhebben dat jezelf verwennen met hebbedingen wel leuk kan zijn af en toe, maar niet blijvend gelukkig maakt.
Eens we dat door hebben komt God automatisch weer in het vizier.
Ondertussen moeten wij, gelovigen, geduld hebben.
Wachten tot de euforie om Sinterklaas wat wegebt. Er zit niks anders op.
Denk aan die wondermooie woorden van Roland Holst:
Ik zal de halmen niet meer zien, noch binden ooit de volle schoven.
Maar doe mij in de oogst geloven waarvoor ik dien.


Niet voor doetjes
ma 03 juli '17

Zondag 2 juli 2017 – 13de zondag door het kerkelijk jaar A

Vandaag krijgen we weer enkele uitspraken van Jezus op ons bord die we moeilijk kunnen plaatsen omdat ze niet passen in het plaatje van de zachtmoedige mensenvriend die alleen maar wil dat wij tot leven komen en gelukkig zijn. Zoals zovele andere redenaars gebruikt Jezus regelmatig de stijlfiguur van de overdrijving. Het is een zeer probaat middel om de aandacht van de toehoorders te prikkelen. Wanneer hij zegt: als je hand je hindert, hak ze af dan weet je instinctief dat je dat niet letterlijk moet nemen. Maar de spreker heeft wel meteen je volle aandacht.

Keuze maken
Wat bedoelt Jezus nu met: Wie zijn vader, moeder, zuster of broer meer lief heeft dan mij, is mij niet waardig. En wie zijn kruis niet opneemt en mij volgt is mij niet waardig? Je kan moeilijk aannemen dat Jezus familiebanden niet belangrijk vindt. Iemand die zoals hij, God onze Vader noemt, die het wonderlijk ontroerend verhaal van de Verloren Zoon vertelt en die het dochtertje van Jaïrus en de zoon van de weduwe uit Naïm terug tot leven brengt, puur uit medelijden met de ontroostbare ouders, zo iemand heeft oog en hart voor de liefde en de genegenheid tussen verwanten. Wat Jezus bedoelt is dit: Als je hem wil volgen dan kost je dat wat. Dan kost je dat de pijn die echte liefde altijd meebrengt. Omdat echte liefde betekent dat je jezelf niet langer op de eerste plaats zet. Vader, moeder, zussen en broers staan hier voor de rust en de geborgenheid die gezin en familie je geven.
Welnu, echte liefde vereist dat je de ander, diegene die je nodig heeft op de eerste plaats zet. En dat je eigen rust en gemak, je eigen comfort en zekerheid op de achtergrond geraakt.

Radicaliteit
Hoe je het ook draait of keert en hoe weinig prettig dit vooruitzicht ook is, het volgen van Jezus vereist altijd een zekere radicaliteit. Je kan best een voortreffelijk mens zijn, die zorg draagt voor zichzelf en zijn gezin. En die, telkens als de kans zich voordoet, ook goed zal zijn voor anderen. En zonder twijfel wordt zo iemand opgenomen in Jezus’ genegenheid. Maar Jezus volgen is nog iets anders. Als je Jezus wil volgen dan komt de liefde, het gegeven-zijn, het er-willen-zijn-voor-de-ander, zonder pardon op de eerste plaats. En dan staat zelfs de zorg voor jezelf in het teken van die liefde.
Dan ga je zorg dragen voor jezelf omdat je anders onbekwaam bent om iets te betekenen voor anderen. Dan is dat zorgen voor jezelf nooit nog een doel op zich. Het verschil lijkt subtiel maar het is wezenlijk. Volgens niemand minder dan Kierkegaard ligt hier het verschil tussen Jezus bewonderen en Jezus navolgen. Voor wie Jezus wil navolgen komt de liefde op de allereerste plaats, je eigen goed voelen op de tweede plaats.

Kruis
En dan is er nog dat andere woord van Jezus: Wie mijn volgeling wil zijn moet zijn kruis opnemen en mij volgen. Bijzonder belangrijk is hier het woord zijn kruis. Ieder van ons heeft het zijne. Wij moeten het niet zoeken. Het komt zó wel. Navolging van Jezus vraagt niet dat we het martelaarschap zoeken. Ieder van ons krijgt zo wel zijn vrachtje te dragen. Het leven heeft voor ieder van ons iets anders in petto, zowel in het goede als in het onaangename. Wij moeten het kruis niet zoeken, het komt zo wel in ons leven. Dat kruis kan van alles zijn: ziekte of handicap, stukgelopen relaties, een ondraaglijk verlies enz. : De zwaarte van het leven, zeg maar. Die zware kant van het leven proberen te verzachten of te helen, maar, als dit niet lukt, hem dragen, je erdoor slaan, niet vluchten in compensatie, het niet verdringen. Soms heb je de indruk dat heel onze cultuur alleen maar gericht is op verdringing en op compensatie van het genieten. De plicht om te genieten van ‘s morgens tot ’s avonds. Genieten van eten, van barbecues en terrasjes, van reizen en van seks. Maar dat genieten-recept geneest niet, het verdringt de problemen alleen maar en maakt ons nog zieker. Wat Jezus van ons wil is dat we ons door de moeilijkheden heen bijten, dat we er ons met zijn hulp doorheen slaan. Wat hij ons biedt is niet alleen de zekerheid dat uiteindelijk God het laatste woord heeft en niets of niemand anders. Maar ook, voor nu al, dat een gegeven en liefdevol leven veel meer zin, diepte en geluk geeft dan het tomeloze najagen van genot.

“Gewone” dingen
En dan is er tot slot die fameuze “beker water”. Het lijkt wat banaal maar dat is het allerminst. Als je Jezus wil volgen kan je over bergen en zeeën naar achter – Indië trekken om daar een stuwdam te bouwen. Maar je kan ook liefdevol in het leven staan door een dorstig kind een glas water te geven, een zieke moed in te spreken, een luisterend oor te bieden, een bemoedigende blik, een schouderklopje, een dankbare knik. Het lijkt niet veel maar je helpt er misschien meer mensen mee dan met het bouwen van een stuwdam ergens voorbij de Himalaya.


Krachtig antidepressivum
di 11 juli '17

Zondag 9 juli 2017 – 14de zondag door het kerkelijk jaar A

“Komt allen tot mij die vermoeid zijt en onder lasten gebukt gaat”, zegt Jezus, “en ik zal u rust en verlichting geven”.
Bedoelt Jezus daarmee dat je, na een vermoeiende dagtaak bij hem een beetje rust en verpozing kan vinden, een beetje ont-stressen? Ik denk het niet.
Een neef van mij vertelde mij eens, tot mijn grote verbazing overigens, dat hij elke week naar de Mis ging. “Ik geloof wel niet alles wat daar vooraan gezegd wordt”, zei hij, “maar ik leid momenteel een hectisch bestaan en in die zondagsmis komt er een rust over mij die ik nergens anders vinden kan”.
En da’s natuurlijk heel mooi.
Ik hoor dat trouwens regelmatig ook van andere mensen. Velen, ook minder sterk gelovige mensen, komen blijkbaar tot rust in de stilte van een kerk of een kapel. En dat is uiteraard heel goed.
Maar ik denk niet dat het dát is wat Jezus hier bedoelt.
Dat beetje uitblazen en tot rust komen in zijn nabijheid na een moeilijke dag past ook niet echt bij zijn uiterst levendige persoonlijkheid.
Wat Jezus doet, wat hij altijd doet is ons oproepen om anders te leven, ons te bekeren en hem na te volgen.
Wat hij van ons verlangt is eerder opzwepend dan rustgevend.
Maar, als we erop ingaan, dan belooft hij ons een diepe rust en vrede die niets anders ons ooit kan geven.
Allen die ooit hebben geprobeerd hem te volgen, de grote heiligen, maar ook ontelbare gewone christenen hebben dit altijd weer opnieuw beaamd: Jezus navolgen vraagt discipline en soms ook het brengen van offers. Maar de innerlijke vrede die je ervoor in de plaats krijgt maakt de inspanning meer dan de moeite waard.

Ondraaglijke lasten
Laten we nu eens dieper ingaan op de woorden van Jezus, op de lasten waaronder wij gebukt zouden gaan en op zijn eigen juk dat we volgens hem op onze schouders moeten nemen om tot rust en verlichting te komen.
In Jezus’ tijd en meer bepaald binnen de joodse gemeenschap is het heel duidelijk over welke lasten het gaat.
De mensen waren ervan overtuigd -het werd hen voortdurend ingeprent- dat hun levensgeluk afhankelijk was van het stipt volbrengen van alle religieuze verplichtingen en het naleven van de 613 geboden en verboden.
Het spreekt vanzelf dat dit voor zo goed als elke (vooral gewone) mens onbegonnen werk was. In plaats van tevredenheid en geluk brachten deze regels vooral frustraties en gevoelen van onmacht en van falen.
Alleen al wat dát betreft betekent het nieuwe geloof, het christendom, een verademing.
De christelijke middeleeuwer bijvoorbeeld, kende ook wel veel geboden en verboden. (Waar hij overigens ook met veel enthousiasme tegen zondigde).
Maar hij kende ook de biecht.
Wij die de biecht alleen nog gekend hebben in een wat afgeleefde vorm, als een leeg routinegebeuren, wij kunnen ons nog nauwelijks voorstellen welk een bevrijdende kracht er van de biecht vroeger moet uitgegaan zijn.
De biecht zorgde ervoor dat een deel van onze loodzware verantwoordelijkheid werd weggenomen. Er was immers dat sterk geloof in vergeving, je kon voortdurend met een propere lei herbeginnen. Tenminste totdat de reformatie het protestantisme de biecht afschafte. En dan zie je hoe van dan af er een “zelfmoordgrens” door Europa loopt en die grens viel volmaakt samen met de scheiding tussen het katholieke zuiden en het protestantse noorden.
En dat Noorden kreunde zwaar onder het nieuwe sérieux en de herontdekking van onze “verantwoordelijkheid”.
Katholieken hebben altijd wel geloofd dat deugdzaam leven leidde tot meer geluk maar over het algemeen had gelukkig zijn toch vooral te maken met “geluk hebben”.
Als je gelukkig was had een gunstig gesternte dat zo beschikt, had je geluk gehad.

Terug van weggeweest
Tegenwoordig zijn wij terug helemaal doordrongen van de idee, de obsessie bijna dat wij alles zelf in handen hebben. Dat wij er zelf verantwoordelijk voor zijn.
Hoe we het geluk bereiken wordt ons kristalhelder voorgehouden: door hard werken, veel geld verdienen en dan genieten van alles wat met geld te koop is.
Maar belangrijk is vooral: God of het lot hebben daar niets mee te maken, alles hangt af van onszelf. Wij alleen zijn verantwoordelijk.
Het gevolg laat zich raden: een enorme druk. Elke tegenslag, elk tekortschieten, elk minder-gelukkig-zijn is immers onze eigen fout.
Alle stress, alle burn-outs, alle zelfmoorden van onze tijd hebben op één of andere manier daarmee te maken. Ze zijn voor een groot stuk het gevolg van die ondraaglijke last van ingebeelde verantwoordelijkheid die wij onszelf op de schouders hebben gelegd.
Jezus, van zijn kant, loopt absoluut niet hoog op met dat soort verantwoordelijkheden, verplichtingen, geboden en verboden.
Van hem is maar 1 gebod bekend: het gebod van de liefde.
Dat is meteen ook zijn juk: een lichte last: de ander laten voorgaan.
Je inzetten voor het geluk van anderen. En 2000 jaar na hem hebben miljoenen mensen de juistheid van Jezus’ visie ondervonden en beaamd.
Geluk kan je niet zelf vinden of veroveren. Het is wezenlijk een geschenk.
Probeer anderen gelukkig te maken, niet met een cadeautje hier of een verrassinkje daar, maar als een levenshouding. En je zal merken dat je eigen geluk een geschenk, een toegift is die je er zomaar bijkrijgt.


Gezonden
ma 19 juni '17

Zondag 18 juni 2017 – 11de zondag door het kerkelijk jaar A

Het Evangelie van vandaag brengt ons het relaas van de zending van Jezus’ leerlingen. Dat relaas is klaar en duidelijk en kan moeilijk misverstaan worden. Om te beginnen is de oproep gericht tot iedereen die hem wil volgen. Jezus heeft zich nooit beziggehouden met de vorming van een aparte klasse van priesters en predikanten of met het uitbouwen van structuren. Hij ging, zoals er geschreven staat, “al weldoende rond” en aan iedereen die hem wil volgen vraagt hij om hem inderdaad ook gewoon te volgen. M.a.w. om juist hetzelfde te doen als hij heeft gedaan. En wat heeft Jezus dan precies gedaan? Ook dat is heel eenvoudig samen te vatten in twee punten.

Vertrouwen en loslaten
Vooreerst heeft hij ons God leren vertrouwen als een Vader die van ons houdt en die ons draagt doorheen alle lijden, zelfs doorheen de dood.
Een God die ons nooit zal laten vallen, die altijd nieuwe toekomst voor ons openbreekt. Dat vertrouwen is meer dan nodig, opdat wij onszelf zouden durven loslaten om ons te geven aan anderen. Dat is het tweede punt.
God is inderdaad liefde, maar het zijn vooral wij die zijn liefde onder de mensen gestalte moeten geven. Hij wil ons daarvoor nodig hebben.
Het Rijk van God groeit dáár waar mensen toelaten dat God hen a.h.w. gebruikt om zijn liefde voor mensen gestalte te geven. Het groeit daar waar mensen zich laten raken door de schreeuw om warmte, genegenheid en vriendschap van mensen die “afgetobd neerliggen als schapen zonder herder”. Het Rijk Gods gebeurt daar waar mensen eenzamen en uitgestotenen opzoeken, zieken genezend nabij zijn, waar mensen luisteren naar het verhaal van diegenen die het gevoel hebben dat niemand hen nog interessant vindt.

Veelkleurig
Maar evengoed is het Rijk Gods daar waar grootschalige initiatieven, wetenschappelijk onderzoek en moedige politieke beslissingen ten goede komen aan diegenen die duidelijk het verkeerde lotje getrokken hebben in de loterij en die altijd in het hoekje zitten waar de slagen vallen. Dat zijn de twee dingen die Jezus van zijn volgelingen vraagt. Volledig vertrouwen op God, wat je ook overkomt: Hij draagt ons en Hij heeft het laatste woord.
En dan, vanuit dat vertrouwen in God, jezelf durven loslaten om je helemaal te kunnen geven aan mensen die je nodig hebben. En die misschien niet eens nog beroep op je durven doen. Omdat ze alle geloof in God en in de mensen verloren hebben.

Fake and …
Nu besef ik ook wel dat sommigen onder u de wenkbrauwen zullen fronsen, als ze me zo bezig horen en vinden dat het toch ook niet zo erg gesteld is met onze samenleving. Er is toch ook de welvaart, de geneeskunde, het sociale vangnet. En dat is natuurlijk zo. En ik wil zeker geen predikant van ‘ doom and gloom’ zijn. Daarvoor hou ik te veel van het leven en ken ik te veel mensen die het leven voor mijzelf en voor zovele anderen aangenaam en gelukkig maken. Maar als ik dan al die billenkletsprogramma’s zie op de Vlaamse tv-zenders, al die programma’s van grappen en grollen waarin mensen voortdurend bijna over de grond rollen van het lachen, dan denk ik toch: dát is in ieder geval niet het echte leven. Sterker nog, in feite versterken zulke programma’s bij (misschien wel de meerderheid van) de kijkers het gevoel dat zij zelf toch maar een triestig en ongelukkig leven leiden, dat ze enorm veel aan het missen zijn, dat ze er duidelijk niet bij horen.

… fantasy
Ach, voor mijn part moeten die programma’s niet weg. De plezante jongens en meisjes die daarin optreden weten waarschijnlijk zelf ook wel dat hun vrolijke opgewektheid geen afspiegeling is van de echte samenleving.
Maar beseffen onze mensen dat nog voldoende? Beseffen onze jongeren dat nog? Het wegdeemsteren van het christendom in onze gewesten is allang geen kwestie meer van “niet meer naar de Mis gaan”. De geestelijke ontbossing gaat altijd maar verder. Zelfs in onze dorpen groeten zeer vele mensen elkaar niet meer op straat. Alleen nog de vrienden van de sociale media. Maar die worden dan ook uitgebreid geaaid en geknuffeld.
En zo creëren mensen meer en meer hun eigen wereld: iedereen die ze niet leuk vinden wordt daar buiten gehouden. Maar dat is natuurlijk niet de echte wereld! Ouders dromen van een mooie toekomst voor hun kinderen.
Maar je krijgt de indruk dat “hard studeren” nog het enige is wat velen van hen van hun kinderen verlangen en zelfs ook eisen. Als ze dát echter doen, als ze goed blokken, dan lijkt het of ze de rest van hun dagen mogen vullen met genieten en zich ontspannen. Je vraagt je af of er nog genoeg aandacht is voor de gedachte dat ze ook iets moeten betekenen voor anderen, voor zwakken, voor minder gelukkigen …

Herder
Helemaal in het begin van de Bijbel blijft God Kaïn, die zijn broer vermoord heeft, achternazitten met de vraag: “Waar is je broeder?” Kaïn antwoordt daar korzelig op: “Ben ik soms de hoeder van mijn broeder?” Gans de Bijbel die daarna volgt is één lang uitgesponnen antwoord op die ene vraag.
En dat antwoord is: ja. Ik ben de hoeder van mijn broeder.


Onze andere Moeder
ma 12 juni '17

Zondag 11 juni 2017 – Feest van de H. Drie-eenheid (jaar A)

Je kan gerust en zonder de minste aarzeling stellen dat in de geschiedenis van de mensheid er nooit één vrouw geweest is die even geliefd, bewonderd en vereerd geweest is als Maria. Zelfs in onze tijd, nu de verafgoding van sportvedetten, filmdiva’s en mediafiguren vaak buitenissige proporties aanneemt, kan geen enkele van deze beroemdheden zich meten met Maria, met de enorme aantrekkingskracht die dit meisje uit Nazareth ook vandaag uitoefent op de harten van miljoenen mensen. En toch weten wij zo goed als niets over haar. Niet via de evangelisten en ook niet via de verslagen van andere tijdgenoten en ooggetuigen. En ook wetenschappelijk onderzoek of archeologische vondsten kunnen ons niet helpen. Wat dat betreft weten we meer over een schedel die ergens in Tanzania wordt opgegraven dan over de vrouw die tot in de verste uithoeken van de wereld vereerd wordt als de Moeder van God. Daardoor is de verleiding ook altijd groot geweest om Maria allerlei opvattingen en werkzaamheden toe te dichten die in werkelijkheid meer zeggen over ons dan over haar.

Bevrijder
Speciaal het “Magnificat” is altijd een rijke inspiratiebron voor onze fantasie gebleken. Maria wordt dan de sterke vrouw, de feministe, de patrones van de bevrijdingstheologie. Maar het Magnificat, waarin bezongen wordt hoe machtigen van hun troon zullen worden gestoten en eenvoudige mensen tot aanzien gebracht, heeft het niet over Maria maar over het bevrijdend optreden van God.
Het Magnificat is een gebalde en bijzonder krachtige verwoording van de kern van het joods-christelijke denken over God. Iemand heeft het ooit genoemd: de Marseillaise van het christendom. God wordt er in voorgesteld als Diegene die niet enkel oproept om goed te zijn voor elkaar, maar die mensen ook daadwerkelijk wil bevrijden uit elke vorm van onderdrukking en slavernij.
In het centrum van het jodendom staat de bevrijding van het volk uit het slavenhuis van Egypte. Dat is de oerervaring van Israël. Er is maar één God. Al die andere goden zijn nepgoden, die mensen onderdrukken en tot slaaf maken. Dat klinkt weinig verdraagzaam maar dat is wel het fundamenteel aanvoelen. Al de andere goden, ook de hedendaagse geld- en genotsgod, hebben wijzelf geschapen. En, hoe leuk ze ook lijken, uiteindelijk vernietigen ze ons. De ene ware God is fundamenteel een Bevrijder van mensen, op de eerste plaats van het volk Israël. Het christendom heeft dat inzicht verbreed naar alle mensen toe en naar ieder individu in het bijzonder.

Joods
En dat vind je dus wél bij Maria: de verwondering, de huiver, de verbijstering bijna dat “Hij die machtig is” zich ontfermd heeft over een klein eenvoudig meisje zoals zij en grote dingen aan haar heeft gedaan. Het fundamentele inzicht dat God een bevrijdende God is danken wij aan de joden. En het respect voor dat feit verklaart waarom wij christenen het Oude Testament blijven meezeulen, ook als daar nogal wat dingen in staan waar wij niet mee akkoord kunnen gaan. Christenen erkennen dus niet alleen de biologische evolutie in de Schepping (Darwin) maar ook de evolutie in het denken, ook in het denken over God. Het steeds beter begrijpen van de Openbaring. En zij hebben respect voor hun joodse roots.
Jezus was als mens een joodse man, die doordrongen was van het joods gedachtegoed. Hij heeft dat gedachtegoed verdiept en vernieuwd, maar je kan niet spreken van een totale breuk. Je kan integendeel de hele geschiedenis van Israël zien als een eeuwenlange voorbereiding van zijn komst. Wij erkennen dus dat het christendom schatplichtig is aan het jodendom, net zoals de verlichting op haar beurt ondenkbaar is buiten het christendom. Omdat dat laatste nogal eens ontkend wordt door vrijzinnigen en deze gedachte toch wel belangrijk is voor ons zelf-verstaan, komen we hier later op terug.

Omgang
Maar laat ons nu terugkeren naar Maria. Als je uit teksten zoals het Magnificat zo goed als niets kunt afleiden over Maria, behalve dan haar dankbare verwondering om wat God voor haar deed, hoe kunnen we dan iets over haar zeggen? Het simpele feit ligt daar dat wij nooit iets over haar kunnen zeggen, totdat we beginnen met iets te zeggen tégen haar. Pas als wij leren vertrouwelijk met haar omgaan, tegen haar spreken, bidden tot haar, beginnen wij te beseffen wie ze is en wat ze voor ons betekent. Maria is de vrouw die onnoemelijk dicht bij God staat en die tegelijk, naar de uitdrukkelijke wens van Jezus, ook onze moeder is. Eens dat wij daar diep van doordrongen zijn is alles gezegd. Dan gaan wij steeds meer en spontaan naar haar toegaan, op haar vertrouwen, onze vragen en problemen aan haar voorleggen. En ook al zal Maria, net zomin als onze biologische moeder, al onze problemen oplossen, we zullen steeds meer beseffen dat wij een Moeder in de hemel hebben die ongelofelijk veel van ons houdt. Er is op de hele wereld niets dat je zoveel grond onder de voeten geeft, je zo stevig op je poten zet, je zo intens gelukkig maakt als het besef dat iemand heel veel om je geeft en van je houdt. Maria houdt van ons en begrijpt ons, zoals alleen een moeder dat kan.

Recht op
Wij zouden echt ook met onze kinderen opnieuw meer moeten spreken over haar. Zij hebben daar recht op. Speciaal in deze tijd nu er zoveel gebroken gezinnen zijn, zoveel kinderen in instellingen leven, zoveel kinderen verwaarloosd worden. Maar ook als je een liefhebbende aardse moeder hebt blijft Maria belangrijk: ze is immers tegelijk de moeder van God en onze moeder. En dat wil toch wel iets zeggen! Of om in het wat meer hedendaagse termen te zeggen: houden van Maria is gezond. Zowel voor je ziel als voor je lichaam.


Pagina's