Nieuws uit de parochie

Waarom vasten?
zo 30 juli '23

Zondag 6 maart 2022, 1ste zondag van de Veertigdagentijd (jaar C)

Onmiddellijk, van bij het begin, is het duidelijk wie de hoofdpersonen zijn in dit verhaal. Het gaat over Jezus, de Geest van God en de duivel.
Of beter: over Jezus en over de 2 immense krachten die in zijn binnenste strijden voor de overmacht. En het is eveneens duidelijk dat tussen deze twee geen compromis mogelijk is. Ze sluiten elkaar uit.
Het is niet onbelangrijk om dat in volle duidelijkheid te zien.
Ingaan op wat de Geest van ons wil, maakt van ons open, zorgdragende, liefdevolle mensen. Ingaan op de duisternis in ons, die er ook is (in ieder van ons), bereikt het tegenovergestelde: het maakt ons gesloten, helemaal op onszelf gerichte hebzuchtige en machtswellustige wezens, wars van elk gevoel van medemenselijkheid.
Het is goed, te zien dat die 2 krachten werkelijk tegengesteld zijn.
Natuurlijk is in de praktijk waarschijnlijk geen enkele mens alleen maar goed en ook geen enkele mens alleen maar duivels. En onze spontane neiging is er een van zoeken naar een compromis. “Iets mag het hebben”.

TEGENPOLEN
Maar de 2 genoemde krachten zelf, de Geest van God en het duistere in ons, streven naar geen enkel compromis, zijn mekaars volmaakte tegenpolen.
En het is goed te weten op voorhand dat “een beetje van dit en een beetje van dat”, uiteindelijk dus wel moet mislukken.
Jezus weet dat en daarom is zijn houding categoriek; over die dingen valt er met Hem niet te praten, niet te onderhandelen: het is het één of het ander.
Hem parafraserend zou je kunnen zeggen: je kan niet tegelijk God dienen en de duivel.
Je kan wel zoals sommige figuren in de romans van Dostojevski uiterst losbandig leven en dan bij momenten even oprecht berouw tonen en hartstochtelijk boete doen. Hoe extravagant zo’n leven dan ook is, toch kan ik mij daar nog iets bij voorstellen. Maar heel bewust en geraffineerd je leven zo inrichten dat je van “beide walletjes” kan eten, dat kan gewoon niet.
Je gaat God nooit kunnen verzoenen met het kwaad. Maar je kan je bestaan natuurlijk wel inrichten met de fantasie dat je tegelijk van allebei kan genieten.
Soms hoor je wel eens: ik doe al genoeg voor de mensen, ik mag toch ook mezelf wat verwennen. Als dat gaat om het genieten van een stukje taart terwijl je jezelf vanwege de dokter moet matigen, kan dat natuurlijk geen kwaad.
Maar het is een gevaarlijke redenering als het gaat om ernstiger zaken.

BEKORING
Laten we nu eens kijken naar bekoringen, die Jezus moest overwinnen.
En waar trouwens ieder van ons mee te maken krijgt.
“De duivel” is een metafoor voor het duistere verlangen dat in ons opwelt telkens als wij in ons leven willen kiezen voor het goede, het juiste, voor de rechtvaardigheid en de liefde, kiezen voor God. Die keuze voor God lijkt vaak moeilijk waar te maken terwijl het duistere alternatief altijd bijzonder aanlokkelijk is, tintelend en fris. Jezus is daar zeer kordaat in en Hij verlangt van ons precies hetzelfde.
Wat nu die bekoringen betreft: laten we ons beperken tot de eerste, stenen in brood veranderen. De andere 2 die appel doen op onze eerzucht en onze hang naar macht zijn heel duidelijk herkenbaar en hoeven weinig uitleg.
De eerste echter heeft te maken met onze neiging tot materialisme.

VASTEN
De mening dat geluk ligt in eten en drinken, in feesten en seks.
Jezus vast, heeft honger en weerstaat de bekoring. Hoe meer je daarover nadenkt, hoe meer je beseft dat hier iets heel essentieels gezegd wordt.
Namelijk dat vasten, je van een bepaald genot onthouden, voor een christen altijd gebeurt om een groter goed te verkrijgen. M.a.w. als christen ben je geen masochist. Jezelf van alles ontzeggen heeft (tenzij om medische redenen) geen enkele waarde op zich. Het is duidelijk dat Jezus de woestijn introk om in dieper contact met God te komen.
En het is nu eenmaal een gekend gegeven (iets wat iedere religie weet) dat veel lawaai en een volle maag niet bevorderlijk zijn voor meditatie en gebed. Wanneer Jezus de bekoring weerstaat, dan is dat niet om een nummertje in zelfkastijding op te voeren maar om een veel hoger doel te bereiken: het verzadigd zijn van voedsel uit te stellen om des te beter te kunnen genieten van Gods aanwezigheid.
Van ons wordt precies hetzelfde verwacht met onze 40-daagse vasten.
D.w.z. dat wij tijdelijk en beperkt afzien van bepaalde genietingen, niet als een doel op zich, en ook niet als een prestatie, zoals wij dat als kinderen deden.
Maar om de kans te vergroten op een veel kostbaarder genieten: het diepe aanvoelen van een God, die intens veel van je houdt.

Verrijzenisgeloof
ma 14 februari '22

Zondag 13 februari 2022, 6de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag lezen we uit de zogenaamde “vlakterede” van Lucas, die sterke gelijkenis vertoont met de “Bergrede” bij Mattheus, waaruit je kan opmaken dat beide evangelisten uit dezelfde oerbron geput hebben.
We zouden nu, bij het bespreken van dit evangelie, de ondertussen klassiek geworden toer kunnen opgaan. We zouden dus ferm kunnen stellen dat mensen die arm, hongerig en verdrietig zijn en uitgesloten worden, helemaal niet zalig zijn. Maar dat hun lamentabele toestand juist een appel voor ons is om hen te helpen zalig te worden.
En bij de wee-roepen zouden wij zalvend kunnen zeggen dat ze niet voor ons bedoeld zijn, maar voor de superrijken, die dan—per definitie—hardvochtig zijn. Maar toch niet voor ons, die dus rustig mogen genieten van onze welverdiende welstand. Voor een stuk is dat natuurlijk ook zo.

Onbespreekbaar?
Maar we hebben dat al zo vaak gehoord. Ik hou persoonlijk ook niet zo van Savonarola, en andere boete- en armoedepredikers. Maar is er echt niets anders op te maken uit deze tekst? Laten we eens op zoek gaan naar wat niet voor de hand ligt, iets waar we het moeilijk mee hebben, en waar dus ook zelden over gesproken wordt als we het over dit evangelie hebben.
En dat moeilijke, bijna onbespreekbaar geworden zinnetje is: “Gelukkig zijn zij, want groot is hun loon in de hemel.”
Dat “loon in de hemel”, heeft ons vooral in de vorige eeuw en vooral de wat linksere jongens onder ons, behoorlijk dwars gezeten.
Het loon in de hemel werd gezien als een zoethoudertje, dat mensen die in armoede en miserie zaten content moest houden.

Zoethouder
“Godsdienst is opium van het volk”, zei Marx en alleen de revolutie van de onderdrukte massa kon bevrijding brengen. Velen hebben hem geloofd en zelfs binnen de Kerk begonnen we aan zelfcensuur te doen en het spreken over de hemel tot een minimum te beperken.
Totdat we, geleerd door de praktijk, beseften dat gewelddadige revoluties meestal alleen maar nog ergere onderdrukkers aan de macht brengen.
Zoals dat ontdekt is door Simone Weil, een joodse filosofe die later christen en zelf een heilige geworden is, maar aanvankelijk een vurige communiste was die in Spanje nog tegen Franco ging vechten. Later zag ze in dat niet godsdienst, maar de revolutie de opium van het volk is. Een bedwelmende drug waardoor ontelbare kleine mensen hun leven offeren om daarna nieuwe tirannen, erger dan de vorige, aan de macht te zien komen.

Centraal
Wordt het niet stilaan tijd dat wij ook in de Kerk terug meer gaan spreken over verrijzenis en over het leven na de dood?
Wij zijn al tientallen jaren bezig met het verengen van het geloof tot een vorm van moraal.
Maar in het centrum van ons geloof staat niet een ethisch systeem, maar de verrijzenis van Christus.
Als christenen na de dood van Jezus begonnen te spreken over de “Blijde Boodschap”, dan bedoelden ze daarmee dat ze getuige waren van de Verrijzenis.
En die “Blijde Boodschap”, of dat “Goede Nieuws”, zoals we nu zeggen, was dat dóór die verrijzenis van Christus al het andere zin kreeg.
Dostojewski zei: “Als je niet gelooft dat er een God bestaat en eeuwig leven na de dood, dan zou het eigenlijk dom zijn als je niet compleet je eigen goesting deed”.
Ik zal hem dat niet nazeggen, omdat die uitspraak tot heel verkeerde conclusies kan leiden. Ze houdt geen rekening met het feit dat nogal wat mensen die zich gelovig noemen, heel egocentrisch en weinig menslievend leven.
Terwijl er ook nogal wat niet-gelovigen zijn die een ethisch hoogstaand en zichzelf wegschenkend leven leiden.

Zingeving
Maar ik kan Dostojewski wel volgen als hij bedoelt dat het voor iemand die gelooft in God en in het eeuwig leven, logischer en ook gemakkelijker is om zijn ego in bedwang te houden en een “gegeven” mens te zijn. Of te worden.
Omdat dan het groeien in menselijkheid het vanzelfsprekende doel van het leven wordt. En er meteen ook de zin en betekenis aan geeft.
Het is dus belangrijk dat wij daar terug meer over spreken.
Het valt op dat heel veel mensen die niet geloven, uitdrukkelijk zeggen dat ze achter de christelijke waarden staan. En, door de eeuwenlange wereldheerschappij van het Westen zijn vele christelijke waarden ook bekend en aanvaard in landen waar het christelijk geloof voor de rest weinig betekent.
De moraal is dus niet echt een probleem.
In een tijd echter waarin ontelbaar vele mensen, bijna wanhopig, op zoek zijn naar de zin van het leven, mogen wij onze voornaamste zingevingstroef niet langer wegmoffelen: het geloof dat ons leven zijn volle zin en betekenis krijgt in het licht van de eeuwigheid.

Mensen als doorgeefluik
ma 14 februari '22

Zondag 6 februari 2022, 5de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag lezen we het roepingsverhaal van enkele apostelen, speciaal dan de roeping van Petrus. En dat verhaal eindigt met de wat eigenaardig klinkende woorden van Jezus: “Voortaan zult ge mensen vangen”.
Een betere vertaling lijkt dan: “Voortaan zult ge vissers van mensen zijn”. Maar ook die uitdrukking behoudt een zekere bijklank van “vangen”, van “in de val lokken”.
Immers een visser gebruikt lokaas om de vissen te lokken. En als hij succes heeft, is de vis in ieder geval de klos.
Een ander ongemak bij het lezen van deze tekst komt voort uit het feit dat water met de tijd een andere betekenis gekregen heeft voor ons. Voor de Bijbelse mens, die nochtans leefde in de nabijheid van de Middellandse Zee (voor ons het paradijs), was de zee iets afschrikwekkends en stond ze symbool voor duisternis en dood.
“Mensen vissen”, de opdracht voor iedere christen, wil dus zeggen: mensen redden, ze hoeden voor alles wat donker is. Mensen die de duisternis ingezogen zijn, omhoog halen en op het droge trekken. Hen terug tot leven brengen.

Voortschrijdend inzicht
Dat is wat Jezus deed en dat is dus ook wat ons te doen staat.
Toen Jezus Petrus uitdrukkelijk riep, mogen wij aannemen dat ze voor elkaar geen onbekenden meer waren. Petrus was, zoals later meermaals blijkt, een nuchtere visser. En die geeft zijn boot zomaar niet af aan de eerste de beste voorbijganger die een spreekgestoelte nodig heeft.
Hij kende Jezus, Hij wist dat Jezus’ liefdevol optreden alles te maken had met de goedheid van God zelf. Dat er een heel sterke binding was tussen Hem en God. Dat God in Hem zichtbaar werd.
En nu, bij die wonderbaarlijke visvangst, wordt dit voor Petrus duidelijker dan ooit tevoren. En hij valt op zijn knieën.
“Ga weg van mij, want ik ben een zondig mens”. Het is goed hierbij te zien dat Petrus niet door de knieën gaat vanwege schuldgevoelens. Maar hij is helemaal overdonderd door het besef van Gods goedheid, zichtbaar in Jezus.
Het besef dat God ook liefdevol op zoek gaat naar de minder heiligen onder ons. Niet alleen om ze vergeving te schenken, maar zelfs om hen in dienst te nemen.

Liefde doorgeven
Dit is een prima evangelieverhaal voor roepingszondag, maar eigenlijk is het geweldig nieuws voor elke dag. God die op een bijzonder moment, meestal onverwacht mensen, heel gewone mensen, helemaal overmant met gevoelens van warme genegenheid en geborgenheid. En hen in dienst wil nemen opdat ze “een beetje God voor andere mensen zouden zijn”.
Dat is de kern van elke christelijke roeping. Ervaren dat God je wil nodig hebben om zijn liefde door te geven aan andere mensen.
Het is natuurlijk belangrijk dat je daarbij allereerst overtuigd geraakt, door eigen ervaring, of door het getuigenis van anderen, dat God je onvoorwaardelijk liefheeft. Om dan, vanuit dat besef, het verlangen te voelen om dat met anderen te delen.
Het is goed daarbij te weten dat we ons geloof doorgeven. D.w.z. niet zozeer een ideologie of een reeks dogma’s, te nemen of te laten, maar op de eerste plaats een manier van leven: vanuit het ons geborgen weten in God, zelf liefdevol in het leven staan.

Kern
Maar natuurlijk gaat het niet alléén om een praxis.
Niet iedereen die vriendelijk en behulpzaam in het leven staat, is een christen.
En daarom is het goed dat Paulus ons vandaag nog eens herinnert aan de kern van ons geloof: de verrijzenis van Christus.
Christus, gestorven en begraven, Christus, verrezen en verschenen aan tallozen die toen nog in leven waren.
En de eeuwen daarna, door miljoenen mensen ervaren als de Levende Heer.
Nu wij leven in een tijd dat het christelijke aanvoelen over goed en kwaad in grote lijnen niet zo heel veel meer verschilt van wat de rest van de wereld daarover denkt, ook andersgelovigen en atheïsten, moeten wij oppassen dat wij onszelf niet laten opslorpen door de hedendaagse seculiere levenssfeer.
Als ook wij alleen nog praten over goed zijn voor elkaar en opkomen voor de “kleinen”, dan is onze eigenheid geruisloos verdampt.

Tegengif
Want het bestaan van God en het uitzicht op verrijzenis en eeuwig leven is voor christenen niet een optioneel toetje, een soort kers op de taart van het morele leven.
Neen. Het geloof in verrijzenis en eeuwig leven staat centraal in ons geloof. En het is, zeker in onze tijd, een schitterend tegengif tegen de alsmaar verder oprukkende gevoelens van onmacht, ontmoediging en zinloosheid.
Het geloof in het volle leven na de dood geeft immers ook leven aan het leven vóór de dood.

Wat bij tegenkanting?
ma 31 januari '22

Zondag 30 januari 2022, 4de zondag door het jaar (jaar C)

Vandaag zijn we getuige van Jezus’ verwerping in zijn eigen vaderstad Nazareth. Echt verwonderen doet ons dat niet. Wij kennen dat verschijnsel.
“Geen sant in eigen land”, geldt ook voor Jezus.
Jezus was op korte tijd heel bekend geworden en waar Hij kwam hingen de mensen aan zijn lippen.
Aanvankelijk zal dat de Nazareners wel met een zekere trots vervuld hebben.
Een jongen van bij ons, weet je wel. Ik heb zijn vader nog gekend.
Zijn moeder is zelfs nog een beetje familie. . .
Maar het duurt niet lang want, juist omdat Hij “iemand van bij ons” is, begint de jaloezie te steken. Vertolkt in vernederende gedachten als: wat heeft hij dat ik niet heb? En: ik ben toch niet minder dan hij?

Irritatie
Zoals altijd echter wil dit evangelie ons niet alleen iets vertellen over Jezus, maar ook, en misschien zelfs vooral, over ons, over wat God van ons verwacht en wat de wereld van ons verwacht. En, vooral, wat ons in die wereld te wachten staat als wij Jezus willen volgen, als wij leven, Hem achterna.
Christenen die oprecht proberen te leven naar hun geloof, zijn niet meteen de populairste jongens in de buurt.
Ook niet als dat een voorbeeldig leven is. Zeker niet als dat een voorbeeldig leven is. Mensen houden niet zo van voorbeeldig levende anderen.
Die irriteren alleen maar.
Ook als ze hun mond houden en niemand willen overpreken. Dan nog wordt hun andere manier van in het leven staan ervaren als een verdoken aanklacht.
Zo’n mensen die eerlijk proberen hun geloof serieus te nemen en ook oprecht proberen ernaar te leven, wekken aanvankelijk alleen maar milde spotlust op bij de meer wereldwijze medemensen.
Na een tijdje echter werken ze hen alleen nog op de zenuwen. En nog wat later merk je zelfs groeiende vijandigheid.
Maar wat had je anders verwacht van een maatschappij waarin gelovigen die gewoon op zondag naar de mis gaan, door sommigen fanatici genoemd worden?

Geen schapen
Maar goed, wij moeten ons daar ook niet te druk over maken. De wereld steekt nu eenmaal zo in mekaar. En Jezus heeft er ons niet alleen voor gewaarschuwd, Hij heeft het zelf ook moeten ondergaan. Het hele gamma.
Van milde spot tot pure vijandigheid. Wie zijn wij dan om daar helemaal van gespaard te blijven?
Mogen wij ons daar tegen verzetten? Natuurlijk. Wij moeten ons daar tegen verzetten. Maar dan wel met geëigende middelen. Met de rede, niet met vijandigheid en geweld.
Met een overredingskracht, die wij halen uit ons geloof en met behulp van kennis van zaken en van het verstand dat God ons gegeven heeft.
Er bestaat een wijdverspreid misverstand dat zegt dat christenen mak als schapen moeten staan voor hun vervolgers. Een paar niet helemaal goed begrepen uitspraken van Jezus zouden dat verantwoorden.
Niets is echter minder waar. Wij moeten met hart en ziel en met fierheid opkomen voor ons geloof. Ik moet in dat verband altijd denken aan de grote protestantse theoloog Dietrich Bonhoeffer. Toen zijn nazibeulen hem naar de executieplaats brachten, keek hij hen recht in de ogen en hij zei: “Jullie kunnen gewoon niet winnen”. En daarmee doelde hij niet op de oprukkende Amerikaanse legers. Hij bedoelde: uiteindelijk kan uw mensonterende ideologie het nooit halen van het christelijk geloof.
Ook niet in Duitsland.

Soorten liefdes
Als Jezus zegt: “Als iemand je in je gezicht slaat, biedt hem dan ook de andere wang aan”, dan wil Hij daarmee geen slappe of laffe houding promoten. Wel dat je, omwille van een meningsverschil, een ruzie of zelfs een handgemeen, nooit iemand voor altijd mag afschrijven. Dat je altijd opnieuw moet zoeken naar mogelijkheden tot verzoening.
Als iemand mij pijn doet en regelmatig tegen de schenen stampt, dan kan ik mij niet inbeelden dat Jezus van mij vraagt dat ik zo iemand zou waarderen of zou beminnen in de gewone betekenis van het woord. Maar wel dat ik geen wraak zou nemen en dat ik niet al het mogelijke zou doen om die mens te beletten ooit nog gelukkig te zijn.

Doetjes
Het christendom is helemaal doordrongen van de wet van de liefde.
Ons geloof is geen ideologie die met alle mogelijke middelen gepropageerd en verdedigd moet worden.
Boven alles uit is er de verplichting om lief te hebben.
Wij moeten natuurlijk wel evangeliseren, wij moeten opkomen voor ons geloof, verantwoording afleggen als dat geloof weersproken of aangevallen wordt.
Maar dat mag nooit ten koste gaan van de dwingende eis om lief te hebben.
Het is dus inderdaad een serieus misverstand van te denken dat je als christen een doetje moet zijn.
Want als je, bij alles wat je overkomt, liefde en vrede en verzoening uiteindelijk laat primeren, dan moet je juist een heel sterke persoonlijkheid hebben.
Wij zijn geen watjes. Maar we zijn ook geen bullies.

Het lichaam van Christus
do 27 januari '22

Zondag 23 januari 2022, 3de zondag door het jaar (jaar C)

Het evangelie van vandaag brengt ons het relaas van het optreden van Jezus in de synagoge van Nazareth aan het begin van zijn openbaar leven.
Het was een indrukwekkend optreden, een robuuste programmaverklaring.
Nu was er daar in de synagoge van Nazareth zeker geen gebrek aan kritische en zelfs negatief ingestelde toehoorders. We lezen immers dat Jezus toen al bekend was, men sprak over Hem in heel de streek en Hij werd algemeen geprezen.
En nu komt Hij dus aan in zijn eigen dorp, waar ze Hem nog gekend hebben als een gewone jongen. Het is een bekend verschijnsel dat mensen die naam gemaakt hebben en algemeen gewaardeerd worden het meest te duchten hebben van vroegere dorpsgenoten, “vrienden”.

Kritisch
In Nazareth zal dat niet anders geweest zijn. En daarom staat er dat, toen Hij uit de boekrol had voorgelezen, “Alle ogen gespannen op Hem gericht waren”.
Wachtend op Jezus’ verklaring van de tekst om dan de nodige kritische, misschien zelfs ironische vragen en opmerkingen op Hem af te vuren.
Maar Jezus blaast hen gewoon van hun sokken door totaal onverwacht uit de hoek te komen.
In plaats van de woorden, de profetie van Jesaja uit te leggen, aan bijbeluitleg te doen zou je kunnen zeggen, voegt Jezus er gewoon aan toe, tot verbijstering van zijn toehoorders: “Het Schriftwoord dat gij zojuist gehoord hebt is thans in vervulling gegaan”. En Hij bedoelt: in mij, in mijn persoon, in mijn optreden gaat het in vervulling.


Als Jezus het boek dichtrolt en teruggeeft aan de dienaar in het gebedshuis, is dat al een symbolische daad op zich. Hij zegt hier: “De tijd van alleen maar de voorspellingen van de profeten beluisteren en te dromen over een tijd dat aan de armen de Blijde Boodschap zal verkondigd worden, dat gevangenen zullen verlost worden, de blinden zullen zien en de verdrukten worden bevrijd, die tijd van uitzien is voorbij. Wat Jesaja voorspelt en waar de mensen van dromen, gebeurt hier en nu. In mijn persoon. De tijd van het Koninkrijk Gods vangt nu aan. Niet ooit, niet later, neen nu. Ik bén het Koninkrijk.
In mij, en meteen ook in allen die mij volgen, realiseert zich het Koninkrijk, niet ooit, maar nu. Gedaan met vrome beschouwingen en grote verwachtingen naar wat God gaat doen. God is hier en nu aanwezig in Jezus zelf en in christenen die het Koninkrijk in hun manier van leven gestalte geven.

Hoofd en lichaam
Vanaf de dood en de verrijzenis van Christus zijn zijn volgelingen, is de Kerk zijn lichaam op aarde. En moet zij dus ook niets anders doen dan zijn verlossingswerk onder de mensen verderzetten. Is het haar taak om de Blijde Boodschap te verkondigen, om blinden de ogen te openen, om armen te helpen en om gevangenen en verdrukten te verlossen.
M.a.w. de Kerk heeft geen andere reden van bestaan dan, onder leiding van de levende Heer, het verlossingswerk van Jezus verder te zetten. Om, met al de kracht die in haar is, die in ons is, ervoor te zorgen dat mensen meer tot leven komen.
De tijd om alleen maar uit te zien naar de komst van het Koninkrijk ooit, is voorbij. Het gebeurt nú, benadrukt Jezus, het gebeurt daar waar wij zijn woorden in praktijk brengen. Maar belangrijk is daarbij dat we het doen onder zijn leiding.
Denk aan wat we vorige week zegden over de “synodale weg”. Als wij ons inzetten voor het Koninkrijk, een rijk waar mensen die hulp nodig hebben, recht geholpen worden en waar ook andere mensen tot hun recht komen, dan is het uiterst belangrijk dat wij in onze werking trachten te weten te komen wat Gods bedoeling is. Anders zou wel eens kunnen blijken dat wij eigenlijk aan ons eigen koninkrijk aan het timmeren zijn.

Individuen
In dit verband is het goed ook even terug te keren naar de eerste lezing, waarin Paulus het uitgebreid heeft over dat “Lichaam van Christus” dat wij als Kerk moeten zijn. Dat lichaam van Christus is, zoals een gewoon lichaam, een organisch geheel.
D.w.z. dat alle delen ervan samen werken, dat het ene deel niet zonder het andere kan. Dat als één deel wegvalt, het hele lichaam daaronder lijdt. Maar ook dat alle delen anders zijn.
Het lichaam van Christus is dus niet een soort collectiviteit van allemaal dezelfde, identieke wezens, klonen en kopieën van elkaar.
Neen, het zijn allemaal individuele mensen. Nogal wat kunstkenners beweren zelfs dat pas met het christendom het individu verscheen in de kunst.
Maar die christelijke individuen zijn wars van elk individualisme. Ze zijn heerlijk ongelijk, ieder met z’n eigen gaven en talenten, maar ze zijn helemaal ingesteld op elkaar. Zij werken resoluut samen met slechts 1 doel: het vestigen van Gods koninkrijk op aarde: een koninkrijk van recht en zorg en barmhartigheid voor elke mens.
Of dit in de praktijk ook altijd het geval is valt te betwijfelen.
Maar wij moeten er constant aan werken.
Uiteraard en op de eerste plaats: werken aan onszelf.
Zodat elk van ons een gunstige bijdrage kan leveren tot de werking van het geheel: het lichaam van Christus op aarde.

Bruiloft te Kana
do 27 januari '22

Zondag 16 januari 2022, 2de zondag door het jaar (jaar C)

De bruiloft is het Bijbelse oerbeeld voor de relatie tussen God en zijn mensen.
Oerbeeld, omdat het in het Oude Testament al van in het begin overvloedig wordt gebruikt. En in het Nieuwe Testament wordt dat beeld probleemloos overgeplant op Jezus en zijn Kerk. Jezus is de bruidegom. Wij zijn bruid.
Het wonder in Kana is een “teken” dat in Jezus de bedoelingen die God heeft met zijn volk tot vervulling komen.
Anders dan in de heidense godsdiensten, waar de goden de mensen soms heel cynisch behandelen, wil de God van Jezus van ons, zijn mensen, houden zoals een bruidegom van zijn bruid. Zoals Oosterhuis het uitdrukt: “Hij gaat ons in en uit, wil met ons spelen, maakt ons tot zijn bruid. En wat we zijn, Hij heeft het ons gegeven”.
M.a.w. God wil ons geluk, Hij houdt van ons, Hij wil dat wij ten volle leven en gelukkig zijn. En dat wordt dan gesymboliseerd met het bruiloftsfeest, waar Jezus zorgt voor wijn in overvloed. Iedereen happy dus.
Twee bedenkingen daarbij.

Geluk
Eén: het bruiloftsmaal blijft een metafoor. Eten en drinken is een basisbehoefte en eraan voldoen is aangenaam en plezant, maar je wordt er niet speciaal gelukkig van.
Om echt gelukkig te zijn is er meer nodig, heeft de mens nood aan vriendschap, liefde en geborgenheid in zijn leven. Die zaken gaan wij eerder vinden door dichter bij Jezus te komen dan door altijd maar uitgebreider en rijkelijker te consumeren. En eigenlijk zien en weten wij dat wel. Want mét de toename van onze welstand en ons “feestgedrag” stijgt ook het gevoel van leegte, het geweld op straat en het buitensporig gebruik van drugs en medicatie.

Gods Hulp
En twee: Ieder van ons is anders.
Ieder van ons wordt geboren met andere vaardigheden, mogelijkheden en kansen.
Ieder van ons heeft als taak met zijn eigen mogelijkheden en in zijn eigen allerindividueelste omstandigheden een zinvol leven uit te bouwen.
En het is juist op dat vlak dat Gods liefde ons werkzaam nabijkomt.
God gaat ons niet per se helpen bij het door de maatschappij opgelegde streven naar materieel comfort. Maar wel op het vlak van de uitbouw van een als zinvol ervaren leven. En juist dát maakt mensen gelukkig.
Terwijl het mateloos streven naar bezit en materieel comfort vaak alleen maar compensatie is voor een leven dat als niet-zinvol ervaren is.
En dat inzicht zit ons niet zo lekker, omdat wij na eeuwen schaarste en armoede nu eindelijk de kans hebben op comfort en rijkelijk leven.
Maar God is een zachte heelmeester. En heel vaak bestaat zijn hulp juist hierin dat Hij ons niet een bepaalde visie oplegt of dicteert, maar dat Hij ons laat inzien dat houden van je partner en je kinderen, goede vrienden hebben, gewoon je tuin onderhouden en huiselijke werkjes opknappen veel meer zin geven aan je leven dan veel van de aangeprezen materiële middelen.
En dat inzien maakt ook gelukkig.

Theoloog
Tot slot is er nog een opmerkelijke passage in dit van symboliek zwangere verhaal, dat om verduidelijking vraagt. En dat is het moment waarop Maria, zijn moeder, beroep doet op Jezus’ tussenkomst. En Jezus antwoordt met: “Vrouw is dat uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen”. Wat eigenlijk neerkomt op een nogal boude afwijzing.
De reden hiervan is, lees ik bij een theoloog, dat Jezus op een besliste manier wil duidelijk maken dat de verlossing die Hij brengt niet gebeurt op vraag van de mens, maar gebeurt in opdracht van zijn Vader. Al wat Jezus zegt en doet is een uiting van Gods liefde voor zijn mensen.

Maria
Françoise Dolto, de grote Franse psychoanalytica, ziet dat anders.
Voor haar is de rol van Maria veel groter. In plaats van de nederige moeder die zich, na de afwijzing, stilletjes terugtrekt, zet ze door.
“Doe maar wat Hij u zeggen zal”, zegt ze tegen de dienaars. Maar eigenlijk is het zij die de zaak in handen neemt.
Voor Maria, zegt Dolto, is de tijd gekomen dat Jezus de grote stap zet en zich laat kennen als wie Hij werkelijk is: Gods zoon, God zelf in de gestalte van een mens.
Maar Jezus aarzelt: “Mijn uur is nog niet gekomen”. Hij twijfelt of Hij er al klaar voor is. En Maria lokt het dan uit. . .
Te Kana, zegt Dolto, is Maria Moeder van God geworden.
En dat spreekt mij enorm aan omdat het zo mooi is.
In ieder geval veel mooier dan: “Op het concilie van Nicea hebben de bisschoppen dat beslist”.

Openstaan voor God
do 27 januari '22

Zondag 9 januari 2022, Doop van de Heer (jaar C)

Toen God zich uiteindelijk ten volle liet kennen, gebeurde dat op een voor ons extreem buitenissige, niet zelf uit te denken manier: in een weerloos kind, geboren in een stal.
In plaats van de verpletterende majesteit van Jahweh van de Joden of de cynische brutaliteit van de heidense goden, de volstrekte weerloosheid van een kind, dat van in het prille begin heeft willen doormaken wat voor de meest kwetsbaren onder ons is weggelegd.
Een God die in de meest volstrekte zin van het woord afdaalde in ons mensenbestaan en alles wilde doormaken wat wij ooit moeten doormaken: onze vreugde en ons enthousiasme. Maar ook onze angst, onze pijn, onze eenzaamheid, alles wat de natuur en de mensen ons kunnen aandoen.
Het minste wat je kan zeggen, is dat de menswording van God in Jezus een ontzagwekkende daad van solidariteit was van God met de mens.
De mens die door God werd geplaatst in een niet altijd even vriendelijke wereld, omdat God hem vrij wilde. En vrij zijn wil zeggen dat je moet kunnen kiezen, dat naast het goede ook het kwaad aanwezig is.

Nederigheid
Wat je nog meer kan zeggen over de menswording, is dat het in ieder geval een ontzagwekkende daad van nederigheid was.
God die, zoals we met Kerstmis zagen, zijn staatsiekledij aflegde en naast de mens kwam staan om ook van binnenuit te “voelen” wat wij meemaken.
Over die nederigheid willen we het vandaag hebben.
Want het doopsel van Jezus, het feit dat Hij zich liet dopen door Johannes was inderdaad een verbijsterende daad van nederigheid.
Johannes preekte wat hij noemde een doopsel van bekering, speciaal bedoeld voor zondaars, opdat ze tot inkeer zouden komen.
Maar als je nu van iemand kan aannemen dat Hij zonder zonden was, dan is dat toch Jezus. Als die Jezus dan gewoon in de rij gaat staan van al die mensen die staan aan te schuiven om vergeving van hun zonden te verkrijgen, dan kan dat maar op 1 manier geïnterpreteerd worden: Hij wilde daarmee het enorme belang van de nederigheid onderstrepen.

Openstaan
Dat is trouwens iets wat alle religieuze en spirituele meesters uit alle tijden en culturen onderstrepen, het belang van je te oefenen in nederigheid.
En inderdaad, je kan alleen maar geestelijke vooruitgang boeken als je openstaat voor inzichten die je geschonken worden. Door God, door wijze mensen, door het leven zelf. Alleszins inzichten van buiten jezelf.
De moeilijkheid is dat een mens soms lijkt op een ei: te vol van zichzelf om nog iets anders te bevatten, nog voor iets anders open te staan.
Maar dat luisteren, dat openstaan voor wat van God kan komen is, meer nog dan gewoon bidden, het centrum van het godsdienstig leven.
In het joodse geloof begint elk profetisch woord en ook elke lezing in de synagoge met “Shema Israël”, “Hoor Israël”.
En ook bij de christelijke monniken, de benedictijnen vooral, is “luisteren”, openstaan voor wat God ons wil zeggen, het centrale woord.
Maar je kan alleen maar openstaan voor wat God je wil toevertrouwen als je jezelf eerst oefent in nederigheid. Nederigheid dan niet in de betekenis van onderdanig zijn t.a.v. andere mensen. Maar nederigheid in het relativeren van je eigen opvattingen, je eigen meningen laten bevragen door gedachten die van buitenaf worden aangereikt. Zeker als je kan vermoeden dat de geschonken inzichten van God zelf zouden kunnen komen.

Synodaal proces
En zo zijn we geruisloos aanbeland bij een begrip dat tegenwoordig erg in de belangstelling staat: het door paus Franciscus gepropageerde “synodaal proces”. Het valt op dat dat kostbare begrip links en rechts nogal vlug vertaald en begrepen wordt als: meer democratie in de Kerk. Dat is ook mooi natuurlijk, maar het gaat wezenlijk over iets anders. Wat God van ons wil, kan nooit het resultaat zijn van een stemming waarbij de helft + 1 het haalt.
Het synodaal proces houdt in dat we samen, hiërarchie en gewone gelovigen oprecht zoeken: wat wil God van ons, in verband met dit bepaald probleem of in deze situatie.
En dan kan het heel goed zijn dat een eenvoudige gelovige die het moeilijk kan uitleggen, beter begrijpt wat God van ons wil dan bijvoorbeeld de aartsbisschop.
En dát dan erkennen en op die manier ook beslissingen nemen, daarover gaat het.
Het synodaal proces wil dus zeggen: allen samen, hiërarchie en gewone gelovigen, op zoek gaan naar Gods wil.
En dan samen beslissingen nemen. En dat kan alleen maar vanuit een fundamenteel nederig openstaan voor wat de Geest ons wil zeggen.
Niet: wat wil ik, hoe zie ik het, wat zijn mijn inzichten?
Maar: wat wil God van ons?

Driekoningen
do 27 januari '22

Zondag 2 januari 2022, Openbaring van de Heer – Driekoningen (jaar C)

Het verhaal van de 3 wijzen is een mooi verhaal, een verhaal dat doet wegdromen. En het feit dat de volksverbeelding van de 3 wijzen, 3 koningen gemaakt heeft, verhoogt nog de romantiek en het aantrekkelijke van het verhaal.
Sinds René Descartes zijn wij echter zo rationeel ingesteld dat er heel veel rijkdom en schoonheid van het leven aan ons voorbijgaat.
En dat we zelfs niet eens nog de moeite doen om na te gaan wat zo’n verhaal ons wil vertellen: “Het is immers toch niet echt gebeurd”, zeggen we dan.
Laten we dus voor één keer dan toch maar eens nagaan: wat wordt hier eigenlijk verteld, wat wil men ons duidelijk maken?

Zoekers
Wie zijn om te beginnen de 3 wijzen? Volgens het verhaal komen ze uit het Oosten. En dan denk je dus in dat deel van de wereld en in die tijd al onmiddellijk aan Babylon, aan de Ziggoerats, de sterrenkijkers, de astronomen.
Maar in plaats van de sterren te bestuderen laten ze hun rationele bezigheden (je zou ook kunnen zeggen: hun cartesiaanse beperking) varen en ze gaan achter een ster aan. Ze laten hun berekeningen voor wat ze zijn om zich te laten leiden door een droom, een visioen, een “ster die voor hen uit gaat”.
Naar wat zijn ze dan op zoek? Ze zijn op zoek naar datgene waar elke mens in elke tijd naar op zoek is. Naar de zin van het leven, naar levensvervulling, naar geluk, naar vrede, naar schoonheid en gerechtigheid.
Waar vind je dat? Hoe bereik je dat? Wie schenkt je dat?
Daar zijn ze naar op zoek.
En het mooie is dat de drie wijzen, de drie zoekers hun doel bereiken: ze vinden wat ze zoeken. Niet in boeken, niet in geleerde beschouwingen en ook niet in astronomische berekeningen, maar in een kind, geboren in een stal.
En ze verzetten zich niet, ze geven er zich aan over.
Niet schoorvoetend of gelaten, maar enthousiast en vol vreugde.
Omdat ze, “in the middle of nowhere”, en op een totaal onvoorziene wijze gevonden hebben waar ze heel hun leven vruchteloos naar gezocht hebben: hun hart verzadigd, hun geest tot rust gekomen, het antwoord gevonden.

Herodes
Heel even in het verhaal laat de vinger van de oude wereld met zijn versleten antwoorden zich nog even zien.
Een wereld die alle heil verwacht van regels en voorschriften, van belangengroepen, berekeningen en vooroordelen, de wereld van Herodes, de wereld van de wetgeleerden, van de gevestigde macht.
En die wereld is heel verontrust. Hier gebeurt immers iets dat aan hun controle ontsnapt. Ze hebben er geen weet van, ze weten niet eens waar ze het moeten zoeken. En ze proberen de wijzen, met sluikse bedoelingen, voor hun kar te spannen. Maar de wijzen, juist omdat het wijzen zijn, laten zich niet van de wijs brengen en ze “keren langs een andere weg naar huis terug”.
Hiermee de boze plannen verijdelend van Herodes en van allen die hij vertegenwoordigt. En zodoende de kansen veilig stellend van ontelbare zoekers die in de komende eeuwen geluk en levensvervulling zouden vinden in de man die te Bethlehem in een stal geboren werd.

Avontuur
Wij zijn die zoekers. D.w.z. wij vertrekken niet vanuit een onaantastbare wetenschappelijke zekerheid. Iets wat trouwens, zoals we ondertussen weten, niet bestaat.
Wij vertrekken vanuit een geloof dat ons door de traditie wordt aangereikt.
Een geloof dat wij op onze levensweg voortdurend toetsen, bevragen en uitdiepen. Een geloof dat we ook confronteren met andere overtuigingen, en dat we, onderweg, ook verrijken met inzichten die ons vanuit andere tradities en disciplines worden aangereikt.
Ook de wetenschap levert waardevolle elementen om onze inzichten te verrijken en te verfijnen. Maar ons zoeken mag nooit uitlopen op starre formules en muurvaste zekerheden. Wij blijven avonturiers, volgers van een ster, zoekers naar antwoorden op onze diepste levensvragen.
En gaande de weg mogen we ontdekken dat Jezus inderdaad het antwoord is op de vraag naar de zin en de betekenis van de schepping, van onze wereld, maar vooral ook van het doel, de zin en de betekenis van ons eigen leven.
Het antwoord op ons diepste verlangen naar zin, naar volheid van leven en diep gelukkig zijn.

Ons diepste verlangen
do 27 januari '22

Vrijdag 24/zaterdag 25 december 2021, Kerstmis (jaar C)

De geboorte van Jezus Christus is de allerbelangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis van de mens. Ik zeg dat natuurlijk als christen, goed beseffend dat een gelovige moslim of een toegewijde communist daar allicht een andere mening over heeft. Maar hoeveel respect ik ook heb voor andere meningen, de overtuiging blijft dat wat Jezus ons leerde over de liefde als zingeving, doel en betekenis in ons leven, een altijd blijvende geldigheid bezit voor het leven van elke mens, welke ook zijn overtuiging is.
“God = Liefde”, zei Jezus. En daarmee haalde Hij de liefde weg uit de sfeer van alleen maar prettig en aangenaam en nuttig en verstandig en maakte Hij haar tot de belangrijkste kracht in ons bestaan, de kracht die zin geeft aan ons leven.

Menswording
Wij geloven dat Jezus geen filosoof of profeet was, geen verkondiger van een leer of van een moraal, maar God zelf in de gestalte en dus ook met de beperktheden van een mens.
Jezus was dus geen mens die voor God speelde, zoals de koningen en de keizers dat deden. Jezus was echt God, die zich zichtbaar en kenbaar maakte in een kwetsbare mens. Hij was dus ook geen God die voor mens speelde. Hij was voor 100% een echte mens, die water en bloed heeft gezweet van angst en die aan het kruis een afschuwelijke dood is gestorven.
In Jezus gebeurde echter ook het tegenovergestelde. En dat is waarschijnlijk altijd wat onderbelicht gebleven. In Jezus werd God niet alleen zichtbaar in de gestalte van een kwetsbare mens, maar nam God ook de mens en het menselijke op in zijn eigen wezen. Sinds Jezus weet God van binnenuit wat menszijn betekent. Niet alleen dus omdat Hij de Schepper is, maar van binnenuit weet Hij wat wij doormaken aan angst en pijn, aan afwijzing en eenzaamheid. In Jezus heeft God zijn staatsiekledij afgelegd en is Hij naast ons komen staan en mag Hij ons dus ook troosten. Het is geen aanstellerij, geen nummertje dat opgevoerd wordt. Hij heeft echt zelf alles doorgemaakt wat wij ooit kunnen doormaken. Hij weet ervan van binnenuit.

Onwezenlijk
Dit alles is echter binnen, laat ons zeggen, het normale godsdienstige denken, zo extreem buitenissig dat men het bij de verkondiging wel moest doorspekken met allerlei mythische elementen, wilde men het enigszins aanvaardbaar maken.
Vandaar de maagdelijke geboorte, engelen die zingen, een ster die de weg wijst en koningen die rijkelijke geschenken brengen.
Want God, die geboren wordt in een stal, met alleen maar wat armoezaaiers eromheen, het is niet direct iets om wild van te worden voor mensen die vertrouwd waren met de verpletterende majesteit van “Jahweh van de hemelse machten” of van Mars, Apollo en Jupiter.
Voor hen was het naakte geboorteverhaal zonder mythische tierlantijnen zo banaal en onwezenlijk dat het gewoon niet waar kón zijn. Vandaar. . .

Anders
Er is echter nog een tweede en nog veel belangrijkere reden waarom Jezus hoegenaamd niet voldeed aan de ideeën en verwachtingen van de toenmalige gelovigen.
De God die Hij leerde kennen, leek in niets op de goden waarmee de mensen vertrouwd waren.
Hij is geen God van wetten en regels, die zondaars veracht en die verlangt dat wij voor Hem reusachtige gebouwen oprichten en volkeren onderwerpen. Wij hebben dat allemaal wel gedaan, maar als we dat deden, waren wij andere goden aan het volgen, niet de God van Jezus.

Liefde
De God van Jezus, voor ons de enige echte God, is de God van de liefde. Van elke liefde. Van elke vorm van liefde. De zelfgave, het jezelf helemaal geven is zeker de liefde die het dichtst die van Jezus en dus ook die van God benadert.
Maar ook alle andere liefdes: caritas, het helpen van mensen in nood, de erotische liefde, en ook vriendschap en genegenheid, het zijn allemaal liefdes die thuishoren in de krans van licht en warmte, die God omgeeft.
En het mooie nu, is dat ook het diepste verlangen in de mens het verlangen naar liefde is: het verlangen naar liefde krijgen en liefde geven.
Het bevredigen van onze behoeften aan eten en drinken, aan seks en comfort, geeft ons een goed en aangenaam gevoel. Maar alleen het tegemoetkomen aan ons diepste verlangen, de liefde, maakt ons echt gelukkig.

Evolutie
Wij, mensen, zijn na miljarden jaren geëvolueerd van het eerste oer-slijm tot wie wij nu zijn. Soms hoor je wel eens fantaseren over wat nu de volgende stap in de evolutie zal zijn.
Grotere herseninhoud, een sterkere weerstand tegen ziektes, langer leven, sterk toegenomen fysische en psychische kracht enz.
Maar eigenlijk hebben wij dat helemaal niet meer nodig. Met het verstand dat we nu al hebben, zijn wij verdere fysische evolutie overbodig aan het maken. Wij ontwikkelen computers en robotten die veel sterker, vlugger en slimmer zijn dan wijzelf. Dat wij fysisch zouden verder evolueren heeft dus weinig zin, het is onnodig geworden.

Nieuwe stap?
Misschien is de volgende stap in de evolutie er een van puur geestelijke aard. Dat wij ons heel bewust afkeren van het nogal primaire vechten voor ons behoud, het domineren en wegduwen van anderen, het altijd maar bezig zijn met onszelf. En dat wij ons steeds meer richten op de liefde in al haar vormen. Op zelfgave vooral, er zijn voor de ander.
Zou dat niet de kern zijn van wat het kind van Bethlehem ons gebracht heeft?
En zou het niet geweldig zijn als de mensheid die stap zou kunnen zetten?
Heel bewust kiezen voor de enige weg die mensen gelukkig maakt; ingaan op het diepste verlangen dat in ons leeft: het verlangen naar liefde.

Een zalig kerstfeest.

Respectvol nabijzijn
do 27 januari '22

Zondag 19 december 2021, 4de zondag van de Advent (jaar C)

Vandaag, de laatste zondag in de voorbereidingstijd naar Kerstmis toe, krijgen we onverwacht een evangelielezing die helemaal niet in de lijn ligt van de vorige teksten.
Terwijl we de afgelopen zondagen wellicht met stijgend ongemak het nogal ongewone optreden volgden van Johannes de Doper, krijgen we vandaag plots een soort anticlimax met een heel liefelijk, heel huiselijk tafereel van Maria, die voor enkele maanden bij haar nicht gaat wonen om haar bij te staan in haar zwangerschap en bij de bevalling.
Na het ongewone optreden van Johannes en zijn opzwepende retoriek klinkt het verhaal van Maria’s bezoek aan Elisabeth bijna kleinburgerlijk banaal.

Eenvoudig
Misschien wel met opzet. Misschien wordt ons hier al, nog voor Jezus’ geboorte, duidelijk gemaakt waar het Jezus om te doen is, welk soort inzet Hij van ons vraagt. Blijkbaar toch niet op de eerste plaats het verrichten van grootse daden met verstrekkende gevolgen. Of het opzetten van uitgekiende projecten die verbazing wekken.
Hoe belangrijk die dingen ook zijn, als Maria een voorbeeld voor ons is, en natuurlijk is ze dat, dan toont het volgen van Jezus zich meestal toch op een veel eenvoudiger manier.
Als je christen bent en je kan je schouders zetten onder een belangrijk menslievend project dan moet je dat, als je er aanleg voor hebt en je krijgt er de gelegenheid toe, dan moet je dat zeker doen.
Het heeft echter weinig zin om op zo’n grote opportuniteit te wachten alvorens je iets doet.
Integendeel, dat wachten op die gelegenheid kan een alibi zijn om niets te doen.

Dagelijks
Terwijl het leven van een christen zich juist kenmerkt door het beleven van je geloof, van de christelijke liefde, van het je geven aan de mensen, hier en nu, in je onmiddellijke omgeving. Aan mensen vlakbij je, die je nu, op dit moment nodig hebben. Niet voor spectaculaire acties, maar vaak voor hele kleine dingen die voor hen belangrijk zijn.
Zoals bijvoorbeeld je zwangere nicht gaan bijstaan in gewone huiselijke taken. Klinkt heel gewoon, bijna banaal, maar in die situatie, heel belangrijk.
Speciaal in deze tijd, nu we weer door een periode moeten dat huisbezoek, en samenkomen en elkaar helpen, niet zo evident meer is, wordt het weer belangrijk om vindingrijk te zijn in het vinden van wegen en middelen om mekaar toch helpend nabij te kunnen blijven.

Grenzen
Anderzijds is deze nieuwe periode van bijna-lockdown ook een gelegenheid tot bezinning. Om eens rustig stil te staan bij onze manier van mensen bijstaan.
Deze keer niet om na te gaan of we het wel genoeg doen. Maar om terug zicht te krijgen op onze grenzen. Om na te gaan of we het niet te veel, te “grondig”, ik had bijna gezegd: “te opdringerig” doen. Want ook dat is niet goed.
Ik herinner mij nog een voorval van toen ik nog een pak jonger was. Er was in het dorp een nieuwe wijk met allemaal inwijkelingen. Vanuit de parochie vonden wij dat die mensen, die niemand van het dorp kenden, “dus wel eenzaam moesten zijn” en dat wij hen meer moesten bezoeken. Maar in onze groep zat een dame uit die wijk en die zei heel korzelig: “Wij voelen ons helemaal niet eenzaam en we zitten dus ook niet te wachten op dat soort bezoek.”
Ik moet daar nu nog vaak met veel plezier aan terugdenken.
Daarom vandaag: 2 aandachtpuntjes voor als wij bezig zijn de wereld te redden.

Carrousel
Ten eerste: het recht op eenzaamheid. Eenzaamheid is niet altijd een vloek. Zeker als het gaat om een korte periode, kan het meer een zegen zijn dan een vloek. Zeker in deze zwaar hectische tijd, waarin een mens zich soms voelt als een opgejaagd rund. De laatste decennia is de wereld verschrikkelijk versneld. Wij leven ontzettend gehaast. Wij rennen van de deurbel naar onze smartphone en van de brievenbus naar onze e-mail. Mensen snakken er soms naar om van die doldraaiende carrousel af te stappen. En vakantie nemen lost weinig op want onmiddellijk daarna begint alles opnieuw. Het enige wat helpt is: minderen. Denk aan die reclame voor Ardense hesp: A L’AISE.
Niet iedereen zit constant te wachten op ons bezoek, onze telefoon, onze mails. Mensen hebben, hoe raar het ook moge klinken, mensen hebben ook recht op een beetje eenzaamheid.
Dat is natuurlijk geen alibi om bijvoorbeeld alleenwonende ouderen te laten verkommeren. Maar het mag nooit betutteling worden, want dan raken wij aan de waardigheid van zo’n alleenstaande mens. Bovendien hebben gewoon werkende mensen met een gezin en verantwoordelijkheid ook recht om een beetje met rust gelaten te worden.

Wegduwen
En zo bestaat er ten tweede ook iets als: recht op verdriet. Als wij mensen bezoeken die angstig zijn voor de toekomst of verdrietig omdat ze leven met een gemis, dan hebben wij altijd de neiging om die angst of dat verdriet sussend te minimaliseren, soms zelfs weg te duwen. Omdat wij het er zelf moeilijk mee hebben. Het zijn immers barstjes in onze eigen ideale wereld. Maar mensen die angstig of verdrietig zijn, die hebben daar recht op. Je kan, zoals Maria, hen nabij zijn, hen helpen met kleine dingetjes en hen ook proberen te troosten en te verlichten. Maar je mag hun angst en verdriet niet wegduwen.
Verdriet mogen hebben is kostbaar. Verdrietig mogen zijn kan ook genezend werken.
Mensen hebben er recht op.

Pagina's